Naar inhoud springen

Vervolging van christenen/Geschiedenis: verschil tussen versies

k
Regel 105:
En elders schrijft hij: ''"Indien men de oorzaak van de jammer en het ongeluk kent, zal men gemakkelijk een geneesmiddel vinden voor de wond. De Heere heeft Zijn huisgezin willen beproeven; en, aangezien de langdurige vrede, de lering en tucht, die ons van de hemel gegeven waren, bedorven had, zo heeft de hemelse straf het onmachtige, ja bijna had ik gezegd het slapende geloof, wederopgewekt. En, daar wij door onze zonden nog meer verdienden te lijden, heeft nochtans de allerbarmhartigste Heere zo genadig met ons gehandeld, dat al wat er is geschied, veeleer een bezoeking scheen dan een vervolging. Ieder benaarstigde zich, om zijn bezittingen te vermeerderen, en men vergat wat de gelovigen of de Christenen in de tijd der Apostelen. gedaan hebben, of altijd behoorden te doen; men wendde, integendeel, alle naarstigheid aan, om als door een onverzadigbare brand van gierigheid de rijkdommen op te hopen en te vermeerderen. Onder de priesters vond men geen behoorlijken ijver om God te dienen; onder de dienaars geen oprecht geloof, in de werken geen barmhartigheid, in de zeden geen tucht."'' Tot dusverre Cyprianus.
 
In deze bloedige vervolging werden vele Christenen, uit de aanzienlijken en uit de lage stand, in vele landen en steden van het gehele keizerrijk onder ongehoorde pijnigingen ter dood gebracht. Van de martelaren kunnen genoemd worden: [[Alexander van Jeruzalem|Alexander]], opziener van de gemeente te Jeruzalem; [[Babylas van Antiochië|Babylas]], opziener van de gemeente te Antiochië. Alexandrië was als het ware de schouwplaats van alle tirannie. Daar werd onder anderen omgebracht [[Epimachus]] (252), de bejaarde man [[Metranus van Alexandrië|Metranus]], de vrouw [[Coïntha van Alexandrië|Coïntha]], de bejaarde maagd Apollonia, en Serapion.
 
Onmenselijk was de marteling van de Godgewijde maagd Agatha, een aanzienlijke vrouw van het eiland Sicilië. Nadat zij lang gefolterd, met fakkels geschroeid, gruwelijk verminkt, boven gloeiende kolen geblakerd en op potscherven gewenteld was, stierf zij eindelijk (ca. 250) in de kerker met de woorden: „Heer, die mij van de jeugd af bewaard, de liefde tot de wereld van mij weggenomen en mij over alle folteringen hebt doen zegevieren, neem mij op in uw eeuwige woning.”<ref name=":2" />
Regel 233:
 
mestede </ref>. Met ongeveer honderd medegelovigen, inclusief Ustazades, werd Simeon ter dood gebracht door onthoofding. Hij moest toekijken naar de onthoofding van de christenen die samen met hem veroordeeld waren; hij bad voor iedereen, moedigde elke martelaar aan om trouw te zijn. Hij versterkte de martelaren versterkt met de hoop op de toekomstige opstanding, en met het onvermengd genot van de godzaligheid, dat hij krachtig met de Schrift bewees. Hij zei: "''Zó te sterven is een waarachtig leven; maar God te ver­zaken is een gewisse dood. Al worden wij ook door niemand gedood, wij moeten toch eens ster­ven; want dit is het einde van allen die geboren zijn en leven. Daarna volgt de eeuwigheid, die voor ieder echter niet hetzelfde wezen zal, want ieder ontvangt loon naar wat hij gedaan heeft, hetzij goed, hetzij kwaad. Onder alle schatten is er geen beter of zaliger dan te sterven voor de naam van God''." Onder deze toespraak van Simeon, gingen zij moedig de dood te gemoet. Simeon zelf was toen de laatste die werd terechtgesteld.<ref>Zie https://www.heiligenlexikon.de/MRFlorilegium/17April.html</ref>
 
'''362.''' In Rome werd [[Gordianus]], een rechter, gemarteld en onthoofd.
 
== 11e eeuw ==
Cookies helpen ons onze services aan te bieden. Door onze services te gebruiken stemt u in met het gebruik van onze cookies.