Teleologie

Uit Christipedia

Teleologie of doelleer is de leer over de doelstreving der dingen.

Synoniem: finalisme.

Het feit van orde en doelmatigheid in de wereld

De ons omringende wereld vertoont een zekere orde en regelmaat, een zeker doelmatigheid. Een chaos of warboel is het wereldverloop voor niemand, maar wel een systeem of stelsel, waarin feitelijk orde en regelmaat bestaan. In die zin is eenvoudig iedereen teleoloog of finalist, want iedereen erkent dat er een zekere orde, regelmaat en doelmatigheid in de dingen rondom ons en in ons bestaat.

Vraagstuk

De natuurwetenschap constateert het feit van orde en regelmaat en beschrijft het in zijn bijzonderheden, maar laat het feit zelf onverklaard. De natuurwetenschap zegt niets anders en kan niets anders zeggen, dan hoe, d.i. naar welke wetten en natuurlijke verhoudingen het wereldproces verloopt. De vraag naar de grond van die orde rijst door de natuurwetenschappelijke uitkomsten op, maar de natuurwetenschap lost die vraag niet op. ”De natuurwetten", zei de Duitse filosoof Friedrich Paulsen (1846-1908) zeer juist, "zijn niet de oplossing van het raadsel, maar vormen zelf het raadsel.” [1]

Orde geen verklaring nodig? Men kan tegenwerpen: de natuurwetten behoeven geen verklaring; zij formuleren slechts het standvastig verloop van verschijnselen. Op deze tegenwerping kan men antwoorden: Dat is niets anders dan woordenspel; want men kan immers vragen: wat is dan de grond van die reëele standvastigheid in het wereldverloop ? Maar dan heb je weer hetzelfde om oplossing vragende teleologische vraagstuk, evenwel in andere vorm.

Orde door toeval? Man kan het teleologische vraagstuk ook uit de weg gaan met een beroep op het toeval. Hierop kan worden geantwoord dat „toeval” is ofwel niet anders dan een woord om onze onwetendheid te bedekken — dikwijls nl. als we van toeval spreken, geven we eenvoudig te kennen, dat een factor, die bij een of ander verschijnsel werkzaam is, ons onbekend is — ofwel het drukt eenvoudig het wisselvallig karakter van een verschijnsel uit. Maar het is duidelijk dat het toeval in geen van beide betekenissen een geschikt middel is om het teleologische vraagstuk op te lossen. lemand die zegt: „ik weet niet”, levert al een heel eigenaardige proeve van verklaring; die verklaart immers niets. Evenmin iemand die zegt: „het is wisselvallig”, d.i. het had ook anders kunnen zijn; immers dan komt aanstonds de vraag, waarom het dan nu zó is.

Orde door evolutie? Kan men de orde in de wereld verklaren door een proces van evolutie? Nee, want de evolutieleer geeft in geen geval meer dan de nadere bepaling van de wijze, waarop het wettelijk geregeld wereldproces heeft plaatsgevonden, dus in geen geval meer dan een aanwijzing van de weg, die het volgde. Was dus de geschiedenis van de wereld een ontwikkelingsproces, dan is het juist dit proces, hetwelk naast fysiek-oorzakelijke ook wijsgerige of metafysische verklaring vraagt.

Wijsgerige theologie

De wijsgerige teleologie onderzoekt waar nu de verklaring van de orde, die de natuurwetenschap ons aanwijst, te vinden is, m.a.w. waar dit metafysisch orde-beginsel, dat deze verklaring moet geven, huist.

De wijsgerige teleologen zijn het hierover lang niet eens. In de grond berust dit verschil van meningen op het verschil van zienswijze omtrent de oorsprong en de waarde onzer kennis (zie aldaar). De strijd omtrent de vraag, waar het metafysisch ordebeginsel van de fysische orde-verschijnselen te vinden is, moet beslecht worden tussen empirisch of idealistisch subjectivisme aan de ene kant, en realistisch objectivisme aan de andere kant.

  • Meningen omtrent de oorsprong en waarde van onze kennis:
    • Realistisch objectivisme
    • Subjectivisme
      • Empiristisch subjectivisme
      • Idealistisch subjectivisme

'Ordebeginsel in ons'. Volgens de subjectivisten zit het beginsel in ons zelf; daar buiten zit het niet, we weten althans niet, of het er is. Eigenlijk gezegd hebben de subjectivisten dan ook geen recht, onder de teleologen gerekend te worden; want wat heeft men aan teleologie, die de orde en doelstreving als hersenschim verklaart?

De ervaring of empirie, zo zeggen de empiristische subjectivisten, weet van eigenlijk gezegde doelstreving alleen in het bewustzijnsleven. Daarbuiten kent ze alleen oorzakelijk, geen bedoeld, gebeuren. Volgens hen mag men b.v. niet zeggen : we hebben ogen om te zien, want dat „om te zien” duidt een doel aan, en van zo’n doel weet de zinnelijke ervaring niets. Je mag volgens hen alleen zeggen: „we zien omdat we ogen hebben.” Dat we hier van bedoeling spreken, komt volgens die lieden daar vandaan, dat we hetgeen we in ons bewustzijn vinden, op de dingen buiten ons bewustzijn overdragen. We streven zelf immers herhaaldelijk naar een doel, kiezen middelen om dat doel te bereiken. Als we dan buiten bewustzijn de dingen naar een bepaald punt zien streven en er langs vaste wegen zien komen, beelden we ons in dat daar ook doelstreving in het spel is. De teleologische natuurbeschouwing berust alleen op een onweerstaanbare behoefte om het natuur-gebeuren te duiden naar analogie van het bewustzijnsleven.

De idealistische subjectivisten zeggen dat het orde-beginsel geen inbeelding is. Het princiep zit in ons verstand. Of het buiten ons verstand ook bestaat, kunnen we langs verstandelijke weg nooit te weten komen. Wij kunnen - zeggen ze - ons de dingen niet anders denken, dan geordend in tijd en ruimte. Het orde-begrip komt niet van buiten, van de dingen die wij waarnemen, toe; nee, het komt van binnen, het komt de waargenomen dingen toe van onze denkende geest. Wij denken de orde in de dingen, voor zover de zinnelijke ervaring ze ons tegenwoordig stelt, in, en met de orde ook het beginsel der orde.

Anderen gaan nog verder: ze laten ons verstand niet alleen de orde en het ordebeginsel in de zinnelijke waarneming indenken; maar ze laten ons de dingen zelf er bij denken, zodat deze deze louter in onze geest en niet daarbuiten bestaan.

Dualistische teleologie

Dualistische teleologie is een doelleer die een dubbel beginsel voor de bestaande wereldorde aanneemt. Zij staat voor dat de orde in de ons omringende wereld een dubbel beginsel heeft, een dubbel orde-beginsel: één in de dingen zelf en één daar buiten.

Theologische teleologie

Wanneer men in de doelleer uitgaat van het bestaan van God, kan men spreken van theologische teleologie of theologisch finalisme. De God-erkennende doelleer gaat uit van de erkenning, dat er een alwiize en almachtige Voorzienigheid bestaat, die alles regelt en bestuurt. Het theologisch finalisme is in de volle zin van het woord een bedoelingen-theorie. Beoefenaars van deze theologische teleologie zien het als hun taak die leiding van Goddelijke Voorzienigheid zoveel mogelijk in de geschapen dingen na te vorsen en in het licht te stellen.

Wijsgerige teleologie

De wijsgerige teleologie daarentegen gaat niet uit van de erkenning van een regelende Voorzienigheid, maar tracht integendeel juist het bestaan van zo’n ordenende Voorziening uit de geschapen dingen zelf te bewijzen. Zij zoekt aan de hand van het gezond verstand een verklaring, een wijsgerige verklaring van het doelmatigheidsfeit. Zij zoekt te bewijzen dat God bestaat. Dit bewijs te leveren is haar hoofddoel. Het wijsgerig finalisme wil, zonder zich te beroepen op de geschreven Openbaring in de Bijbel, niets anders geven dan een rationele verklaring van de natuurlijke feiten, met name van het doelmatigheids- of orde-element, dat de waarneembare wereld feitelijk blijkt te bezitten. Wat de diepste voor de rede erkenbare grond of oorzaak is van de bestaande orde en regelmaat, ziedaar wat het wil onderzoeken. Dat een intelligente of zelfs alwijze oorzaak die orde bedoelde en voortbracht, is voor het wijsgerig finalisme (in tegenstelling met het theologische), geen gegeven, geen punt van uitgang, doch juist de vraag en in geen geval dus meer dan een laatste gevolgtrekking. In tegenstelling met het theologische moet dus het wijsgerig finalisme naar zijn uitgangspunt als doelmatigheids-theorie worden aangeduid.

Grondslag. De grondslag, het uitgangspunt van de dualistische teleologie als wijsgerige theorie is de bestaande wereldorde, het orde-feit, het teleologisch feit. Bij haar bewijsvoering voor het bestaan van een orde-beginsel boven de wereld gaat zij daarvan uit.

Er is een zekere orde, een zekere doelmatigheid in de wereld. Een chaos of warboel is het wereldverloop voor niemand, maar wel een systeem of stelsel, waarin feitelijk orde en regelmaat bestaan. Het feit van orde, regelmaat en doelmatigheid is een feit dat door iedereen te erkennen is.

Daarmee is niet gezegd dat alles in de natuur hoogst doelmatig is. Ook bedoelt de wijsgerige teleologie met 'zekere doelmatigheid' niet: door een bewust, een verstandelijk wezen tot het doel gericht. Want of er zo’n bewust en verstandelijk wezen bestaat, gaat men juist onderzoeken. Het bestaan van zo'n wezen wordt geenszins vooropgesteld. Met die doelmatigheid wordt alleen het nuchtere, voor een ieder zichtbare en tastbare feit bedoeld, dat in de ons omringende wereld blijkbaar verschillende ongelijksoortige dingen naar een bepaald punt streven, een bepaald resultaat voortbrengen, geheel afgezien van de vraag, of ze het doen onder invloed van een hoger en bewust beginsel of niet.

De wijsgerige teleologie neemt ook niet bij voorbaat aan dat alle afzonderlijke of concrete gebeurtenissen een eigen positieve ordening hebben. Zo'n positieve ordening wordt niet ontkend, maar de bewijsvoering van de wijsgerige teleologie gaat er niet van uit. Zij wil uitgaan van een klaarblijkelijk en voor ieder te voelen en te tasten feit. Zo’n eigen positieve ordening voor alle afzonderlijke of concrete dingen is empirisch, dat is langs de weg der ervaring, niet erkenbaar.

De grondslag van de wijsgerige teleologie is het feit van orde en doelmatigheid. Bij dit feit is van dualisme nog geen sprake. Juist uit dit feit zal de wijsgerige theorie het goed recht van haar dualisme, haar aannemen van een dubbel orde-beginsel, trachten te bewijzen. Het teleologisch feit, zoals het hier wordt opgezet, kan eenvoudig door niemand worden geloochend.

Een ander uitgangspunt is het beginsel dat de gehele werkelijkheid der wereldse dingen een voldoende grond moet hebben. Het steunt op het recht van de denkende mens, om die voldoende werkelijkheidsgrond desnoods ook onder of buiten de verschijnselen te zoeken en aan te wijzen.

Doel der wereldorde. Wat is het doel der wereldorde in haar gehéél, voor zover dit langs de weg der ervaring erkenbaar is? Geen ander dan het althans tijdelijk behoud van het wereldgeheel.

Elk afzonderlijk ding heeft eigen natuur of wet, en in die zin ook eigen bestemming of doel; maar geen enkel ding in deze werkelijke wereld staat op zich alleen en los van de andere, geen enkel heeft betekenis voor zich zelf alleen. Alles, de mens niet uitgezonderd, behoort als integrerend onderdeel tot het grote geheel en is in veelzijdige afhankelijkheid van het overige wereldgebeuren.

Onvolmaakte ordening of doelmatigheid. Het bestaande is gebrekkig. Niet alles lijkt (volkomen) doelmatig te zijn geordend. We hebben allerlei klachten over de onvolmaaktheden van deze wereld; met verzuchtingen over wat er beter kon wezen. Beschouwt men de middelen, ter verwerkelijking van het werelddoel aangewend, dan springt het in het oog, dat er van een volmaakte wereldordening geen sprake is, dat het volstrekt gesproken onder velerlei opzicht beter wezen kon, dat er in afzonderlijke gevallen positief een betrekkelijke nutteloosheid valt aan te wijzen, het nut in andere gevallen problematisch of minstens onbegrijpelijk moet schijnen. Zeker ook is het, dat het met name uit het oogpunt van de enkelingen en van hun eigen natuurlijke bestemming velerlei mislukking valt te constateren, en het lot van de bewuste wezens, gemeten naar menselijke gemoedsstemming, soms beklagenswaardig is. Waarbij niet mag verzwegen worden, dat deze mislukkingen en rampen niet maar alleen voortvloeien uit een samenloop van ongunstige omstandigheden, maar zelfs wortelen in de gestelde wettelijk geregelde wereldverhoudingen.

Vraag naar de oorzakelijke verklaring van de wereldorde. De vraag is nu, hoe de wereldorde, gelijk wij ze door de ervaring kennen, zij zij dan volmaakt of onvolmaakt, moet verklaard worden. Met andere woorden, de vraag is: „Welke oorzaak als de voldoende werkelijkheidsgrond van de feitelijk bestaande orde moet worden aangewezen.”

Misverstand: geloof versus wetenschap. Er is een misverstand, een valse voorstelling, die men voortdurend, zowel in geleerde werken als in populaire geschriften op alle mogelijke wijzen en in alle mogelijke vormen herhaald vindt, namelijk dat we hier te doen hebben met een conflict tussen natuurwetenschap en wijsbegeerte, of, gelijk het gewoonlijk nog oppervlakkiger geformuleerd wordt, tussen wetenschap en geloof. Het geloof - zo beweert men - zegt dat de bestaande orde haar oorsprong dankt aan God, maar de wetenschap heeft aan de dag gebracht, dat tal van verschijnselen die men vroeger aan hogere machten toeschreef, het werk zijn van natuurkrachten. Naarmate dus de kennis van de natuurkrachten toeneemt, zal het aannemen van een bewust beginsel der dingen, van een God, al meer en meer onnodig blijken.

De dualistische teleologie beweegt zich niet op het terrein der natuurwetenschap. Het stelsel dat een bewuste oorzaak erkent van de wereldorde, wordt door onkunde hoegenaamd niet gebaat, hetgeen trouwens genoegzaam blijkt uit het feit, dat men ook onder de grootste natuurkundigen de meest besliste Gods-belijders vindt; de dualistische teleologen ontkennen allerminst de werking van de natuurlijke oorzaken, zij laten ze terdege meetellen. Dat ze meewerken is immers een feit voor ieder zichtbaar. Maar de vraag is: of er achter hetgeen we waarnemen nog een hoger beginsel zit. Nog eens, het ligt niet op het gebied van de natuurwetenschap, dit uit te maken. De theologische teleologie onderstelt een hoger ordebeginsel, de wijsgerige teleologie tracht het bestaan ervan te bewijzen of althans aannemelijk te maken.

Gesteld dat alle werkingen der natuurkrachten, die bij het wereldgebeuren in het spel zijn, voor ons openlagen; gesteld dat wij al de wetten kenden, volgens welke zij in die bepaalde richting worden gedreven, maar dan bleef het teleologische vraagstuk nog steeds, ja nog met des temeer drang om oplossing vragen. De natuurwetten zijn immers hun eigen verklaring niet. Zij vragen evengoed een verklaring als elk ander verschijnsel. Het antwoord kan dus hier door de natuurwetenschap, zelfs al had zij haar hoogste hoogte bereikt, niet gegeven worden. Het teleologische vraagstuk wordt niet opgelost, maar gesteld door de definitieve uitkomsten van de natuurwetenschap. De wetenschap, die hier uitspraak moet doen, staat dus zelf van buiten en boven de natuurwetenschap, m.a.w. zij is geen fysica (natuurwetenschap), maar metafysica (bovennatuurwetenschap).

Het meningsverschil daaromtrent bestaat dus niet tussen natuurwetenschap en wijsbegeerte, doch tussen mechanistische en finalistische wijsbegeerte of metafysica, m.a.w. tussen de wijsbegeerte die tegen alle gezond denken en tegen de evidentie in een mechaniek wil zonder mechanicus, een verschijnsel (orde) zonder oorzaak (een wel eigenaardige wijsbegeerte!) en de wijsbegeerte, die zich grondend op de evidentie ook voor de wereldorde een voldoende oorzaak vraagt.

Onvolmaakte wereldorde en de oneindige Wijsheid. De orde wijst op een oneindige Wijsheid die ordent. Zij die uit de orde tot het bestaan van een oneindige wijsheid besluiten, komen voor de gewettigde nadere vraag te staan staan, hoe dan de onvolmaaktheid in de ordening van de wereld met zulk een Oorsprong te rijmen is. Het is mogelijk dat er bedoelingen in het spel zijn, waarvan wij mensen langs de weg der ervaring absoluut niets weten en die toch terdege meetellen, waardoor, als wij ze kenden, het misschien wel zou duidelijk worden, dat de dingen, gelijk ze nu feitelijk bestaan, eigenlijk nog maar het beste zijn.

Bron

Th. F. Bensdorp, Apologetica. Verzameld en ingeleid door M. Stoks. Derde deel. Amsterdam: N.V. de R.K. Boek-Centrale, 1922. Tekst van blz. 85-97 is onder wijziging verwerkt mei 2021. De tekst van deze bladzijden bevat ook delen uit een rede van prof. Beysens over de dualistische teleologie als wijsgerige theorie.

Voetnoot

  1. Aangehaald in Th. F. Bensdorp, Apologetica. Verzameld en ingeleid door M. Stoks. Derde deel. Amsterdam: N.V. de R.K. Boek-Centrale, 1922. Blz. 93.