Naar inhoud springen

GEZAG en/in DIENSTBAARHEID m/v: verschil tussen versies

vervog herstel orsponkelike opzet.
(vervolg oorspronkelijke opzet herstellen)
(vervog herstel orsponkelike opzet.)
Regel 95:
Jezus verscheen hen 40 dagen lang, na zijn opstanding. Hij spreekt met hen over al wat het Koninkrijk Gods betreft en dat ze moesten wachten op de belofte van de Vader Om met de Heilige Geest gedoopt te worden. 'Wanneer de Heilige Geest over jullie komt Dan zul je kracht* ontvangen, (''dunamin''). En je zult mijn getuigen* zijn'.(''martures''). Ons woord ‘martelaar’. Op de pinksterdag; zij dan, (1) die zijn woord (van Petrus) aanvaarden, (2) lieten zich dopen …..(3) En zij bleven volharden bij het onderwijs* (''didachij'') van de apostelen. Want Jezus had de apostelen Zijn bevelen, geboden gegeven ,om dit aan de nieuwe discipelen te leren.
 
'''Het kiezen van een 12e apostel,'''(gezagsdrager) Han.1:20-26 in de plaats van Judas die aan deze ‘bediening* deel had gekregen, gebeurt zo; Petrus zegt in de psalmen staat: ‘een ander neme het ‘opzicht* (''episkopos'').dat hij had’ . Er moet dan, (hierbij noemt hij de conditie, voorwaarden) a. van de mannen die zich bij ons hebben aangesloten, b. in al de tijd dat de Here Jezus bij ons in- en uitgegaan is, c. te beginnen bij de doop van Johannes tot de dag, dat Hij van ons werd opgenomen, d. een van hen met ons getuige worden van Zijn opstanding. De conditie van (oog)getuige* zijn noemde Jezus. Han.1:8
a. a. In de kring van ongeveer 120 mensen word door deze mensen zelf rondgekeken. b. En zij ( de kring, de gemeente) stelden er twee voor. c. Toen werd er voor hen gebeden. d. En aan God gevraagd om aan te wijzen wie deze ‘dienst* en ‘apostelschap* moet vervullen. e. Daarna werd er geloot wie het zou worden. f. En hij werd gekozen* verklaard. Dat was dus Mattias, die deze ‘bediening’ ontving, dit ‘opzicht’, deze ‘dienst’ en ‘apostelschap’.
Er moet dan, (hierbij noemt hij de conditie, voorwaarden)
a. van de mannen die zich bij ons hebben aangesloten,
b. in al de tijd dat de Here Jezus bij ons in- en uitgegaan is,
c. te beginnen bij de doop van Johannes tot de dag, dat Hij van ons werd opgenomen,
d. een van hen met ons getuige worden e. e. van Zijn opstanding.
De conditie van (oog)getuige* zijn noemde Jezus. Han.1:8
a. In de kring van ongeveer 120 mensen word door deze mensen zelf rondgekeken.
b. En zij ( de kring, de gemeente) stelden er twee voor.
c. Toen werd er voor hen gebeden.
d. En aan God gevraagd om aan te wijzen wie deze ‘dienst* en ‘apostelschap* moet vervullen.
e. Daarna werd er geloot wie het zou worden.
f. En hij werd gekozen* verklaard.
Dat was dus Mattias, die deze ‘bediening’ ontving, dit ‘opzicht’, deze ‘dienst’ en ‘apostelschap’.
 
Ook vroeger en nog in sommige kerken, werden er altijd tweetallen voorgesteld voor het ambt van ‘ouderling’ en ‘diaken’. De gemeenschap, de kerk (''ekklesia'') werd betrokken en geraadpleegd bij het aanstellen.
De gemeenschap, de kerk (''ekklesia'') werd betrokken en geraadpleegd bij het aanstellen.
zo als de apostelen dus al deden bij de 120 discipelen.
 
Wel zien we dat apostelen over verschillende gemeenten gezag hebben. Petrus en de anderen zenden ‘afgevaardigden’ naar de gemeente van Antiochië om orde op zaken te stellen en de gemeente te bouwen. Apostel Paulus heeft gezag over de gemeenten die door/onder zijn bediening ontstaan zijn.
 
Verschillende van deze apostelen hebben brieven geschreven waarin ze vooral aangeven dat ze ‘dienstknecht* (''doulos'' = slaaf) en / of apostel zijn. In Jak.1:1 staat dat Jacobus zichzelf noemt: ‘dienstknecht van God en de Here Jezus Christus. Is hij een van de twaalf? waarschijnlijk wel. In 1Pet. 1:1 lezen we: ‘Petrus, een apostel van Jezus Christus. En in 2Pet. 1:1 Simon Petrus, een dienstknecht en apostel van Jezus Christus. En in Jud. 1, Judas, een dienstknecht van Jezus Christus Opb.1:1, om zijn dienstknechten te tonen, - door de zending van Zijn engel aan Zijn dienstknecht Johannes. Of er al anderen tot apostel benoemd waren voor Paulus is niet duidelijk. Wel is zo dat de eerst elf (of twaalf) ook door Paulus “de onvergelijkelijke apostelen” genoemd worden. EN dat is ook in zekere zin zo, want aan hen heeft Jezus zijn geboden gegeven Han.1:1. en ook Petrus komt er op terug met: ‘ en aan het gebod uwer apostelen van de Here en Heiland. 2Pet. 3:2. Judas in zijn brief: ‘herinnert u de woorden, die voor dezen gesproken zijn door de apostelen van onze Here Jezus Christus’.Jud.17. Daarom zijn de overige apostelen niet te vergelijken, in zekere zin, met de twaalf, want de twaalf hebben een rechtstreeks mandaat van Jezus ontvangen.
 
'''Rechten van de apostelen'''. Paulus heeft het daarover in 1Kor.9 dat hij net zo goed een apostel is, ook Barnabas. 1. vs 4,,’Hebben wij geen bevoegdheid (''exousia'') om te eten en te drinken’. 2. vs 5, ‘Hebben wij geen bevoegdheid (''exousia)'' om een zuster als vrouw mee te nemen, gelijk ook de andere apostelen en de broeders van de Here en Kefas? 3. vs 6,. ‘Of hebben alleen ik en Barnabas geen bevoegdheid (exousia) om vrij te blijven van handenarbeid’.
Regel 138 ⟶ 125:
F. '''Oudsten'''
 
In het oude Israël waren er al Oudsten (ZaQeNyM). Dit begrip was dus niet nieuw voor de gemeenten en de apostelen. EERSTE OUDSTEN in de GEMEENTE Dat er na verloop van tijd naast de Apostelen ook Oudsten aangesteld waren blijkt wel uit het feit dat Barnabas en Saulus betreffende een bepaald geschil zich wenden tot de Apostelen en Oudsten in de gemeente van Jeruzalem. Dit lezen we in Han.15:2, ‘droegen zij (de gemeente van Antiochië) Paulus en Barnabas en nog enigen van hen op zich tot de Apostelen en Oudsten te Jeruzalem te begeven naar aanleiding van dit geschil. En in Han.15:4, ‘werden zij door de gemeente , de Apostelen en de Oudsten ontvangen’. En in Han.16:4, ‘gaven zij hun de beslissingen, die door de Apostelen en Oudsten te Jeruzalem genomen waren’. APOSTELEN zijn ook OUDSTEN Het bijzondere is dat ook de Apostelen zichzelf als Oudste zien. Dit lezen we in 1Pet.5:1, ‘De Oudsten onder u vermaan ik als mede-Oudste’. En ook de Apostel Johannes noemt zich Oudste in 2Joh.1:1, 3Joh.1:1, de Oudste. Dat  impliceert dan tevens dat ook de Oudsten het ‘exousia’ gezag hebben. Ook om te bidden voor genezing. Jak.5:14-15 ‘het gelovig gebed (van de oudsten) zal de lijder gezond maken’. GEMEENTE is VOLLEDIG met OUDSTEN Ook lezen we dat het de bedoeling is dat er in elke gemeente Oudsten komen. Han.14-23 Barnabas en Saulus, nadat zij voor hen in elke gemeente Oudsten hadden aangewezen, droegen zij hen onder bidden en vasten den Here op. We zagen eerder dat dat gebeurde met instemming van de gemeente doordat zij zelf mannen voordragen. Tit.1:05 ‘Ik heb je op Creta achtergelaten met de bedoeling, dat je in orde zou brengen hetgeen nog verbetering behoefde, en dat je , zoals ik opdroeg, in alle steden als Oudsten zou aanstellen mannen ... Paulus stelt hier dus dat als een gemeente nog geen Oudsten heeft dat dit verbetering behoeft, dat het dus niet goed is als er geen Oudsten zijn, zodat anders de gemeente geleid wordt door broeders (en zusters) die verbaal hun woordje kunnen doen.[en daardoor de kans hun mening de boventoon voert en de geringere in de verdrukking komt zoals in 1Kor.11:21.] Maar dat het goed is dat er leiding gegeven wordt door aangestelde mannen, door gebed en en vasten en de Heilige Geest. Mannen die het gezag ''(exousia)'' en verantwoording dragen.
In het oude Israël waren er al Oudsten (ZaQeNyM). Dit begrip was dus niet nieuw voor de gemeenten en de apostelen.
EERSTE OUDSTEN in de GEMEENTE
Dat er na verloop van tijd naast de Apostelen ook Oudsten aangesteld waren blijkt wel uit het feit dat Barnabas en Saulus betreffende een bepaald geschil zich wenden tot de Apostelen en Oudsten in de gemeente van Jeruzalem.
Dit lezen we in Han.15:2, ‘droegen zij (de gemeente van Antiochië) Paulus en Barnabas en nog enigen van hen op zich tot de Apostelen en Oudsten te Jeruzalem te begeven naar aanleiding van dit geschil.
En in Han.15:4, ‘werden zij door de gemeente , de Apostelen en de Oudsten ontvangen’.
En in Han.16:4, ‘gaven zij hun de beslissingen, die door de Apostelen en Oudsten te Jeruzalem genomen waren’.
APOSTELEN zijn ook OUDSTEN
Het bijzondere is dat ook de Apostelen zichzelf als Oudste zien.
Dit lezen we in 1Pet.5:1, ‘De Oudsten onder u vermaan ik als mede-Oudste’.
En ook de Apostel Johannes noemt zich Oudste in 2Joh.1:1, 3Joh.1:1, de Oudste.
Dat  impliceert dan tevens dat ook de Oudsten het ‘exousia’ gezag hebben. Ook om te bidden voor genezing. Jak.5:14-15 ‘het gelovig gebed (van de oudsten) zal de lijder gezond maken’.
GEMEENTE is VOLLEDIG met OUDSTEN
Ook lezen we dat het de bedoeling is dat er in elke gemeente Oudsten komen.
Han.14-23 Barnabas en Saulus, nadat zij voor hen in elke gemeente Oudsten hadden aangewezen, droegen zij hen onder bidden en vasten den Here op. We zagen eerder dat dat gebeurde met instemming van de gemeente doordat zij zelf mannen voordragen.
Tit.1:05 ‘Ik heb je op Creta achtergelaten met de bedoeling, dat je in orde zou brengen hetgeen nog verbetering behoefde, en dat je , zoals ik opdroeg, in alle steden als Oudsten zou aanstellen mannen ...
Paulus stelt hier dus dat als een gemeente nog geen Oudsten heeft dat dit verbetering behoeft,
dat het dus niet goed is als er geen Oudsten zijn, zodat anders de gemeente geleid wordt door broeders (en zusters) die verbaal hun woordje kunnen doen.[en daardoor de kans hun mening de boventoon voert en de geringere in de verdrukking komt zoals in 1Kor.11:21.]<
Maar. dat het goed is dat er leiding gegeven wordt door aangestelde mannen, door gebed en en vasten en de Heilige Geest Mannen die het gezag ‘exousia’ en verantwoording.dragen.
 
Het WOORD ‘OUDSTE’ Het woord Oudste of Ouderling is in het Grieks 'Presbuteros'. Bij Petrus ‘Sum Presbuteros’ mede-oudste. Hier van afgeleid is 'presbyter' en presbyteriaanse kerk, mogelijk ook het woord 'priester' in de roomse kerk. Oude man is ‘Presbuterooi’. Oude vrouw is ‘Presbuteras’. Maar het betekent ook ‘gezant, oudste (zoon) zijn. Meestal is er een nadere aanduiding om welk begrip van oudste het gaat. Zoals Han.20:17, ‘en ontbood de Oudsten van de Gemeente. OPZIENER Nog een ander begrip werd gebruikt en dat is Opziener, ‘episkopos’, opzichter, overziener. Dat lezen we in Phil.1:1 'al de heiligen tezamen met hun Opzieners'. En in Han.20: waarover de Heilige geest u als Opzieners gesteld heeft’. Dat het hierbij niet om een andere functie dan Oudste gaat blijkt uit wat geschreven is in Han.20:17, ‘Paulus ontbiedt de Oudsten van de gemeente en spreekt hen toe o.a. met, ''Han.20:28,''  ‘ziet toe op uzelf en op de gehele kudde, waarover de Heilige Geest u tot Opzieners gesteld heeft, om de gemeente Gods te weiden’. Ook aan Titus schrijft Paulus, Tit 1:5 ‘als Oudsten aanstellen’. En iets verder in vers 7 noemt hij die Oudste een Opziener. Phil.1:1 heiligen met hun Opzieners en diakenen. Opzienersambt ''(episkopε)'' wordt het genoemd in 1Tim.3:1. en ook Han.1:20.bij het aanstellen van Matthias als Apostel wordt al genoemd dat hij het Opzienersambt ''(episkopεn)'' op zich neemt. Van begin af aan was voor de Apostelen duidelijk dat Apostel zijn tevens inhield Opziener zijn.
Het WOORD ‘OUDSTE’
Het woord Oudste of Ouderling is in het Grieks 'Presbuteros'. Bij Petrus ‘Sum Presbuteros’..
Hier van afgeleid is 'presbyter' en presbyteriaanse kerk, mogelijk ook het woord 'priester' in de roomse kerk.Oude man is ‘Presbuterooi’. Oude vrouw is ‘Presbuteras’. Maar het betekent ook ‘gezant, oudste (zoon) zijn. Meestal is er een nadere aanduiding om welk begrip van oudste het gaat. Zoals Hand.20:17, ‘en ontbood de Oudsten van de Gemeente.
OPZIENER
Nog een ander begrip werd gebruikt en dat is Opziener, ‘episkopos’.opzichter, overziener.
dat lezen we in Phil.1:1 al de heiligen tezamen met hun Opzieners.
en in Han.20: waarover de Heilige geest u als Opzieners gesteld heeft’.
Dat het hierbij niet om een andere functie dan Oudste gaat blijkt uit wat geschreven is:
In Han.20:17, ‘Paulus ontbiedt de Oudsten van de gemeente en spreekt hen toe o.a. met, Han.20:28,  ‘ziet toe op uzelf en op de gehele kudde, waarover de Heilige Geest u tot Opzieners gesteld heeft, om de gemeente Gods te weiden’.
Ook aan Titus schrijft Paulus, Tit 1:5 ‘als Oudsten aanstellen’. En iets verder in vers 7 noemt hij die Oudste een Opziener.
Phil.1:1 heiligen met hun Opzieners en diakenen
Opzienersambt ‘episkopε’, wordt het genoemd in 1Tim.3:1. en ook Han.1:20.bij het aanstellen van Matthias als Apostel wordt al genoemd dat hij het Opzienersambt ‘Episkopεn’ op zich neemt.
Van begin af aan was voor de Apostelen duidelijk dat Apostel zijn tevens inhield Opziener zijn.
 
TIMOTEÜS en TITUS Opmerkelijk is dat Timoteüs en Titus opgedragen word om Oudsten/Opzieners aan te stellen. Dat kun je alleen doen als je daartoe de ‘bevoegdheid’ hebt. Dat zou inhouden dat Timoteüs en Titus reeds aangesteld waren als Oudsten, Timoteus als Oudste-Evangelist, een goed dienaar ''(diakonos)'' van Jezus Christus ''1Tim.4:6''. Wel onderlegd in de woorden van het geloof en de goede leer. Hij moet zich toeleggen op voorlezen, het vermanen, en het leren. vs.13 , beveel en leer dit. vs.11. de gave die u krachtens een profetenwoord geschonken is onder handoplegging van de gezamenlijke oudsten vs.14. Een dienstknecht (doulos) des Heren moet niet twisten, maar vriendelijk zijn jegens allen, bekwaam om te onderwijzen Zo worden er nog meer dingen genoemd in dit gedeelte. ''2Tim’2:24''  Doe het werk van een evangelist, verricht uw dienst ''(diakonian)'' ten volle. 2Tim.4:5. Voor hem gelden hier dus de vereisten voor Oudste/Opziener. Het komt mij voor dat Timoteüs  en Titus zendings-Oudsten zijn, rondreizend Oudsten-Evangelisten als Dienaren van de Apostel Paulus. Zij zijn dus geen Oudsten van een plaatselijke gemeente. Als Paulus schrijft; ‘Paulus en Timoteüs, dienstknechten (''douloi'') van Christus Jezus’, dan noemt hij dus Timoteus gelijkwaardig aan hem, alsof deze ook Apostel is geworden. Zoals ook staat in Heb.7:7 ‘nu is het onwedersprekelijk, dat het mindere door het meerdere wordt gezegend’ Niemand stelt zichzelf aan.
TIMOTEÜS en TITUS
Opmerkelijk is dat Timoteüs en Titus opgedragen word om Oudsten/Opzieners aan te stellen.
Dat kun je alleen doen als je daartoe de ‘bevoegdheid’ hebt.
Dat zou inhouden dat Timoteüs en Titus reeds aangesteld waren als Oudsten,
Timoteus als Oudste-Evangelist Een goed dienaar (diakonos) van Jezus Christus 1Tim.4:6. Wel onderlegd in de woorden van het geloof en de goede leer. Hij moet zich toeleggen op voorlezen, het vermanen, en het leren. vs.13 , beveel en leer dit. vs.11. de gave die u krachtens een profetenwoord geschonken is onder handoplegging van de gezamenlijke oudsten vs.14.
een dienstknecht (doulos) des Heren moet niet twisten, maar vriendelijk zijn jegens allen, bekwaam om te onderwijzen Zo worden er nog meer dingen genoemd in dit gedeelte.2Tim’2:24  
Doe het werk van een evangelist, verricht uw dienst (diakonian) ten volle. 2Tim.4:5.
Voor hem gelden hier dus de vereisten voor Oudste/Opziener.
Het komt mij voor dat Timoteüs  en Titus zendings-Oudsten zijn, rondreizend Oudsten-Evangelisten als Dienaren van de Apostel Paulus. Zij zijn dus geen Oudsten van een plaatselijke gemeente.
Als Paulus schrijft; ‘Paulus en Timoteüs, dienstknechten (douloi) van Christus Jezus’, dan noemt hij dus Timoteus gelijkwaardig aan hem, alsof deze ook Apostel is geworden.
Zoals ook staat in Heb.7:7 ‘nu is het onwedersprekelijk, dat het mindere door het meerdere wordt gezegend’ Niemand stelt zichzelf aan.
 
WAARAAN VOLDOEN De vereisten waaraan iemand moet voldoen om Oudste / Opziener te worden lezen we we in:1Tim.3:1-7 Opzienersambt een voortreffelijke taak. Hij moet zijn:1.onbesproken, 2. de man van een vrouw, 3. nuchter, 4.bezadigd, 5. beschaafd, 6. gastvrij, 7. bekwaam om te onderwijzen, 8. vriendelijk, 9.. een goed bestierder van zijn eigen huis, die met waardigheid zijn kinderen onder tucht houd. 10. ook gunstig bekend zijn bij de buitenstaanden opdat hij niet in opspraak komt en in een strik van de duivel valt. Hij moet niet zijn: 11. niet aan wijn verslaafd, 12. niet opvliegend, 13.niet strijdlustig,14. niet je eigen huis kunnen bestieren hoe dan voor de gemeente Gods zorgen,15. niet een pas bekeerde, opdat hij niet door opgeblazenheid in het oordeel van de duivel valt. En ook in Tit.1:5-9 lezen we over Oudsten c.q. Opzieners: 1.mannen, 2. onberispelijk zijn, 3. een vrouw hebben, 4. die gelovige kinderen hebben (die niet in opspraak zijn wegens losbandigheid of van geen tucht willen weten, want een opziener moet onberispelijk zijn als beheerder van het huis Gods), 5. gastvrij, 6. met liefde, 11. niet aanmatigend, 12 niet driftig, 13. niet aan wijn verslaaft, 14.niet opvliegend, 15. niet op oneerlijke winst uit. Een indrukwekkende lijst van hoedanigheden laat zien hoe zorgvuldig er mee omgegaan moet worden om iemand als Oudste/Opziener aan te stellen. In verschillende studies bij anderen wordt hier al uitvoerig op ingegaan. Opmerkelijk is wel dat het iemand moet zijn die bekwaam is om te onderwijzen (''didaktikon'').(7) ''1Tim.3:1.'' Ook word er verwezen naar Oudsten die onderricht (''didaskaliai'') geven of prediken’, er staat: ‘logooi’. eigenlijk: “woordbrengende’’ 1Tim.5:17 (dus niet ‘prediken’ = kεrussein = proclameren).
 
In de brief aan Titus. Opmerkelijk iets is dat Paulus benadrukt bij Titus dat het ‘mannen’ moeten zijn.Jammer dat er toch gemeenten zijn die zich niet meer geheel houden aan deze vereisten en dus onvoldoende zicht op de waarde hiervan hebben en de geestelijke autoriteit die hiermee gemoeid is. Omdat in onze tijd voor sommigen ‘autoriteit’ een vies woord is. Zo worden vrouwen als Oudsten / Ouderlingen aangesteld terwijl de Schrift zegt dat vrouwen geen gezag over een man zullen hebben. (''1Tim2-10-15''). Dat is volgens de scheppingsorde voor de zondeval. Ook in (Volle) Evangelie gemeenten zijn vrouwen voorganger / pastor. dat betekend dat er geen juist zicht meer is op de gezagspositie van Oudste / Voorganger. Dat bij afwezigheid van broeders de zusters deze taak op zich nemen is een blamage voor de broeders, En soms prijzenswaardig voor de zusters. Hoewel ze een taak op zich nemen die ze geestelijk niet kunnen waarmaken, als God daar geen gezag aan geeft en zo blijft in die gemeenten de geestelijke kracht die er kan zijn beneden het vermogen wat het kan zijn. Maar in deze gemeenten laat men zich misleiden door z.g. moderne gedachten, of wat de apostel schrijft is ouderwets, het is uit de tijd. Terwijl dit uitdrukkingen zijn zonder inhoud die een ongezonde druk leggen op de zaak waar het omgaat.
 
WAARAAN VOLDOEN
De vereisten waaraan iemand moet voldoen om Oudste / Opziener te worden lezen we we in:
1Tim.3:1-7 Opzienersambt een voortreffelijke taak.
Hij moet zijn:1.onbesproken, 2. de man van een vrouw, 3. nuchter, 4.bezadigd, 5. beschaafd,
6. gastvrij, 7. bekwaam om te onderwijzen, 8. vriendelijk, 9.. een goed bestierder van zijn eigen huis, die met waardigheid zijn kinderen onder tucht houd. 10. ook gunstig bekend zijn bij de buitenstaanden opdat hij niet in opspraak komt en in een strik van de duivel valt.
Hij moet niet zijn: 11. niet aan wijn verslaafd, 12. niet opvliegend, 13.niet strijdlustig,
14. niet je eigen huis kunnen bestieren hoe dan voor de gemeente Gods zorgen,
15. niet een pas bekeerde,opdat hij niet door opgeblazenheid in het oordeel van de duivel valt.
En ook in Tit.1:5-9 lezen we over Oudsten c.q. Opzieners:
1.mannen, 2. onberispelijk zijn, 3. een vrouw hebben, 4. die gelovige kinderen hebben (die niet in opspraak zijn wegens losbandigheid of van geen tucht willen weten, want een opziener moet onberispelijk zijn als beheerder van het huis Gods), 5. gastvrij, 6. met liefde
11. niet aanmatigend, 12 niet driftig, 13. niet aan wijn verslaaft, 14.niet opvliegend,
15. niet op oneerlijke winst uit.
Een indrukwekkende lijst van hoedanigheden laat zien hoe zorgvuldig er mee omgegaan moet worden om iemand als Oudste/Opziener aan te stellen..
In verschillende studies bij anderen wordt hier al uitvoerig op ingegaan.
Opmerkelijk is wel dat het iemand moet zijn die bekwaam is om te onderwijzen (didaktikon).(7) 1Tim.3:1.
Ook word er verwezen naar Oudsten die onderricht (didaskaliai) geven of prediken’’, er staat: ‘logooi’. eigenlijk: “woordbrengende’’ 1Tim.5:17 (dus niet ‘prediken’ = kεrussein = proclameren).
 
In de brief aan Titus.
Opmerkelijk iets is dat Paulus benadrukt bij Titus dat het ‘mannen’ moeten zijn.
Jammer dat er toch gemeenten zijn die zich niet meer geheel houden aan deze vereisten en dus onvoldoende zicht op de waarde hiervan hebben en de geestelijke autoriteit die hiermee gemoeid is. Omdat in onze tijd voor sommigen ‘autoriteit’ een vies woord is.
Zo worden vrouwen als Oudsten / Ouderlingen aangesteld terwijl de Schrift zegt dat vrouwen geen gezag over een man zullen hebben. (1Tim2-10-15).Dat is volgens de scheppingsorde voor de zondeval.
Ook in (Volle) Evangelie gemeenten zijn vrouwen voorganger / pastor.
dat betekend dat er geen juist zicht meer is op de gezagspositie van Oudste / Voorganger.
Dat bij afwezigheid van broeders de zusters deze taak op zich nemen is een blamage voor de broeders, En soms prijzenswaardig voor de zusters. Hoewel ze een taak op zich nemen die ze geestelijk niet kunnen waarmaken, als God daar geen gezag aan geeft en zo blijft in die gemeenten de geestelijke kracht die er kan zijn beneden het vermogen wat het kan zijn. Maar in deze gemeenten laat men zich misleiden door z.g. moderne gedachten, of wat de apostel schrijft is ouderwets, het is uit de tijd. Terwijl dit uitdrukkingen zijn zonder inhoud die een ongezonde druk leggen op de zaak waar het omgaat.
Onder het hoofdstuk Vrouwen als leidinggevenden komen we hierop terug.
DE TAAK Omdat je in een ‘bediening’ aangesteld wordt om te beheren, ''Tit.1:7'' want een opziener beheerder van Gods huis voor het huis Gods zorgen ''1:9'' in staat is te vermanen op grond van gezonde leer. ''1Tim.3:1'' opziener ook bekwaam om te onderwijzen, ''Tim.5:17'' de oudsten, die goede leiding geven, komt dubbel eerbewijs toe, vooral hun die zich belasten met prediking en onderricht. ''Han.20:26'' want ik heb niet nagelaten u al de raad Gods te verkondigen. 1Pet.5:2 de Oudsten ...hoed de kudde Gods die bij u is ''Heb.13:17'' gehoorzaamt uw voorgangers en onderwerpt u aan hen, die waken over uw zielen ''Phil. 5:12'', hen, die onder u zich moeite getroosten, die u leiden in de Here en u terecht wijzen, J''ak.5:14-15'' is er iemand bij u ziek? Laat hij dan de Oudsten der gemeente tot zich roepen, opdat zij over hem een gebed uitspreken en hem met olie zalven in de naam van de Here. En het gelovig gebed zal hem gezond maken en de Here zal hem oprichten. Bij deze laatste taak zien we de ‘exousia’ , het gezag om te genezen, die aan de ‘apostelen’ gegeven werd weer terugkeren. Omdat ook de apostelen oudsten c.q. opzieners zijn. Ook zien we deze bekwaamheden en taken terugkeren dat wat Paulus noemt in Ef.4:11 wat aan de gemeente als gaven gegeven is om de gemeente te leiden: Apostel, Profeet, Evangelist, Herder, Leraar. OPDRACHT aan de GEMEENTE ''Phil.5:12'' wij verzoeken u broeders, hen, die onder u zich moeite getroosten, die u leiden in de Here en u terechtwijzen, te erkennen, en hen zeer hoog te schatten in liefde om hun werk. ''1Pet.5:5'', evenzo jullie jongeren onderwerpt u aan de Oudsten. ''1Tim.5:17'' de Oudsten, die goede leiding geven, komt dubbel eerbewijs toe, vooral hun die zich belasten met prediking en onderricht. ''1Tim.5:18'' de arbeider is zijn loon waard. Dus ondersteun hem financieel. Heb.13:7 houdt uw voorgangers in gedachtenis, die het woord Gods tot u gesproken hebben. AANSTELLING OUDSTEN Dat gebeurt in de gemeenten waar de leden met opsteking van handen de nieuwe oudsten kiezen waarna deze met bidden en vasten opgedragen worden aan de Here. ''Han.14:23 SV'' Maar zie ook aanstelling 12e apostel. Een bemoediging :van Petrus aan degenen die de kudde Gods hoeden.''1Pet.5:4'' En wanneer de Opperherder verschijnt, zullen jullie de onverwelkelijke krans der heerlijkheid verwerven.
DE TAAK
Omdat je in een ‘bediening’ aangesteld wordt om te beheren, Tit.1:7 want een opziener beheerder van Gods huis voor het huis Gods zorgen
1:9 in staat is te vermanen op grond van gezonde leer
[1Tim.3:1 opziener ook bekwaam om te onderwijzen,
Tim.5:17 de oudsten, die goede leiding geven, komt dubbel eerbewijs toe, vooral hun die zich belasten met prediking en onderricht.
Han.20:26 want ik heb niet nagelaten u al de raad Gods te verkondigen
1Pet.5:2 de Oudsten ...hoed de kudde Gods die bij u is
Heb.13:17 gehoorzaamt uw voorgangers en onderwerpt u aan hen, die waken over uw zielen
Phil. 5:12, hen, die onder u zich moeite getroosten, die u leiden in de Here en u terecht wijzen,
Jak.5:14-15 is er iemand bij u ziek? Laat hij dan de Oudsten der gemeente tot zich roepen, opdat zij over hem een gebed uitspreken en hem met olie zalven in de naam van de Here.
En het gelovig gebed zal hem gezond maken en de Here zal hem oprichten.
Bij deze laatste taak zien we de ‘exousia’ , het gezag om te genezen, die aan de ‘apostelen’ gegeven werd weer terugkeren. Omdat ook de apostelen oudsten c.q. opzieners zijn.
Ook zien we deze bekwaamheden en taken terugkeren dat wat Paulus noemt in Ef.4:11
wat aan de gemeente als gaven gegeven is om de gemeente te leiden: Apostel, Profeet, Evangelist, Herder, Leraar.
OPDRACHT aan de GEMEENTE
Phil.5:12 wij verzoeken u broeders, hen, die onder u zich moeite getroosten, die u leiden in de Here en u terechtwijzen, te erkennen, en hen zeer hoog te schatten in liefde om hun werk.
1Pet.5:5, evenzo jullie jongeren onderwerpt u aan de Oudsten
1Tim.5:17 de Oudsten, die goede leiding geven, komt dubbel eerbewijs toe,
vooral hun die zich belasten met prediking en onderricht.
1Tim.5:18 de arbeider is zijn loon waard. Dus ondersteun hem financieel.
Heb.13:7 houdt uw voorgangers in gedachtenis, die het woord Gods tot u gesproken hebben
AANSTELLING OUDSTEN
Dat gebeurt in de gemeenten waar de leden met opsteking van handen de nieuwe oudsten kiezen waarna deze met bidden en vasten opgedragen worden aan de Here.Han.14:23 SV Maar zie ook aanstelling 12e apostel.
Een bemoediging :van Petrus aan degenen die de kudde Gods hoeden.1Pet.5:4 En wanneer de Opperherder verschijnt, zullen jullie de onverwelkelijke krans der heerlijkheid verwerven.
Jezus zelf als Opper-Herder en de Oudsten als Onder-herders. Als Dienaren van Christus.
 
 
G. '''Diakenen'''
 
Het Griekse woord voor ' dienen, bedienen, dienaar zijn, zorgen voor' is '<nowiki/>''diakoneoo''<nowiki/>'.Voor 'bediening' is '<nowiki/>''diakonia'' of ''diakonię''<nowiki/>', ''diakonein'' 'dienst' is '''diakonęma''<nowiki/>', 'dienaar, dienares' is' ''diakonos''<nowiki/>'.
 
In de tabernakel en de tempel waren de Levieten door God aangewezen als 'dienaren'. Maar hoe ging dat bij de gemeente? Eerst waren er geen 'dienaren', maar hielp iedereen in het dienen, totdat bleek dat dit niet genoeg was. We gaan daarvoor naar Han. 6:1-6. Als de gemeente al enige tijd bestaat, en er onderlinge zorg is voor elkaar, en toch. Wanneer later blijkt dat de nood van de verzorging van de weduwen toch niet optimaal verloopt. De 12ven roepen alle discipelen bijeen. Leggen het probleem voor: van de 'bediening' (''diakonein'') van de tafels ''(trapezais)'' wat niet bevredigend verloopt. De 'leiding' van de gemeente erkent het probleem en wat er mis is en stelde een oplossing voor. Gemeente wordt opgeroepen om  a. om te zien naar zeven mannen. b. Die goed bekend staan.  c. Vol van Geest en wijsheid. Om hen voor deze 'taak' (''chreias'') aanstellen ''(katastęsomen'') Wij ('apostelen') houden ons aan de 'bediening' (''diakoniai'') van het woord. Het voorstel vindt bijval bij de gemeente. Deze kiezen 7 man. Stelden dezen voor de apostelen. Die bidden met hen. En leggen hun de handen op. Hier staat niet dat ze ‘macht”, dus ‘exousia’ ontvangen, maar dat ze aangesteld worden voor deze 'taak' om ‘leiding’ te geven aan deze ‘bediening’. '''Er is dus een verschil in dat met de Oudsten.'''
G. Diakenen
 
Het Griekse woord voor ' dienen, bedienen, dienaar zijn, zorgen voor' is 'diakoneoo'.
Voor 'bediening' is 'diakonia of diakonię', diakonein
'dienst' is 'diakonęma', 'dienaar, dienares' is' diakonos'.
 
Dus het was gebleken dat ondanks de onderlinge zorg en liefde voor elkaar en het een van hart en ziel zijn en het alles delen met elkaar er toch dingen fout kunnen gaan. Zoals in dit geval de zorg voor de Griekssprekende weduwen. Mogelijk gewoon simpel door zich niet goed in het Hebreeuws te kunnen uitdrukken is deze achterstand zonder kwade opzet ontstaan onder de duizenden discipelen. De apostelen zien in dat het echt nodig is dit te reguleren en te realiseren door het 'aanstellen' van mannen die voor deze 'taak' berekend zijn. Zij leggen niet van bovenaf op wie dat moeten zijn door zelf mensen voor te stellen, zodat er een situatie ontstaat waarbij men moeilijk 'nee' kan zeggen, maar leggen het voor aan de gemeente om zelf om te zien naar geschikte mensen. Zij gaan ook niet koste wat het kost het zelf er nog bij aanpakken bij de 'bediening' die ze al hebben. De werkzaamheden van deze 'dienaren' beperken zich niet tot alleen de 'tafels te bedienen'. Twee van hen brengen het woord. Philippus predikt ook. Stefanus in vol van genade en kracht, deed wonderen en grote tekenen. ''(Han.6:8)'' Philippus predikt (''ekεrussen'' = proclameren) in Samaria en deed ook tekenen ''(Han.8:5-6'') Het evangelie van het koninkrijk Gods en van de naam van Jezus predikte en doopte hen.(''8:12'') mannen en vrouwen. Welke Philippus is dit? De apostel of de diaken? Onreine geesten gingen uit en verlamden en kreupelen werden genezen. (''Han.8:7'') Petrus en Johannes (apostelen) kwamen, en na gebeden te hebben ontvangen de nieuwe discipelen onder handoplegging de Heilige Geest.(''Han.8:14-18)''. Opmerkelijk dat deze mensen pas de Heilige Geest ontvangen als de apostelen er zijn. Samaria kon niet apart een kerk zijn, en zich zoals de apostel Paulus later ook aan de Efeziërs schrijft: (''Ef. 2:14)'', de tussen muur is afgebroken, het is een gemeente, een kerk (''eklesia'').* Daarna mag Philippus de 'kamerling' het evangelie uitleggen, en omdat deze tot geloof komt en hem ook dopen. En nog later mag de apostel Petrus ook de heidense Hoofdman Cornelius en de zijnen dopen, omdat ze onder de prediking van Petrus de Heilige Geest ontvingen. ''Han.11'' . Het is een ongedeelde kerk van Jezus Christus.
In de tabernakel en de tempel waren de Levieten door God aangewezen als 'dienaren'.
Maar hoe ging dat bij de gemeente?
Eerst waren er geen 'dienaren', maar hielp iedereen in het dienen, totdat bleek dat dit niet genoeg was. We gaan daarvoor naar Han. 6:1-6. Als de gemeente al enige tijd bestaat, en er onderlinge zorg is voor elkaar, en toch.
Wanneer later blijkt dat de nood van de verzorging van de weduwen toch niet optimaal verloopt.
De 12ven roepen alle discipelen bijeen.
Leggen het probleem voor: van de 'bediening' (diakonein) van de tafels (trapezais) wat niet bevredigend verloopt.
De 'leiding' van de gemeente erkent het probleem en wat er mis is en stelde een oplossing voor.
Gemeente wordt opgeroepen om  a. om te zien naar zeven mannen.
b. Die goed bekend staan.  c. Vol van Geest en wijsheid.
Om hen voor deze 'taak' (chreias) aanstellen (katastęsomen)
Wij ('apostelen') houden ons aan de 'bediening' (diakoniai) van het woord.
Het voorstel vindt bijval bij de gemeente.
Deze kiezen 7 man.
Stelden dezen voor de apostelen.
Die bidden met hen.
En leggen hun de handen op.
Hier staat niet dat ze ‘macht”, dus ‘exousia’ ontvangen, maar dat ze aangesteld worden voor deze 'taak' om ‘leiding’ te geven aan deze ‘bediening’.
Er is dus een verschil in dat met de Oudsten
Dus het was gebleken dat ondanks de onderlinge zorg en liefde voor elkaar en het een van hart en ziel zijn en het alles delen met elkaar er toch dingen fout kunnen gaan. Zoals in dit geval de zorg voor de Griekssprekende weduwen.
 
DIAKENEN in de GEMEENTEN Gemeente diakenen (dienaren) buiten Jeruzalem komen we voor het eerst tegen in de brief aan de Filippenzen ''Phil1:1''.aan de heiligen, tezamen met hun Opzieners en Diakenen Ook Timoteüs krijgt opdracht Oudsten en Diakenen aan te stellen in de gemeente. In 1Tim.3:8-13 worden de vereisten weergegeven.
Mogelijk gewoon simpel door zich niet goed in het Hebreeuws te kunnen uitdrukken is deze achterstand zonder kwade opzet ontstaan onder de duizenden discipelen.
De apostelen zien in dat het echt nodig is dit te reguleren en te realiseren door het 'aanstellen' van mannen die voor deze 'taak' berekend zijn. Zij leggen niet van bovenaf op wie dat moeten zijn door zelf mensen voor te stellen, zodat er een situatie ontstaat waarbij men moeilijk 'nee' kan zeggen, maar leggen het voor aan de gemeente om zelf om te zien naar geschikte mensen. Zij gaan ook niet koste wat het kost het zelf er nog bij aanpakken bij de 'bediening' die ze al hebben.
De werkzaamheden van deze 'dienaren' beperken zich niet tot alleen de 'tafels te bedienen'.
Twee van hen brengen het woord. Philippus prediken ook.
Stefanus in vol van genade en kracht, deed wonderen en grote tekenen. (Han.6:8)
Philippus predikt (ekεrussen = proclameren) in Samaria en deed ook tekenen (Han.8:5-6)
Het evangelie van het koninkrijk Gods en van de naam van Jezus predikte en doopte hen.(8:12) mannen en vrouwen. Welke Philippus is dit? De apostel of de diaken?
Onreine geesten gingen uit en verlamden en kreupelen werden genezen. (Han.8:7)
Petrus en Johannes (apostelen) kwamen, en na gebeden te hebben ontvangen de nieuwe discipelen onder handoplegging de Heilige Geest.(Han.8:14-18). Opmerkelijk dat deze mensen pas de Heilige Geest ontvangen als de apostelen er zijn. Samaria kon niet apart een kerk zijn, en zich zoals de apostel Paulus later ook aan de Efeziërs schrijft: Ef. 2:14, de tussen muur is afgebroken, het is een gemeente, een kerk (eklesia').*
Daarna mag Philippus de 'kamerling' het evangelie uitleggen, en omdat deze tot geloof komt en hem ook dopen.
En nog later mag de apostel Petrus ook de heidense Hoofdman Cornelius en de zijnen dopen, omdat ze onder de prediking van Petrus de Heilige Geest ontvingen. Han.11 . Het is een ongedeelde kerk van Jezus Christus
.
DIAKENEN in de GEMEENTEN
Gemeente diakenen (dienaren) buiten Jeruzalem komen we voor het eerst tegen in de brief aan de Filippenzen
Phil1:1.aan de heiligen, tezamen met hun Opzieners en Diakenen
Ook Timoteüs krijgt opdracht Oudsten en Diakenen aan te stellen in de gemeente. In 1Tim.3:8-13 worden de vereisten weergegeven.
 
DIAKENEN van de APOSTELEN We zien ook dat er Diakenen zijn die Dienaren zijn van de Apostelen om hen te dienen bij het gemeente stichtend werk. Het zijn dus geen gemeente dienaren. We lezen dit in: Han.13:5, en zij hadden ook Johanns als dienaar ''('upεretεn) Han.26:16'', om u te stellen tot een dienaar en getuige. ''Ef.6:21'', zal Tychicus, mijn getrouwe (''pistos)'' dienaar (''diakonos'') in de Here ''Kol.1:7'' Epaphras, onze geliefde mededienstknecht, die voor u een getrouw dienaar. ''Kol.4:7'' Tychicus, mijn geliefde broeder en trouwe dienaar en mededienstknecht. ''1Tim.4:6'' goed dienaar van Christus Jezus, wel onderlegd...is dit diakonos in bijzondere dienst van de apostel. Filemon 13, opdat hij mij namens u zou dienen ''(diakonεi'').
DIAKENEN van de APOSTELEN
We zien ook dat er Diakenen zijn die Dienaren zijn van de Apostelen om hen te dienen bij het gemeente stichtend werk. Het zijn dus geen gemeente dienaren. We lezen dit in:
Han.13:5,en zij hadden ook Johanns als dienaar (‘upεretεn)
Han.26:16, om u te stellen tot een dienaar en getuige Pls
Ef.6:21, zal Tychicus, mijn getrouwe (pistos) dienaar (diakonos) in de Here
Kol.1:7 Epaphras, onze geliefde mededienstknecht, die voor u een getrouw dienaar.
Kol.4:7 Tychicus, mijn geliefde broeder en trouwe dienaar en mededienstknecht.
1Tim.4:6 goed dienaar van Christus Jezus, wel onderlegd...is dit diakonos in bijzondere dienst van de apostel.
Filemon 13, opdat hij mij namens u zou dienen (diakonεi).
 
.
Cookies helpen ons onze services aan te bieden. Door onze services te gebruiken stemt u in met het gebruik van onze cookies.