Weldadigheid
Weldadigheid is het wel (= goed) doen, het doen van wat goed is voor anderen, en de geneigdheid hiertoe, en de praktische mededeelzaamheid, beschouwd uit het gezichtspunt van de bron daarvan (een goed hart), of uit het gezichtspunt van de prijzenswaardigheid en heilzame strekking daarvan[1].
Gevallen. De Jerichose hoer Rachab deed weldadigheid aan de twee verspieders van Israël door hen te verbergen en de gezanten van de koning te misleiden.
Joz 2:12 Nu dan, zweert mij toch bij den HEERE, dewijl ik weldadigheid aan ulieden gedaan heb, dat gij ook weldadigheid doen zult aan mijns vaders huis, en geeft mij een waarteken, Joz 2:13 Dat gij mijn vader en mijn moeder in het leven zult behouden, als ook mijn broeders en mijn zusters, met alles, wat zij hebben; en dat gij onze zielen van den dood redden zult. Joz 2:14 Toen spraken die mannen tot haar: Onze ziel zij voor ulieden om te sterven, indien gijlieden deze onze zaak niet te kennen geeft; het zal dan geschieden, wanneer de HEERE ons dit land geeft, zo zullen wij aan u weldadigheid en trouw bewijzen. (SV)
Daarna hielp zij de verspieders te ontsnappen. Wie goed doet, goed ontmoet. Wie weldadigheid bewijst, wordt weldadigheid bewezen. Joseba onttrok de koningstelg Joas aan doodsgevaar en haar man, de hogepriester Jojada, kroonde de jongen zes jaren later tot koning en deed weldadigheid aan hem. Na de dood van Jojada verliet Joas echter de Here God en liet zelfs Jojada's zoon Zacharia, die hem op zijn overtredingen wees, ombrengen.
2Kr 24:22 Zo gedacht de koning Joas niet der weldadigheid, die zijn vader Jojada aan hem gedaan had, maar doodde zijn zoon; dewelke, als hij stierf, zeide: De HEERE zal het zien en zoeken! (SV)
Gode welbehaaglijk. Weldadigheid door mensen is welbehaaglijk voor God.
Hos 6:6 Want Ik heb lust tot weldadigheid, en niet tot offer; en tot de kennis Gods, meer dan tot brandofferen. (SV)
Heb 13:16 En vergeet de weldadigheid en de mededeelzaamheid niet; want aan zodanige offeranden heeft God een welbehagen. (TELOS)
Het Griekse woord in dit vers vertaald met "weldadigheid", is eupoiias, een zelfstandig naamwoord dat komt van eu (= goed) en poieoo (= doen). Dit woord komt in het Nieuwe Testament alleen hier in de Hebreeënbrief voor.
Gods weldadigheid. God doet ons wel in allerlei, zelfs in het weer.
Mt 5:45 ... want Hij laat zijn zon opgaan over bozen en goeden en laat het regenen over rechtvaardigen en onrechtvaardigen. (Telos)
Gods heeft zijn weldadigheid aan ons ten hoogste bewezen door de gave van Zijn Zoon.
Joh 3:16 Want zo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij zijn eniggeboren Zoon heeft gegeven, opdat ieder die in Hem gelooft, niet verloren gaat maar eeuwig leven heeft. (Telos)
Muziekvideo
For All He's Done
Every morning when I wake to see the sun |
For All He's Done", door West Coast Choir. Youtube.com:West Coast Baptist, 20 nov. 2018. |
Voetnoot
- ↑ Vergelijk Gerbrand Bruining, Nederduitsche synonymen (1836), band 2, bladzijde 53: “Mededeelzaamheid is een dadelijk betoon van mededogen met behoeftigen, en doorgaande geneigdheid tot ondersteuning van dezelven, door eene edelmoedige gift van een deel van het zijne. Geneigdheid hiertoe, en dadelijke mededeelzaamheid, uit het gezigtpunt van derzelver bron, eene goedheid des harten, beschouwd, of uit dat van derzelver prijsselijkheid en heilzame strekking, heet weldadigheid van weldadig en weldaad”.