Naar inhoud springen

Vervolging van christenen/Geschiedenis: verschil tussen versies

k
geen bewerkingssamenvatting
kGeen bewerkingssamenvatting
Regel 8:
 
Men onderscheidt de volgende vervolgingen:
# De eerste vervolging onder keizer Nero (keizer 54-68), in de jaren 64 - 67<ref name=":0">H.M.H. Bartels, ''Geschiedenis der Katholieke Kerk''. Venloo: G. Mosmans senior, 1926. </ref>.
# De tweede vervolging onder Domitianus (keizer 81 - 96);
# De derde vervolging onder Trajanus (keizer 98 - 117);
Regel 84:
De zevende vervolging van de christenen begon in 249. Het was een zeer grote en wrede vervolging, en wel onder de regering van keizer Decius, die regeerde van 249-251. Decius vervolgde uit ''politiek'', van 249 - 250. Hij wilde de oude Romeinse wereldmacht herstellen op de grondslag van de oude Romeinse godsdienst. In zijn oog was het christendom de gevaarlijkste vijand van de Romeinse staat. Door algemene wetten wilde hij het christendom uitroeien. „Liever - zei hij - een mede-keizer in Rome, dan een paus.”<ref>Cyprianus, Ep. 52. Aangehaald door H.M.H. Bartels, ''Geschiedenis der Katholieke Kerk'' (Venloo: G. Mosmans senior, 1926) blz. 42. </ref>
 
Het christendom moest dus vernietigd, alle christenen tot offeren aan de afgoden en aan de keizer gedwongen worden. Door openbare, langdurige martelingen trachtte men de christenen tot afval te brengen. Men wilde geen martelaren meer maken, maar apostaten (afvalligen). Daarin slaagde men niet zelden.
 
Christenen werden in vier groepen onderscheiden.
 
# ''Libellatici'': die een libellum kochten, een certificaat dat verklaarde dat zij hadden op de voorgeschreven wijze hadden geofferd of daartoe bereid waren;
# ''Thurificati'': die wierook brandden;
# ''Sacrificati'': die offerden;
# ''Confessores'': die belijdenis deden, de belijders.
 
In deze tijd was er een hevige discussie in de kerk of de gevallen christenen wel terug mochten in de kerk.
 
Sommigen dachten dat hij de vervolging beval uit haat jegens keizer Filippus, die de christelijke godsdienst had aangenomen. Maar Cyprianus, die in die tijd leefde, schrijft de aanleiding tot deze vervolging aan de christenen zelf toe. ''"Men moet (zegt hij) het inzien en belijden, dat de grimmige en vernielende benauwdheid, die onze kudde voor het merendeel verwoest heeft en nog zonder ophouden verwoest, om onze zonden ons is overkomen, omdat wij de weg des Heeren niet bewandelen, en de hemelse geboden ons tot onze zaligheid gegeven, niet bewaren. Onze Heere heeft de wil Zijns Vaders volbracht, en wij volbrengen de wil van onze Heere niet. Ieder onzer benaarstigt zich om geld en goederen te vergaderen, de hovaardij na te jagen; men maakt zich schuldig aan afgunst en tweedracht, verzaakt de eenvoudigheid en verloochent de boze wereld alleen niet woorden en niet met daden, behaagt zichzelf en mishaagt allen. Wij worden aldus geslagen, gelijk wij verdienen; want welke plagen, welke slagen verdienen wij niet?"'' etc.
Regel 126 ⟶ 135:
In het jaar 302 na Christus' geboorte, in het 19e jaar der regering van keizer [[Diocletianus]], gaf deze bevel tot een grote en wrede vervolging van de christenen. Van deze vervolging, die de tiende genoemd wordt, zegt de gelovige schrijver [[Sulpicius Severus]] (leefde 363 — ca. 422) het volgende: 
''Omtrent 50 jaren na hem'' (te weten, keizer Valerianus)'', onder de regering van Diocletianus en Maximianus, brak de allerhevigste vervolging uit, die tien jaren achtereen Gods volk plaagde. In die tijd was genoegzaam de gehele wereld be­smet met het heilig bloed van de martelaren, want men liep als om strijd tot deze heerlijke en beroemde martelingen. Door op een waardige en heerlijke wijze te sterven, werd toen de eer, die een martelaar toekomt, met grotere ijver gezocht, dan men nu, door ongepaste en zondige eergierig­heid gedreven, de bisschoppelijke ambten najaagt. De wereld werd nimmer door enige oorlog meer onderdrukt; nimmer hebben wij met groter triomf overwinningen behaald, dan toen wij door tienja­rige verdrukking en geweld toch niet konden overwonnen worden.'' 
Diocletianus wilde het christendom uitroeien door: 1e liquidatie van de kerkelijke leiding; 2e verwoesting van alle kerken; 3e vernietiging van alle christelijke literatuur; 4e uitroeien (vermoorden) van alle christenen.
 
In deze vervolging werd Diocletianus ook aange­zet en geholpen door zijn mederegent [[Maximianus]]. Diocletianus woedde tegen de christenen in het oosten, Maximianus tegen die in het westen van het rijk. Eerst woedde Diocletianus tegen de christensoldaten, die reeds een groot deel van het leger uitmaakten. Een geheel legioen, met de gelovige Mauritius aan het hoofd, werd ter dood gepijnigd<ref>Dat was het Thebaanse legioen (Legio Thebaïca), volgens de overlevering in het Egyptische Thebaïs gerecruteerd, en dat geheel bestond uit christenen. Het werd ± 300 bij Agaunum (Saint-Maurice in het Zwitserse kanton Wallis) gemarteld, omdat het, onder aanvoering van de gelivige Mauritius, weigerde de christenen te vervolgen. Volgens een latere overlevering zouden ook Gereon met 318 gezellen te Keulen en Victor met 330 gezellen te Xanten en een groot aantal Trierse martelaren tot het Thebaanse legioen behoord hebben. De oudste legende van bisschop Eucherius van Lyon (± 400) bewijst in elk geval, dat in Agaunum een groot aantal Romeinsche soldaten de marteldood geleden hebben.</ref>. In het jaar 303 echter begon de algemene vervolging. Edikt volgde op edikt. Het eerste beval de verwoesting van alle christenkerken en het verbranden van de heilige boeken, het tweede verordende de kerkering van alle opzieners en ouderlingen; het derde bedreigde alle gelovigen die weigerden aan de goden te offeren, met pijnbank en dood. Het vierde, dat in 304 verscheen, gebood op doodstraf aan alle christenen het offeren aan de afgoden. Op de strengste wijze werden deze edikten door meedogenloze rechters en beulen uitgevoerd. Men wedijverde in het uitdenken van nieuwe en immer pijnlijker folteringen.
 
Regel 212 ⟶ 223:
 
mestede </ref>. Met ongeveer honderd medegelovigen, inclusief Ustazades, werd Simeon ter dood gebracht door onthoofding. Hij moest toekijken naar de onthoofding van de christenen die samen met hem veroordeeld waren; hij bad voor iedereen, moedigde elke martelaar aan om trouw te zijn. Hij versterkte de martelaren versterkt met de hoop op de toekomstige opstanding, en met het onvermengd genot van de godzaligheid, dat hij krachtig met de Schrift bewees. Hij zei: "''Zó te sterven is een waarachtig leven; maar God te ver­zaken is een gewisse dood. Al worden wij ook door niemand gedood, wij moeten toch eens ster­ven; want dit is het einde van allen die geboren zijn en leven. Daarna volgt de eeuwigheid, die voor ieder echter niet hetzelfde wezen zal, want ieder ontvangt loon naar wat hij gedaan heeft, hetzij goed, hetzij kwaad. Onder alle schatten is er geen beter of zaliger dan te sterven voor de naam van God''." Onder deze toespraak van Simeon, gingen zij moedig de dood te gemoet. Simeon zelf was toen de laatste die werd terechtgesteld.<ref>Zie https://www.heiligenlexikon.de/MRFlorilegium/17April.html</ref>
 
== 11e eeuw ==
In het land Israël worden christenen, ook pelgrims, verdrukt door moslims. Om de verdrukking te bestrijden en het heilige land te bevrijden van de moslimheerschappij organiseert de Kerk [[kruistochten]]. De eerste begint in het jaar 1096.
 
== 13e eeuw ==
Regel 304 ⟶ 318:
 
H.M.H. Bartels, ''Geschiedenis der Katholieke Kerk''. Venloo: G. Mosmans senior, 1926. Enige tekst van blz. 37-47 is onder wijziging verwerkt in 2018-2019.
 
[[Christenvervolging]], een kort artikel eerder op Christipedia verschenen. Tekst hiervan is deels overgenomen op de huidige pagina en wel op 19 maart 2023.
 
== Voetnoten ==
Cookies helpen ons onze services aan te bieden. Door onze services te gebruiken stemt u in met het gebruik van onze cookies.