Wonder: verschil tussen versies

Uit Christipedia
Toegevoegde inhoud Verwijderde inhoud
Regel 311: Regel 311:
P.G. Witsen Geysbeek e.a.,'' Algemeen noodwendig woordenboek der zamenleving.'' Deel 6 (Amsterdam: Gebr. Diederichs, 1861) s.v. Wonder
P.G. Witsen Geysbeek e.a.,'' Algemeen noodwendig woordenboek der zamenleving.'' Deel 6 (Amsterdam: Gebr. Diederichs, 1861) s.v. Wonder


Th. Famulus, ''Over het Wonder ; het wezen, de mogelijkheid, de werkelijkheid, de kenbaarheid en de bewijskracht van het wonder''. Amsterdam: R. K. Boek-Centrale, 1918 (3e druk). Deze uitgave van de Apologetische Vereeniging verscheen 1909 in eerste druk bij G. Borg, Amsterdam. De auteur is rooms-katholiek.
Th. Famulus, ''Over het Wonder ; het wezen, de mogelijkheid, de werkelijkheid, de kenbaarheid en de bewijskracht van het wonder''. Amsterdam: R. K. Boek-Centrale, 1918 (3e druk). Deze uitgave van de Apologetische Vereeniging verscheen 1909 in eerste druk bij G. Borg, Amsterdam. De auteur, die eigenlijk Th. Benschop heet, is rooms-katholiek.


== Meer informatie ==
== Meer informatie ==

Versie van 29 sep 2019 16:10

Een wonder is in het algemeen hetgeen ons verwondering baart. De Bijbel vermeldt vele wonderen. De grootste wonderen zijn de menswording van Gods Zoon en Zijn opstanding uit de doden. Ook Zijn liefde, macht en kennis zijn wonderbaarlijk. 

Men kan ‘wonder’ in drie verschillende betekenissen opnemen:

  1. vooreerst als hetgeen verwondering wekt, omdat hetons, wegens tijd, omstandigheden of persoon, als iets ongewoons of iets onverwacht voorkomt; 
  2. in de tweede plaats hetgeen ons verwondert omdat wij de oorzaken of samenhang daarvan niet begrijpen, ofschoon wij er niets in zien dat tegen de gewone natuurwetten indruist of daarvan afwijkt;
  3. in de derde plaats tenslotte datgene wat wij onderstellen dat door een hogere macht, welke over deze natuurwetten gebiedt, schijnbaar in strijd daarmee verricht wordt. Deze wonderen worden ook wel, om de bedoeling die wij daarbij onderstellen, wonderwerken genoemd. In het Latijn onderscheidt men zodanige wonderen met de benaming van miraculo rigorosa.

Een zogenoemd ‘bovennatuurlijk’ wonder (zie betekenis 3 hierboven) is een bovennatuurlijk ingrijpen van God, engelen of boze geesten in de natuurlijke loop der zaken. 

Een wonderdoener is een mens die wonderen verricht. Het bijvoeglijk naamwoord wonderdadig betekent[1] (1) wonderdoend of (2) als door een wonder bewerkstelligd: wonderdadige genezing, wonderdadige hulp.

Verwante zaken zijn een teken en een kracht. Een teken is iets dat voor iets anders staat, ernaar wijst. Een kracht is een goddelijke machtsbetoning. Een wonder en een kracht dienen vaak tot teken. Een wonderteken is een wonderlijk teken of een teken in de vorm van een wonder, dat ons iets te zeggen heeft.

2Co 12:12 De tekenen van de apostel zijn onder u met alle volharding verricht, door tekenen, wonderen en krachten. (Telos)

God doet wonderen

God is groot, machtig. Hij doet wonderwerken.

Ex 15:11 Wie is als U onder de goden, HEERE? Wie is als U, verheerlijkt in heiligheid, ontzagwekkend in lofzangen, U Die wonderen doet? (HSV)

Ps 86:10 Want Gij zijt groot, en doet wonderwerken; Gij alleen zijt God. (SV)

Ps 72:18 Geloofd zij de HEERE God, de God Israëls, Die alleen wonderen doet. (SV)

Gróte wonderen doet alleen God.

Ps 136:4 Die grote wonderen doet, Hij alleen, ... (HSV)

Job 5:9 Hij doet grote dingen, die niemand kan doorgronden; wonderen, die niet te tellen zijn. (HSV)

Opb 15:3 En zij zingen het lied van Mozes, de slaaf van God, en het lied van het Lam en zeggen: Groot en wonderbaar zijn uw werken, Heer, God de Almachtige; rechtvaardig en waarachtig zijn uw wegen, Koning van de naties! (TELOS)

Bij God alles mogelijk

Uit onwetendheid omtrent de macht en werking van God kan een wonder door mensen voor een onmogelijke gebeurtenis worden gehouden. De Zoon van God leerde echter dat bij God alles mogelijk is:

Lu 18:27 Hij echter zei: De dingen die onmogelijk zijn bij mensen, zijn mogelijk bij God. (TELOS)

Mt 19:26 Jezus echter keek hen aan en zei tot hen: Bij mensen is dat onmogelijk, maar bij God is alles mogelijk. (TELOS)

Mr 10:27 Jezus keek hen aan en zei: Bij mensen is het onmogelijk, maar niet bij God, want alles is mogelijk bij God. (TELOS)

De Franse filosoof Rousseau heeft in krasse bewoording gesteld: „het is godslasterlijk, de mogelijkheid van wonderen te loochenen, en die het doet, verdient opgesloten te worden."[2] 

Wonderen in het Oude Testament

Voor wonderen in uitgebreide zin (de drie bovengenoemde betekenissen omvattend) worden in het Oude Testament Hebreeuwse woorden gebruikt die zien op het buitengewone, overtreffende, onbegrijpelijke of uitblinkende van de daden van God. De woorden vertaald door 'wonder ' in het O.T. zijn

  1. oth, 'een teken', zoals het vaak wordt vertaald, Num 14:22; De 11:3
  2. mofet (ook gespeld mopheth), 'een wonder', zoals het meestal vertaald is: het is iets buiten de normale gang van zaken. Ex. 7:9; De 29:3
  3. pala, 'prachtig, uitblinkend', Richt 6:13 .

We vinden wonderen met betrekking tot de natuur en tot mensen:

  1. Gods verbazingwekkende werken in de natuur (Ps. 9: 2; 26: 7; 40: 6; Job 9: 10). In deze zin wordt in het bijzonder ook de zoveel onbegrijpelijks bevattende wording, vorming en bereiding van de mens een wonder genoemd (Ps. 139: 14).
  2. Zijn leiding van het volk Israël,
  3. Zijn leiding in het leven van afzonderlijke gelovigen, bijv. dat van Abraham, Jacob, Jozef.
  4. De oordelen van de vijanden van God (Exod. 34 : 10; Joz. 3: 5; Ps. 4: 4 . 71: 7; 77: 15; Dan. 6: 27; Jer. 18 : 7). 

Mozes heeft het volk Israël uitgeleid onder het doen van wonderen en tekenen in Egypte.

Hnd 7:36 Deze heeft hen uitgeleid onder het doen van wonderen en tekenen in Egypteland, in de Rode Zee en in de woestijn, veertig jaar lang. (TELOS)

Mozes werd door God in staat gesteld om wonderen te verrichten voor twee doeleinden. Een daarvan was om de kinderen van Israël te overtuigen dat God hem gezonden had. God gaf drie tekenen die hij voor de ogen van het volk moest verrichten: (1) zijn staf werd een slang en daarna weer een staf; (2) zijn hand werd melaats en daarna weer gezond; en (3) het water van de Nijl werd bloed. Ex. 4:1-9.

De andere wonderen die Mozes deed hadden tot doel de macht van God te tonen, die zei , ik zal "vermenigvuldigen Mijn tekenen en Mijn wonderen in het land Egypte ... en de Egyptenaren zullen weten, dat Ik de HEERE ben, als ik mijn uitstrek over Egypte", Ex. 7:3-5. De tien plagen die God over Egypte bracht waren wonderen of tekenen van de kracht van God, - tekenen niet alleen de Egyptenaren, maar ook voor de Israëlieten, zoals blijkt uit de nabeschouwing, Num. 14:22; Richt. 6:13.

Uit de volgende lijst ziet men dat er vele andere wonderen in oudtestamentische tijden zijn gebeurd, door Mozes in de woestijn; door de profeten in het land; en een aantal door ingrijpen van God uit de hemel, zoals de bevrijding van de drie mannen uit de vurige oven, de bescherming van Daniël tegenover de hongerige leeuwen, enz. Alle wonderen waren de daden van God, Zijn dienaren het middel waardoor zij werden uitgevoerd. 

Voornaamste wonderen in het Oude Testament: 

In Egypte: 

  • Aarons staf wordt een slang Ex . 7:10-12

De Tien Plagen: 

  • Water veranderd in bloed, Ex. 7:20-25
  • Kikkers Ex. 8:5-14
  • Luizen Ex. 8:16-18
  • Vliegen Ex. 8:20-24
  • Pestilentie Ex . 9:3-6
  • Zweren Ex . 9:8-11
  • Donder en hagel Ex . 9:22-26
  • Sprinkhanen Ex . 10:12-19
  • Duisternis Ex . 10:21-23
  • Dood van de eerstgeborene Ex . 12:29-30
  • Splijten van de Schelfzee Ex . 14:21-31

In de woestijn: 

  • Gezondmaking van de wateren van Mara Ex. 15:23-25
  • Manna uit de hemel Ex. 16:14-35
  • Water uit de rots bij Rafidim Ex. 17:5-7
  • Dood van Nadab en Abihu Lev. 10:1-2
  • De aarde slokt de murmureerders op, en de dood van Korach, Dathan en Abiram, Num. 16:31-40
  • Bloeiende staf van Aäron bij Kades, Num. 17:08
  • Water uit de rots te Meriba, Num. 20:7-11
  • De koperen slang: Israël genezen, Num. 21:8-9
  • Bileams ezel die sprak, Num. 22:21-35
  • Scheiding van het Jordaanwater, Joz. 3:14-17

In het beloofde land: 

  • Val van de muren van Jericho, Joz. 6:6-25
  • Stilstaan van de zon en de maan, Joz. 10:12-14
  • Verderf en genezing van Jerobeams hand, 1 Koningen 13:4-6
  • Vermeerdering van de olie van de weduwe, 1 Koningen 17:14-16
  • Opwekking van de gestorven zoon van de weduwe, 1 Koningen 17:17-24
  • Het verteren van de bevelvoerders en hun manschappen, 2 Koningen 1:10-12
  • Het verdelen van de Jordaan door Elia, 2 Koningen 2:7-8
  • Elia weggevoerd naar de hemel, 2 Koningen 2:11
  • Het verdelen van de Jordaan door Elisa, 2 Koningen 2:14
  • Gezondmaking van de wateren van Jericho, 2 Koningen 2:19-22
  • Watervoorziening van het leger, 2 Koningen 3:16-20
  • Vermeerdering van de olie van de weduwe, door Elisa, 2 Koningen 4:2-7
  • Opwekking van de overleden zoon van de Sunamitische vrouw, door Elisa, 2 Koningen 4:32-37
  • Gezondmaking van de dodelijke moes, door Elisa, 2 Koningen 4:38-41
  • Het voeden van de 100 mensen met 20 broden, door Elisa, 2 Koningen 4:42-44
  • Genezing van melaatsheid van Naäman, 2 Koningen 5:10-14
  • Gehazi opeens geheel melaats, 2 Kon. 5:27
  • Drijven van de ijzeren bijl, 2 Koningen 6:5-7
  • Opstanding van de dode man door contact met Elisa's botten, 2 Koningen 13:21
  • Terugkeer van de schaduw op de wijzerplaat, 2 Koningen 20:9-11

Onder de heidenen:

  • Bescherming van de drie mannen in de vurige oven, Dan. 3:19-27
  • Bescherming van Daniël in de leeuwenkuil, Dan. 6:16-23
  • Jona gered door de grote vis, Jona 2:1-10

David betuigt :

Ps 71:7 Ik ben velen als een wonder geweest; doch Gij zijt mijn sterke Toevlucht. (SV)

Ps 71:7 Ik ben voor velen als een teken geweest, maar U bent mijn sterke toevlucht. (HSV)

Hier ziet David in zijn ouderdom terug op de genadebewijzen van God en roemt de vele tekenen van Gods bescherming, die hij van kindsbeen of in zijn gehele levensloop ten aanzien van velen ondervonden heeft.

Wonderen in het Nieuwe Testament

In het N.T. worden drie Griekse woorden gebruikt, vergelijkbaar met die in het O.T.: 

  1. Τερυς 'een wonder ', vaak verbonden met het woord 'tekens': 'tekenen en wonderen ' Mensen waren over het algemeen verbaasd over de wonderen die verricht werden.
  2. σημειον, 'een teken'. Dit woord wordt vertaald 'teken', 'wonder'. Dit woord wordt steevast gebruikt in het evangelie van Johannes.
  3. δυναμις , 'kracht'.

Deze drie goddelijk geselecteerde woorden verklaren de aard van wonderen. Het waren wonderbaarlijke voorvallen die de aandacht van de mensen trokken. Het waren 'tekens' dat God Zijn volk bezocht had, en dat de daden van de Heer Jezus die van de beloofde Messias waren. En het waren krachten, want zij waren bovenmenselijk. Deze drie woorden worden toegepast op de wonderen van de Heer Jezus in Hand. 2:22; de wonderen van Paulus, 2 Kor. 12:12; en het werk van de Antichrist, de mens der zonde, in de toekomst, 2 Thess, 2:9.

De wonderen van de Heer en Zijn apostelen waren bijna alle gedaan voor het welzijn van mensen: hen genezen van de ziekten van lichaam en geest, en hen te bevrijden van demonen. De vervloeking van de vijgenboom verschilt van de anderen: het was een teken van Gods oordeel over de Joden. Uit de tekst van verschillende passages weten wij dat lang niet alle wonderen van de Heer zijn opgeschreven, Marc. 6:55,56; Joh 21:25.

Volgens Marc. 16:16-18 zullen degenen die door het getuigenis van de apostelen tot geloof komen in de Heer Jezus, in staat zullen zijn wonderen te doen. Uit het boek Handelingen en de vroege kerkgeschiedenis blijkt dat dit het geval was. 

Satan had in de dagen van de apostelen zijn vervalsingen (vgl. Hand. 8:9; 13:6-8; 19:19), evenals hij zeker sindsdien nog heeft en zal hebben in de toekomst, wanneer hij zal worden toegestaan ​​om een sterke misleiding te brengen vgl. Mt 24:24; 2Th 2:9,10; Opb. 13:13,14.

Hoewel niet een wonder genoemd, is niet de bekering van een zondaar een wonder?

Het lijkt onmogelijk voor iemand die is veranderd van duisternis naar licht, en is geschapen in Christus Jezus, met de vruchten en gevolgen daarvan, om te twijfelen aan de historische realiteit van andere wonderen opgetekend door God in Zijn heilige geschriften. 

Menswording van Gods Zoon een wonder

De Nieuwtestamentische wonderen moeten in nauw verband met de geheel enige persoonlijkheid van Christus beschouwd worden, gelijk reeds Athanasius de wonderen als onmiddellijke tentoonspreiding, als openbaring van Christus' Godheid aanzag. Het zijn van God in Christus, de openbaring van de tweede Persoon der Godheid in mensennatuur, waardoor een nieuwe, onbevlekte schepping in het leven trad, is het grootste wonder van het Nieuwe Testament.

Reeds te voren kan men niets anders verwachten, dan dat dit hoge wonder der wereldgeschiedenis niet alléén zal staan, maar van vele gelijke verschijningen begeleid zal zijn. Gelijk in die tijden, toen de tegenwoordige orde en harmonie in de natuur voorbereid werd, toen de eerste geslachten der planten, dieren, mensen geschapen werden, er krachten moeten gewerkt hebben, die niet naar de maatstaf van de tegenwoordige tijd gemeten kunnen worden, zo schijnt het geheel in overeenstemming met de vleeswording van Gods Zoon. De wonderen staan dus onder een hogere 'natuurwet', omdat overal hogere krachten moeten werken, waar iets nieuws en oorspronkelijks in het leven treedt, waar nieuwe ontwikkeling, en nieuwe vormingsperioden aanvangen. 

Jezus’ wonderen

Dat Jezus vele wonderen - nog meer dan de in de evangelische geschiedenis verhaalde - gedaan heeft, volgt uit de vraag van velen onder het volk: wanneer de Messias zal komen, zal hij ook meer tekenen doen, dan deze doet? (Joh. 7: 31; verg. 21: 25). De wonderen van de Heer worden deels uitvoerig, deels slechts bij aanduiding vermeld, als Matth. 4 : 23, 24. Zij verschijnen als openbaringen van Gods macht,

  1. over de uitwendige natuur, haar elementen en krachten (Joh. 2: 1; Mark. 4: 39; Joh. 6 : 11; Matth. 21: 19);
  2. over het eigen en het vreemde organisme (Joh. 10: 18; 11: 40; Matth. 8: 13, 15, 16);
  3. als kennis van het in ruimte en tijd verwijderde en verborgene (1 Kor. 14 : 24, 25; Joh. 2: 24), wonder van het weten (Joh. 1: 48; 6: 70)

De benaming ‘tekenen’ (Gr. semeia) wijst op het eigenaardige, waardoor deze zich van de Oudtestamentische onderscheiden, dat daarin vooral de liefde, vriendelijkheid en goedheid Gods doorstraalt, wat bijzonder bij het eerste wonder in Kana openbaar wordt. Een groter onderscheid bestaat daarin, dat terwijl de profeten hun wonderen met een hun van buiten en voorbijgaand verleende kracht verrichtten, Christus ze met de hem inwonende goddelijke kracht heeft gewrocht. Terwijl Hij daarin de heerlijkheid van God openbaarde, openbaarde Hij tegelijk Zijn eigen heerlijkheid (Joh. 11 : 40; 2: 11; 5: 19, 20).

In de volgende lijst van Jezus' wonderen in de Nieuwe Testament is te zien dat sommige in slechts één evangelie vermeld zijn. Elk van de evangeliën hebben wonderen die typisch voor dat evangelie zijn. Enkele wonderen worden in twee evangeliën genoemd; velen in drie; en slechts één wonder, de spijziging van de vijfduizend, is opgenomen in alle vier. Niemand dan God kon deze keuzes hebben gemaakt. Inderdaad zijn de Schriften zelf even duidelijk een manifestatie van de kracht en de wijsheid van God als een van de wonderen vermeld in die gewijde bladen.

Wonderen van Jezus vermeld in de evangeliën:

  • Twee blinden genezen, Matt. 9:27-31
  • Stomme geest uitgeworpen, Matt . 9:32-33
  • Geld in de mond van de vis, Matt . 17:24-27
  • Doofstomme man genezen, Mark 7:31-37
  • Blinde man genezen, Mark 8:22-26
  • Wonderbare visvangst, Luke 5:1-11
  • De zoon van een weduwe opgewekt, Lucas 7:11-17
  • Vrouw verlost van een geest van ziekte, Lucas 13:11-17
  • De waterzuchtige genezen, Lucas 14:1-6
  • Tien melaatsen worden gereinigd, Lucas 17:11-19
  • Malchus' oor genezen, Lukas 22:50-51
  • Water veranderd in wijn, Johannes 2:1-11
  • Zoon van een hoveling genezen, Joh. 4:46-54
  • Verlamde man genezen, Johannes 5:1-9
  • Blindgeborene genezen, Johannes 9:1-7
  • Lazarus uit de dood opgewekt, Johannes 11:38-44
  • Vangst van 153 vissen, Johannes 21:1-14
  • Dochter van de Syro-Fenicische vrouw genezen, Matt. 15:21-28; Mark 7:24-30
  • Vierduizend mensen gevoed, Matt . 15:32-38 Mark 8:1-9
  • Vijgenboom verdord, Matt. 21:18-22; Mark 11:12-24
  • Knecht van de centurion genezen, Matt. 8:5-13; Lukas 7:1-10
  • Blinde en stomme bezetene genezen, Matt. 12:22; Lukas 11:14
  • Bezetene in de synagoge bevrijd, Mark 1:23-28; Lukas 4:33-37
  • Petrus' schoonmoeder genezen, Matt. 8:14-15; Mark 1:30-31; Lucas 4:38-39
  • Melaatse genezen, Matt. 8:2-4; Marcus 1:40-45; Lukas 5:12-15
  • Verlamde genezen, Matt. 9:2-7; Marcus 2:3-12; Lucas 5:18-26
  • Storm gestild, Matt. 8:23-27; Marcus 4:36-41; Lukas 8:22-25
  • Bezetenen bevrijd te Gadara, Matt. 8:28-34; Marcus 5:1-20; Lucas 8:26-39
  • De dochter van Jaïrus opgewekt, Matt. 9:18-26; Marcus 5:22-43; Lukas 8:41-56
  • Bloedvloeiende vrouw genezen, Matt. 9:20-22; Marcus 5:25-34; Lukas 8:43-48
  • Verschrompelde hand van een man genezen, Matt. 12:10-13; Markus 3:1-5; Lukas 6:6-11
  • Bezeten jongen bevrijd, Matt. 17:14-18; Markus 9:14-27; Lukas 9:37-42
  • Blinden genezen, Matt. 20:30-34; Marcus 10:46-52; Lucas 18:35-43
  • Jezus loopt op het meer, Matt. 14:24-33; Mark 6:47-51; Johannes 6:16-21
  • Vijfduizend mensen gevoed, Matt. 14:15-21; Markus 6:35-44; Lukas 9:12-17; Johannes 6:5-14

De volgende wonderen door de Heer Jezus verricht, zijn in het Johannes' evangelie vermeld:

  • Joh. 2 : 1-11 in Kana : water in wijn veranderd = Bron van vreugde
  • Joh. 4 : 46-54 in Kana : zoon van een hoveling genezen = Bron van genezing
  • Joh. 5 : 1-9 te Jeruzalem: iemand, die 38 jaren ziek was genezen = Bron van kracht
  • Joh. 6 : 1-15 bij de zee van Galilea: 5000 mensen gespijzigd = Onderhouder van het leven
  • Joh. 6 : 16-21 op de zee van Galilea gewandeld = boven de natuurwetten verheven
  • Joh. 9 : 1-12 te Jeruzalem: blindgeborene ziende gemaakt = Bron van licht
  • Joh. 11 : 36-44 te Bethanië: Lazarus uit de doden opgewekt = Bron van leven

De volgende wonderwerk zijn door de Heer Jezus op sabbat verricht

  • Matth. 12 :9-13 de man met verdorde hand genezen
  • Mark. 1 : 21-28 de bezetene te Kapernaum bevrijd
  • Luk. 13 : 10-17 de vrouw, die 18 jaren kromgebogen was, hersteld
  • Luk. 14 : 1-6 een waterzuchtig mens geholpen
  • Joh. 5 : 1-9 de man, die 38 jaren ziek was, genezen
  • Joh. 9 : 1-12 de blindgeborene ziende gemaakt

Betekenis van Jezus’ wonderen

Jezus wees het verlangen naar wonderen terug bij de mensen, want Hij was niet gekomen om een ijdele nieuwsgierigheid te bevredigen. Menigmaal verbood Hij het verbreiden van zijn wonderen, om een toeloop van het aardsgezinde volk en voorbarige eigenmachtige plannen te verhinderen. Hij berispte het, wanneer men te veel gewicht aan zijn wonderen hechtte, wanneer de mensen slechts door uiterlijke nood, niet door enige behoefte van het hart tot Hem getrokken werden (Joh. 4: 48).

Na de opwekking van een 12-jarig meisje uit de dood, gebood hij de getuigen, onder wie haar ouders, dringend dat niemand het te weten zou komen.

Mr 5:42 En terstond stond het meisje op en liep; want het was twaalf jaar; en zij waren terstond buiten zichzelf met grote ontzetting. Mr 5:43 En Hij gebood hun dringend dat niemand dit te weten zou komen; en Hij zei dat men haar te eten moest geven. Mr 6:1 En Hij ging vandaar weg en kwam in zijn vaderstad, en zijn discipelen volgden Hem. (TELOS)

Aan de andere kant beroept de Heer zich uitdrukkelijk op zijn wonderen als getuigenissen van zijn goddelijke zending, die nog groter waren dan het getuigenis van Johannes (Joh. 5: 36). Hij billijkt het besluit van die blindgeborene, dien Hij het lichamelijk en geestelijk oog opende. „Ware deze niet van God, Hij zou niets kunnen doen" (Joh. 9 : 33, verg. Joh. 10: 37).

Hij beroept zich namelijk voor Johannes' discipelen daarop, als op de tekenen van zijn messiaanse zending (Matth. 11: 4-6). Wij zien hieruit duidelijk, welke betekenis Jezus aan zijn wonderen geeft. Hij ruimt ze niet de eerste plaats in onder de bewijzen voor zijn goddelijke zending en de bovennatuurlijke oorsprong van zijn leer, Hij houdt hun overtuigingskracht niet voor onweerstaanbaar, gelijk ook de uitslag toonde bij de Farizeeën, de discipelen van Johannes de Doper en zovele duizenden, daar de verblinden nog altijd de uitweg overbleef, de wonderen demonen en magische krachten toe te schrijven.

Verder wil Hij het bewijs daaruit altijd verbonden hebben met het gewichtiger bewijs uit zijn uitspraken en uit de inhoud en de geest van Zijn leer.

Ondanks dit alles beschouwt Hij die wonderbare daden als een noodzakelijk middel om door zinnelijke indrukken een geestelijke werking voor te bereiden, om aardsgezinde gemoederen tot nadenken over Hem te brengen, om te tonen, dat de messiaanse voorspellingen in zijn persoon vervuld werden (Jes. 61: 6), en om het geloof aan Hem te grondvesten en te sterken. Dienovereenkomstig zijn Jezus' wonderen:

  1. feitelijke bewijzen voor het zijn en heersen van de boven de natuur verheven en haar steeds nabij zijnde Schepper en bestuurder der wereld, in het bijzonder aanduidingen van zijn macht en liefde.
  2. Openbaringen der heerlijkheid van Christus, stralen die uit zijn nederigheid en knechtsgestalte te voorschijn schieten en Hem verheerlijken.
  3. Onontbeerlijke bestanddelen van zijn aardse levensloop, zoals uitdrukkelijk zijn opstanding en hemelvaart.
  4. Bewijzen van zijn messiaanse bestemming, daar in het O.T, van de Messias bepaald geprofeteerd was, dat Hij wonderen zou doen (Deut. 18: 18; Jes. 35: 5-6).
  5. Tekenen van zijn verlossende werkzaamheid, van zijn tot helpen, weldoen, helen, verzachten, verheugen en zegenen bereidwillige liefde.
  6. Zegel op zijn goddelijke zending (1 Joh. 9: 16, 32; 14 : 10).
  7. Bewijzen voor zijn goddelijk Zoonschap, voor zover zij allereerst de waarheid van zijn uitspraken over zijn goddelijke waardigheid bevestigen, en van zijne goddelijke zending getuigen. Wat een als goddelijk erkende gezant van God leert en verkondigt, moet waarheid zijn (Mark. 14 : 61. Joh. 9 : 35). Daarom staat er (Joh. 20: 31): „Deze tekenen zijn beschreven, opdat gij gelooft, dat Jezus de Christus, de Zoon Gods is, en gij door het geloof het leven hebt in zijn naam." 
  8. Tenslotte zijn zij aanschouwelijke beelden van de innerlijke zielswonderen, die aan geestelijk doven , stommen, lammen, enz. geschiedden.

Wonderen en tekenen door N.T. gelovigen

Toen Jezus het eerst de 12 apostelen in de steden van Israel zond, rustte Hij ze uit met de macht, om wonderen te doen, als bevestiging van hun hogere zending (Matth. 10: 7-8). De 70 discipelen spraken bij hun terugkeer vol vreugde : „Heer , ook de demonen zijn ons in uw naam onderdanig” (Luk. 10: 16).

Van zijn verhoging belooft Jezus de apostelen en allen, die waarlijk aan hem geloven zouden, dat tekenen het woord zouden begeleiden dat zij verkondigen, waarin de kracht van de Allerhoogste zich openbaren zou (Mark. 16: 17, 18, verg. 10: 19). 

In het begin van de vorming der Gemeente gaf de Heer grote kracht aan Zijn discipelen, die in opdracht van Hem en in afhankelijkheid hun taak vervulden en zowel oordeel als genezing uitvoerden Mark. 16 : 20. Christus heeft alle macht (Matth. 28 : 18). Hij gaf getuigenis aan het evangelie door te geven dat wonderen door de handen van de apostelen gebeurden.

Hnd 14:3 Zij bleven dan geruime tijd met vrijmoedigheid spreken over de Heer, die getuigenis gaf aan het woord van zijn genade door te geven dat tekenen en wonderen door hun handen gebeurden. (TELOS)

Hnd 5:12 Door de handen van de apostelen nu gebeurden vele tekenen en wonderen onder het volk; en zij waren allen eendrachtig in de zuilengang van Salomo; (TELOS)

De Handelingen der Apostelen vertonen ons dus een deel der vervulling van Christus’ belofte in de wonderen, die Petrus en Paulus en de andere Apostelen (Hand. 5 : 12) verrichtten, (3: 7, 8; 9: 33, 34, 40; 14: 8, 9; 19: 11, 12). Deze betuigen daarbij uitdrukkelijk , dat het niet hun eigen werk was, maar een werking der Godskracht van Christus die zij in het geloof aanvatten en aantrokken (3 : 16). Evenzo hebben andere gelovigen behalve de apostelen in de naam van Jezus wonderen gedaan, zoals de diaken Philippus, Stefanus (8: 6-7; 6 : 6 ; 8: 13). Dit bewijzen de wonderbare genadegaven in de Korinthische gemeente (1 Kor. 1: 7: 12:5, 8-33), in de Romeinse gemeente (Rom. 12 : 6).

Drie meldingen van wonderen door Stefanus en Filippus:

  1. Hand. 6: 8 'wonderen en grote tekenen' door Stefanus
  2. Hand. 8: 7 vele bezetenen, verlamden en kreupelen genezen door Filippus in Samaria
  3. Hand. 8: 13 'tekenen en grote krachten' door Fillipus

Zevenmaal door Petrus en andere apostelen:

  1. Hand. 2: 43 wonderen en tekenen
  2. Hand. 3: 7 de kreupele genezen
  3. Hand. 5: 5-10 Ananias en Saphira vielen dood neer: een oordeel Gods
  4. Hand. 5: 12 tekenen en wonderen
  5. Hand.5:15-16 zieken genezen
  6. Hand. 9: 34 Enéas genezen 
  7. Hand. 9: 40 Dorkas uit de doden opgewekt

Zevenmaal door Paulus:

  1. Hand. 13: 11 Elymas werd blind: een oordeel Gods,
  2. Hand. 14: 10 verlamde, die geloofde in de kracht Gods, genezen
  3. Hand. 16: 18 duivel uitgeworpen
  4. Hand. 19: 12 zieken genezen
  5. Hand. 20:10-12 Eutychus uit de doden opgewekt
  6. Hand. 28: 3-6 Paulus door giftige slang gebeten bleef gezond
  7. Hand. 28:8-10 vader van Plubius van koorts bevrijd

Alle dingen zijn mogelijk hem die gelooft (Mark. 9: 23; Matth. 17: 20; Joh. 14: 12 verg. Joz. 10: 12; 1 Kon. 17 : 1 , 9; Ef. 1: 4 , 5; 2 Kor. 6: 16).

Wonderen na de N.T. tijd

Dat de wondergaven nog eeuwenlang in de kerk van Christus voortduurden blijkt uit onweerlegbare getuigenissen. In de vroege kerkgeschiedenis komt vooral het uitdrijven van demonen naar voren. De verdedigers van het Christendom van Justinus en Irenaeus af tot in de 4e eeuw beroepen zich met het grootste vertrouwen daarop, dat voor de naam van Christus de demonen moesten wijken. Justinus de Martelaar, Irenaeus en Tertullianus getuigden aan de heidense vervolgers dat er kracht in de naam van Jezus was. De vervolgende keizers werden uitgenodigd om er getuige van te zijn. Terwijl de christenen werden vervolgd, zouden dergelijke tekenen een zichtbaar bewijs zijn van de kracht van God en de waarde van de naam van de Here Jezus. Tegen de tijd dat de keizers het christendom beleden, gevolgd door de massa van het volk (4e eeuw), was Christus goed bekend geworden en nam het aantal tekenen af. 

De wonderkrachten zijn niet beperkt tot de eerste tijd der stichting en grondvesting van het Christendom, hoewel zij toen in groter getal nodig waren, zij duren nog voort tot op de huidige dag, en zouden meer te voorschijn treden, als onze tijd niet zozeer aan ‘geloofskrankheid’ leed. Ook heden ten dage heeft het geloof bij elke gelovige een verborgen wonderkracht, elke geloofswerking is werkelijk wonderbaar, ofschoon het niet openbaar wordt, hoewel bij velen, deels wegens hun eigen zwakheid, deels wegens de onwaardigheid der wereld — en dus niet enkel omdat de kerk reeds gegrond is — deze kracht zich tegenwoordig zelden vertoont. Johann Albrecht Bengel (1687-1752) herinnert in zijn Gnomon Novi Testamenti aan een algemeen geloofd wonderbaar voorval met een lam 20-jarig meisje van Leonberg.

Goddelijke getuigenis

God kan een wonder of teken geven om iets bekend te maken of een boodschap te bevestigen. De Heer gaf te Iconium getuigenis aan het woord van zijn genade door tekenen en wonderen te geven door de handen van de evangelisten Paulus en Barnabas. Zodoende bevestigde Hij de waarheid van de boodschap die zij brachten.

Hnd 14:3 Zij bleven dan geruime tijd met vrijmoedigheid spreken over de Heer, die getuigenis gaf aan het woord van zijn genade door te geven dat tekenen en wonderen door hun handen gebeurden. (TELOS)

'Bovennatuurlijke' wonderen

In engere zin zijn wonderen zulke daden of gebeurtenissen, die

  1. uit de krachten en wetten der natuur en van de menselijke geest, bij alle vorderingen van onderzoek en wetenschap, op het tegenwoordig standpunt der mensen onverklaarbaar zijn en daarom
  2. slechts uit de inwerking van ‘bovennatuurlijke’ krachten kunnen afgeleid worden. Deze wortelen of in het rijk van het Lichts, of in dat van de duisternis, daarom moet men onderscheiden goddelijke en demonische wonderen.

Goddelijke wonderen

Goddelijke wonderen zijn zulke feitelijke verschijnselen, die boven de gewone loop der natuur door een buitengewoon ingrijpen Gods werden voortgebracht, zodat ieder onbevangene ziet: dit is Gods vinger (Exod. 8: 19). Hun kentekenen zijn de volgende: zij hebben met bevrediging van ijdele beschouwingen en nieuwsgierigheid niets te maken; zij strekken meestal tot heil der mensen en soms als strafgericht tot schade en verderf; zij hangen altijd samen met zedelijke en godsdienstige doeleinden en zijn bijzonder gericht op de openbaring van Gods gerechtigheid en liefde, op bevordering van het geloof en van de heiliging en op de verstoring van de Satan en de macht van de duisternis.

Een goddelijk 'bovennatuurlijk' wonder kan gevolgd worden een 'natuurlijke' maatregel. Toen de Heer Jezus een 12-jarig meisje uit de dood had opgewekt, schonk hij haar niet op bovennatuurlijke wijze een gevulde maag, maar "Hij zei dat men haar te eten moest geven", kennelijk omdat zij dat voor een volledig herstel nodig had. 

Mr 5:41 En Hij greep de hand van het kind en zei tot haar: Talitha koem, dat is vertaald: Meisje, Ik zeg je, sta op! Mr 5:42 En terstond stond het meisje op en liep; want het was twaalf jaar; en zij waren terstond buiten zichzelf met grote ontzetting. Mr 5:43 En Hij gebood hun dringend dat niemand dit te weten zou komen; en Hij zei dat men haar te eten moest geven. (TELOS)

Demonische wonderen

Wat de demonische 'bovennatuurlijke' wonderen betreft, vermeldt de Schrift diverse gevallen. De Egyptische tovenaars deden wonderen (Ex. 7: 12, 22; 8: 7), maar waren niet in staat al Mozes’ wonderen na te doen. In de laatste strijd, dien het rijk Gods nog met het rijk der duisternis te doorstaan heeft, zijn ons nog zulke demonische wonderen voorgesteld, overeenkomende met die welke eens door de Egyptische tovenaars gedaan werden (2 Tim. 3: 8). De apostel Paulus betuigt aangaande de Wetteloze, de mens der zonde:

2Th 2:8 En dan zal de wetteloze geopenbaard worden, die de Heer Jezus zal verteren door de adem van zijn mond en ten niet doen door de verschijning van zijn komst; 2Th 2:9 hem, wiens komst naar de werking van de satan is met allerlei kracht en tekenen en wonderen van de leugen, 2Th 2:10 en met allerlei bedrog van de ongerechtigheid voor hen die verloren gaan, omdat zij de liefde tot de waarheid niet hebben aangenomen om behouden te worden. (TELOS)

Verg. Matth. 24: 24. Openb. 13: 13.

Het Beest uit de zee zal grote tekenen doen, zodat het ook vuur van de hemel laat vallen voor de mensen.

Het Heidendom heeft naast een massa bedrog en bijgeloof zulke feiten aan te wijzen die slechts uit het ingrijpen van een duistere wereld verklaarbaar zijn. Waarom zou God in de Mozaïsche wetten met zo grote ernst en nadruk alle soorten van heidense toverij verboden hebben, als alles slechts op inbeelding en bedrog ware uitgelopen ?

Het denkbeeld dat de duistere geesten geen werkelijke wonderen doen kunnen, maar alleen wonderbare, verbazing wekkende dingen, door een ons nog verborgen verband van natuurlijke oorzaken, komt niet overeen met de ware betekenis van de Schrift. Als men zich daarop beroept, dat zulke wonderen krachten en tekenen der leugen heten, dan is dit niet zo bedoeld, als waren zij slechts goochelarij en behendigheid, en dan zouden zij niet grote tekenen en wonderen heten, maar zij worden zo genoemd, omdat zij van de leugen uitgaan en de leugen ten doel hebben.

Wonderen van de leugen kunnen leugenachtig zijn omdat zij de zogenaamde goden als werkelijke goden schijnen te bevestigen; of omdat zij middelen zijn tot bekrachtiging van dwaling, leugen en verderf; of omdat zij zich voor iets anders uitgeven dan zij zijn, daar zij beweren beweren heilzaam te werken, en slechts onheil stichten en bevorderen.

Verscheidenheid van wonderwerken

Naar de uitspraken van de Heer Jezus (Joh. 5 : 20; 14 : 12; Matth. 24: 24), hoewel zij niet alle uitsluitend op de wonderen zien, bestaat er een trapsgewijze verscheidenheid tussen de wonderwerken ten opzichte van hun grootte, min of meerdere machtsvertoning, medewerking van natuuroorzaken, en het gevolg dat zij voortbrengen. Er zijn grotere en kleinere,  belangrijke en onbelangrijke (verg. Joh. 5: 20; 14: 12), inwendige en uitwendige natuur- en geesteswonderen.

Het grootste wonder, of een wonder in absolute zin is de schepping van de wereld uit niets (natuurlijks), d.w.z. uit God alleen; want hier waren alle natuuroorzaken uitgesloten, en de goddelijke oorzakelijkheid was alleen werkzaam.

Dezelfde Almacht van onze God nu, die hemel en aarde naar stof en vorm in het aanzijn riep, zal door een dergelijk wonder het gehele tegenwoordige natuurverband weer opheffen, en uit de ondergang van de tegenwoordige wereld een nieuwe schepping te voorschijn brengen (2 Petr. 3: 10, 13; Matth. 24: 35; Hand. 2: 20; Jes. 65: 17; Openb. 21: 1, 6).

Het naaste aan deze absolute wonderen komen dan de schepping of vernietiging van planeten(stelsels) en sterren(stelsels), van enkele nieuwe klassen van redeloze of redelijke schepselen (mensen) in de reeds bestaande wereld. Naarmate het wonder zulk een scheppende werkzaamheid nadert, of zich daarvan verwijdert, neemt het verschillende vormen en trappen aan. Het natuurverband kan de ene keer als zodanig terugtreden, zoals bij de verandering van water in wijn, of bij de opwekking van Lazarus; een andermaal kunnen natuuroorzaken meewerken, alleen in verhoogde en versterkte mate, zoals bij de wonderboom van Jona en zoals men misschien bij sommige ziekengenezingen aannemen mag. Een zekere noodzakelijke bemiddeling, een zekere aanknoping aan het natuurlijke is in ieder geval daarbij; want de werkingen van de goddelijke kracht geschieden enerzijds door middel van een menselijke persoonlijkheid, bijv. door Mozes, Christus, de discipelen, anderzijds in vele gevallen door het geloof van hen, aan wie de wonderen geschieden. Niet als zouden daarmee de wonderen natuurlijk verklaard worden, maar zij moeten overeenkomstig de waarheid niet als iets tegennatuurlijks of onnatuurlijks opgevat worden. Zo is het bij het innerlijke wonder der bekering of wedergeboorte; het geschiedt door dezelfde kracht die Jezus uit de dood opwekte (Ef. 1 : 19 , 20), maar de meewerking van voorbereidende oorzaken en menselijke werktuigen is daarbij niet uit gesloten.

Wonder en natuurwet

Geen oprecht gelovige in de inspiratie van de Schrift kan eraan twijfelen dat er echte wonderen te zijn gedaan door de kracht van God, beide in oudtestamentische en nieuwtestamentische tijden. 

Voor de ‘naturalistische’ filosofie, het scepticisme en de vermeende beschaving zijn wonderen echter voortdurend een steen des aanstoots en een rotsteen der ergernis. Men zegt dat wonderen de samenhang der natuur zouden verbreken, daar het onmogelijk is dat er iets geschieden zou in strijd met de natuurwetten. Natuurwetten zijn onherroepelijk, van hen kan niet worden afgeweken.

Hieraan wordt het historische argument toegevoegd dat er steeds wetten van de natuur worden ontdekt die voorheen onbekend waren. Als onze voorvaderen de toepassing van latere ontdekkingen konden meemaken, zoals de telefoon, microfoon, enz., zouden zij oordelen dat hier wonderen gebeuren. Dus, zo wordt betoogd, waren ook de wonderen in de Schrift slechts handelingen die gebruik maakten van één of meer natuurwetten die tot dan toe onbekend waren. 

Tegen dit laatste argument kan men inbrengen, dat de tot nu toe ontdekte wetten in de natuur op geen enkele manier verklaren dat dode personen tot leven zijn gewekt, blinden hun gezicht hebben gekregen, doven hoorden, kreupelen wandelden, demonen uit bezetenen werden geworpen. Noch heeft de wetenschap de natuurwet ontdekt die het drijven van een ijzeren bijl op het water verklaart. 

Aan de tegenwerping van de ijzeren natuurwetten ligt veel misverstand ten grondslag. Wat zijn natuurwetten? Geregelde verbanden tussen verschijnselen. Regels voor hetgeen zekere dingen te doen en te ondergaan hebben, hoe zij op elkaar werken. Deze regels zijn gevormd, geformuleerd, doordat men een aantal gelijksoortige feiten heeft samengevat; bij herhaalde beschouwing in veeljarige ervaring nam men daarbij altijd hetzelfde verband waar. Daar nu echter deze waarnemingen slechts in een klein deel van de schepping gemaakt zijn, zo is altijd nog de vraag: kennen wij alle wetten? Een feit kan met de door ons aangenomen natuurwetten schijnen te strijden, en toch kan het uit een hogere wet of orde volgen, die in Gods plan opgenomen is. Voor de hogere geesten van de hemel kan zich iets als een wettige verschijning vertonen, waarover wij, kortzichtige mensen, als over het grootste wonder verbaasd zijn. 

Er zijn geen wetten 'van' de natuur, alsof de natuur zijn eigen wetten heeft: er zijn wetten in de natuur, die God in Zijn wijsheid als Schepper heeft ingesteld; maar Hij die de wetten gemaakt heeft, bezit zeker dezelfde macht dingen te doen die niet passen in ons bekende wetmatigheden. Door zijn kracht en voorzienigheid gaf Hij de Israëlieten manna uit de hemel, voedde de Heer Jezus met een paar broden en vissen duizenden mensen en riep Hij het leven terug in ontzielde lichamen. Niet de natuurwetten bepalen alles, God bepaalt uiteindelijk alles. Natuurwetten zijn geen albeheersende goden, maar ordeningen Gods. 

Natuurwetten ‘opgeheven’

Verder bedenke men, dat er een dubbelzinnigheid ligt in de stelling: de natuurwetten worden door een wonder opgeheven. Men kan zeggen: (1) de natuurwetten zelf, zoals de wet der zwaarte, van de chemische verwantschap, worden buiten werking gesteld, of (2) sommige werkingen van die wet worden in dit of dat geval voor een korte tijd opgeheven, en de werkingen van een andere hogere wet of orde treden in de plaats. Het eerste (de buitenwerkingstelling van natuurwetten) echter is niet het geval bij de wonderen, het andere (de werking van een andere hogere wet of orde) kan ons niet bevreemden. Wijzelf kunnen geen beweging met arm of voet maken, zonder de uiting van een natuurwet door die van een andere op te heffen of te beperken; een arts, een scheikundige breekt honderdmaal de gewone samenhang van oorzaken en werkingen af. Zolang de levenskracht het lichaam bezielt, wordt de werkzaamheid van andere, lagere natuurkrachten voortdurend onderdrukt. Als de mens de aantrekkende zwaartekracht op aarde kan overwinnen door andere krachten in te schakelen, de aarde te verlaten en op de maan te landen, zou de levende God beperkt worden door eeuwige natuurwetten? Is het zó vreemd dat de Heer Jezus over het water liep, terwijl wij over het water vliegen (in vliegtuigen)? Heeft God geen middelen en mogelijkheden om over het water te lopen, terwijl wij ze hebben om over het water te vliegen? 

Natuurwetten hersteld

Tenslotte is te bedenken dat de wonderen voor een groot deel de natuurwetten zo weinig opheffen, dat zij integendeel ze eerst oprichten en herstellen. Wonderdadige genezingen van zieken zijn geenszins schending der natuurwet, maar veel meer haar ware, werkelijke herstelling. Is het niet duidelijk tegen de oorspronkelijke natuurwet en waarlijk onnatuurlijk, dat iemand ogen heeft en niet ziet, oren heeft en niet hoort, spraakwerktuigen en niet spreekt, leden heeft en toch niet volgens de natuur en het doel der ledematen ze gebruiken kan? De Heer Jezus hief het onnatuurlijke op en herstelde de oorspronkelijke natuurwet. Juist hetzelfde laat zich ook van de dodenopwekkingen zeggen, omdat 's mensen oorspronkelijke bestemming is, te leven, maar niet te sterven. Bij de andere wonderen komt de wet in toepassing, dat de natuur oorspronkelijk bestemd is, de geest te gehoorzamen, niet omgekeerd de geest aan de natuur.

De mogelijkheid van ‘bovennatuurlijke’ wonderwerken te ontkennen zou dwaasheid zijn, althans in degeen die het bestaan van een opperste Bouwmeester van het heelal erkent, omdat Hij, die de natuurwetten heeft ingesteld, ontegenzeglijk haar werking voor een poos kan overtreffen, terwijl zijn wijsheid verhoeden kan, dat door een afwijkende verloop van zaken het geheel in wanorde gerake.

Kennis van een 'bovennatuurlijk' wonder

Is een bovennatuurlijk wonderwerk als zodanig wel bewijsbaar? Kan men bewijzen dat God buitengewoon werkt in een bepaalde gebeurtenis? Waarop zou dit bewijs kunnen rusten? Op het getuigenis der omstanders? Maar deze kunnen slechts het feit van hetgeen wat zij waargenomen hebben betuigen; hun getuigenis strekt zich niet uit tot de bovennatuurlijke en daarom slechts veronderstelde oorzaak van de onbegrepen gebeurtenis. Zulk een onderstelling nu kan men reeds daarom niet laten gelden, omdat een natuurlijke (normale) verklaring doorgaans de voorkeur heeft.

Men kan zich dus op niets beroepen dan op de openbaring of geestelijk inzicht.

Ro 1:20 -want van de schepping van de wereld af worden wat van Hem niet gezien kan worden, zijn eeuwige kracht en Goddelijkheid, uit zijn werken met inzicht doorzien-,opdat zij niet te verontschuldigen zijn, (TELOS)

1Ti 6:16 Hij die alleen onsterfelijkheid heeft, die een ontoegankelijk licht bewoont, die geen mens gezien heeft of zien kan. Hem zij eer en eeuwige kracht! Amen. (TELOS)

In ons vertrouwde werken, maar ook in buitengewone wonderwerken van God kan men Zijn kracht en goddelijkheid onderscheiden, doorzien.

De overleveringen van ieder volk is rijk aan wonderen. Sommige van de feiten zelf, waarvan een overlevering of legende spreekt, zijn niet genoeg bewezen. Van anderen is hetgeen in zichzelf iets zeer natuurlijks was, bij het overbrengen van mond tot mond, door onkunde of door de gewone zucht van de verhalers om hetgeen zij overbrengen steeds fraaier op te sieren, tot een wonderverhaal geworden. Het getal der wonderen en het geloof daaraan neemt in die zelfde mate af, als de bewijsbare geschiedenis en de kennis der natuur toenemen.

Terwijl wonderen gebeuren, behoort dus omzichtigheid in acht genomen te worden. Van het onbegrepene tot het 'bovennatuurlijk' wonderdadige te besluiten is een grote misslag van redenering. Niet alleen het gezond verstand, maar de ook dagelijkse ondervinding doet zoiets inzien. In enkele minuten over de gehele werelddelen en uitgestrekte oceanen berichten te ontvangen (e-mail), over grote afstanden met andere te spreken (telefonie), gebeurtenissen te zien die op grote afstand plaatsvinden (televisie)… in vroeger eeuwen zouden zulke verrichtingen als ontegenzeggelijke wonderwerken beschouwd geworden zijn. En evenwel, wat zijn zij anders dan de toen niet bekende toepassing van gewone natuurkrachten?

Geloof aan wonderen

Uit een onderzoek in opdracht van de Nederlandse omroep KRO bleek in 2003 dat een kleine meerderheid der Nederlanders aan het bestaan van wonderen gelooft. “Uit het onderzoek onder bijna vijfhonderd mensen blijkt dat minder dan de helft van de ondervraagden de onverklaarbare dingen in het leven toeschrijft aan toeval. Opvallend is dat hoger opgeleiden kennelijk meer dan lager opgeleiden geloven dat er iets van een hogere orde is tussen hemel en aarde. In het algemeen zijn vrouwen meer dan mannen deze overtuiging toegedaan. En gekeken naar leeftijden zijn het met name jongeren (tot 34 jaar) die in wonderen geloven.”[2]

Menselijk prachtstuk

Ook een prachtig (kunstig) bouwwerk door de ouden opgericht wordt een wonder genoemd. De zeven ‘wereldwonderen’ of ‘wonderen der wereld’ zijn:

  1. de Egyptische pyramiden,
  2. de hangende tuinen v. Babylon,
  3. de tempel van Diana te Ephese,
  4. het beeld van Jupiter te Olympia,
  5. het Mausoleum
  6. de Colossus van Rhodus,
  7. de vuurtoren van Alexandrië.

Producten van menselijke cultuur kunnen ons verwonderen. Nog meer verwondering wekt de natuur rondom ons. De schepping van God is vol prachtstukken van goddelijke makelij. De wereld is vol wonderen. 

Bronnen

A New and Concise Bible Dictionary (George Morris, 1899) s.v. Miracles. Hieruit is op 12 april 2014 tekst genomen, vertaald en verwerkt.

H. Moll, Wat zegt Gods Woord over ...?, deel 4 (Oostburg: W.J Pieters, z.j.), blz. 24, 98. Hieruit is, onder toestemming, op 11 april 2014 tekst opgenomen.

H. Zeller, Bijbelsch Woordenboek voor het Christelijke volk. Tweede deel K - Z. ('s Gravenhage: M.J. Visser, 1872) s.v. Wonder. Hieruit is op 11 april 2013 tekst genomen en verwerkt.

P.G. Witsen Geysbeek e.a., Algemeen noodwendig woordenboek der zamenleving. Deel 6 (Amsterdam: Gebr. Diederichs, 1861) s.v. Wonder

Th. Famulus, Over het Wonder ; het wezen, de mogelijkheid, de werkelijkheid, de kenbaarheid en de bewijskracht van het wonder. Amsterdam: R. K. Boek-Centrale, 1918 (3e druk). Deze uitgave van de Apologetische Vereeniging verscheen 1909 in eerste druk bij G. Borg, Amsterdam. De auteur, die eigenlijk Th. Benschop heet, is rooms-katholiek.

Meer informatie

B. Lemkes, wonderen en tekenen in de bijbel , download van OudeSporen.nl

Voetnoten

  1. Van Dale's Groot woordenboek der Nederlandse taal (13e uitgave), digitale versie, jaar 2000.
  2. Aangehaald in H. Zeller, Bijbelsch Woordenboek voor het Christelijke volk. Tweede deel K - Z. ('s Gravenhage: M.J. Visser, 1872) s.v. Wonder.