1e eeuw na Chr.
De 1e eeuw na Christus behelst de jaren 1 tot 100. Hierna volgt de 2e eeuw.
6: Archelaüs door Augustus afgezet. Judea en Samaria komen onder onmiddelijke heerschappij van de Romeinen. Quirinius, landvoogd van Syrië, gelast een volkstelling te houden. Opstand van Judas de Gaulaniter. Coponius procurator (ondergeschikte landvoogd) van Judea. Annas, behorende tot de partij van de Sadduceeën, wordt hogepriester van Israël (6/7-14/15 n.Chr.).
11: Marcus Ambivius volgt Coponius op als procurator van Judea. Annius Rufus volgt Ambivius op.
Tiberius door Augustus tot mederegent aangenomen.
14: Op 19 augustus sterft de Romeinse keizer Augustus. Zijn stiefzoon Tiberius (geb. 42 v.Chr.), inmiddels 55 jaar oud, volgt hem op. Tiberius is achterdochtig, wreed en wellustig. Overwinningen van Germanicus, zoon van Drusus, een der edelste helden van deze eeuw.
15: Valerius Gratus procurator van Judea gedurende 11 jaar (15-26 n.C.).
17/18: Jozef, bijgenaamd Kajafas, wordt door Valerius Gratus aangesteld als hogepriester van het Joodse volk. Evenals zijn voorganger Annas behoort hij tot de partij van de Sadduceeën. Hij bekleedt het hogepriestersambt van ca. 17 - 36 n.Chr.
26: Pontius Pilatus procurator van Judea gedurende 10 jaar (26-36 n.C.).
Keizer Tiberius trekt zich uit Rome naar het eiland Capri terug. Sejanus, de bevelhebber van de lijfwacht, heeft daarna vrijwel alle macht.
26-27: In Israël is het jaar 26 van zijn laatste kwartaal af tot aan de herfst van 27 een Sabbatsjaar.
27-28: De herfst van 27 tot aan de herfst van 28 is een jubeljaar in Israël.
26 of 29: Roeping van Johannes de Doper. Doop van Jezus.
Lu 3:1 In het vijftiende jaar nu van de regering van keizer Tiberius, toen Pontius Pilatus stadhouder was over Judea en Herodes viervorst over Galilea en zijn broer Filippus viervorst over Iturea en het land Trachonitus en Lysanias viervorst over Abilene, Lu 3:2 onder hogepriester Annas en Kajafas, kwam het woord van God tot Johannes, de zoon van Zacharia, in de woestijn. Lu 3:3 En hij kwam naar de hele streek van de Jordaan en predikte de doop van bekering tot vergeving van zonden; (TELOS)
Het 15e jaar van Tiberius (Luc. 3:1) is het jaar dat loopt van 19 aug. 28 tot 29 na Chr. In Galilea en Perea regeert Herodes Antipas als viervorst (4 v. Chr. -39 n. Chr.. In Iturea en Trachonitis, aan de overzijde van het meer van Galilea, was diens broer Filippus viervorst (4 v. Chr. -34 n. Chr.).
28 of 31 (?): Johannes de Doper door Herodes Antipas onthoofd.
De Heer Jezus heeft voornamelijk in Judea, Samaria en Galilea gewandeld.
Lu 17:11 En het gebeurde toen Hij naar Jeruzalem reisde, dat hij midden door Samaria en Galilea ging.
30 of 33: Kruisiging van Jezus Christus. Opstanding. Hemelvaart. Uitstorting van de Heilige Geest op de Pinksterdag.
31: Sejanus en zijn vrienden worden op bevel van keizer Tiberius om het leven gebracht. Sejanus had Drusus, de zoon van de keizer, door vergif uit de weg laten ruimen.
33: Pilippus, viervorst van Gaulanitis, Traconitis en Batanea, sterft. Zijn staten worden gevoegd bij Syrië.
35: Pilatus dempt onlusten in Samaria: de Samaritanen beschuldigen hem bij Vitellius, landvoogd van Syrië. Deze zendt Marcellus naar Judea en gebiedt Pilatus zich voor de keizer te verantwoorden.
35 of 38: Paulus' eerste bezoek aan Jeruzalem (Gal. 1:18).
36: Pilatus vertrekt naar Rome en wordt het volgende jaar naar Vienne in ballingschap gezonden.
Na de afzetting van Pilatus wordt de hogepriester Kajafas afgezet, hem volgt Jonathan, zoon van Ananus (Annas) op.
Oorlog tusschen Herodes Antipas en Aratus, koning van Petra, wiens dochter hij verstoten had om Herodias, vrouw van zijn broer Herodes Filippus, te huwen.
Na de steniging van de eerste christelijke martelaar, Stefanus (ca. 36 n.C.), worden gelovigen verstrooid. De gemeente breidt zich uit, mede door het evangelisatiewerk van Filippus. Zie kaart hieronder.
37: Keizer Tiberius, al stervend, wordt op 16 maart 37 door Macro, de opvolger van Sejanus, onder een kussen gesmoord. Cajus Caligula, zoon van Germanicus, volgt hem op (37-41). Cajus Caligula is een ellendig vorst, lafhartig, wreed en niet altijd wel bij zijn verstand.
Cajus Caligula maakt Agrippa I, zoon van Aristobulus, kleinzoon van Herodes I, tot koning van hetgeen Filippus en Lysanias (viervorst van Abilene) bezeten hebben, en Marullus procurator van Judea.
38 (?): Bekering van Saulus, die de apostel Paulus wordt.
39: Herodes Antipas en Herodias gaan naar Rome om Herodes Agrippa te beschuldigen. Zij worden naar Lyons verbannen en hun rijk wordt aan Herodes Agrippa gegeven.
40 (?): Philo, de Alexandrijnse Jood, naar Rome in een gezantschap aan de keizer, die hem ongunstig ontvangt.
41: Keizer Caligula vermoord. Claudius, een zwak mens met weinig verstand, wordt keizer (41-54): hij is een groot vriend van Herodes Agrippa. Zijn vrouwen Messalina, een toonbeeld van ontucht, en Agrippina, dochter van Germanicus, heerszuchtig en bekwaam regeren hem beurtelings. Claudius geeft aan Herodes Agrippa Judea, Samaria en de Libanon en Chalkis in Syrië aan diens broeder Herodes IV.
43: Paulus en Barnabas te Antiochië.
44. Jacobus, zoon van Zebedeus, onthoofd. Petrus gevangen en door een engel verlost (Hand. 12).
Dood van Herodes Agrippa. Zijn zoon Agrippa te Rome bij Claudius opgevoed. Cuspius Fadus procurator van Judea.
44-48: Hongersnood onder Claudius (Hand. 11:28).
45: Paulus ten tweede maal in Jeruzalem, spoedig daarna zijne eerste zendingsreis.
Herodes IV vorst van Chalkis verkrijgt de bewaring van de tempel en het recht om de hogepriester aan te stellen.
46. Tiberius Alexander volgt Fadus als procurator van Judea op.
Paulus' tweede bezoek aan Jeruzalem (Hand. 11:29v).
47. Dood van Herodes IV. Claudius geeft zijn vorstendom en zijn rechten aan Agrippa, zoon van Herodes Agrippa.
Cumanus wordt procurator van Judea.
47-48 Paulus' eerste zendingsreis.
48/49: Apostelvergadering te Jeruzalem (Hand. 15); Paulus' derde bezoek aan Jeruzalem.
49/50 verdrijft Claudius de Joden uit Rome (Hand. 18:2), omdat zij, zo het heet, door aanhitsing van Chrestus (Christus?) steeds oproer maken. (Sueton. Cl. 25.; vergelijk Dio Cassius 60. 6.)
48/49-51/52: Tweede zendingsreis van Paulus. De apostel Paulus arbeidt gedurende anderhalf jaar in Corinthe. Hij treft daar Aquila en Priscilla aan.
Paulus gedaagd voor de rechterstoel van Gallio in Corinthe (Hand. 18:12). Vierde bezoek van Paulus aan Jeruzalem (Hand. 18:22).
50: Onder Claudius' regering (41-54) wordt het eiland der Britten door de overwinningen van Agricola bij het Romeinse rijk gevoegd.
51: Gallio proconsul over de Romeinse provincie Achaje, van de zomer van 51 tot het voorjaar van 52.
52: Onlusten met de Samaritanen noodzaken Quadratus, landvoogd van Syrië, Cumanus, Ananias (de hogepriester) en vele anderen naar Rome ter verantwoording te zenden. Keizer Claudius (41-54) verschaft recht aan de Joden, zendt Cumanus in ballingschap en maakt Felix procurator. Hij ontneemt Agrippa Chalkis, en geeft hem Batanea, Traconitis en Abilene in de plaats.
Felix maakt zich door vele geweldenarijen gehaat. Verg. Hand. 24:3, 25.
54: Dood van Claudius. Zijn stiefzoon Nero wordt keizer (54-68). Nero geeft aan Agrippa Galilea, Judea, Tiberias, Tarichea, Julias en de omgevingen.
Nero is de moordenaar van zijn stiefbroeder Britannicus geweest, van zijn zuster, vrouw, moeder, van zijn leermeesters en van vele geachte en aanzienlijke burgers. Hij is de eerste keizer die de Christenen vervolgd heeft. Zijn naam wordt synoniem van dwingeland en wreedaard.
58 of 60: Paulus' vijfde bezoek aan Jeruzalem; gevangen genomen, door Lysias aan Felix gezonden te Cesarea.
60: Felix afgezet en Festus in zijne plaats benoemd. De Joden beschuldigen Felix voor de keizer, doch deze begenadigt hem.
Paulus verantwoordt zich voor Agrippa, Bernice en Festus. Hij beroept zich op de keizer en wordt naar Rome gezonden.
61: Paulus' aankomst te Rome.
62: Dood van Festus.
Dood van Jacobus te Jeruzalem; bijgenaamd de Rechtvaardige, een broer van de Heer Jezus. Voor de komst van Festus' opvolger Albinus, doet Ananus, zoon van Ananias, hogepriester, Jacobus en enige anderen grijpen en stenigen. Albinus en de Joden zijn daarover vertoornd en Agrippa ontneemt Ananus de hogepriesterlijke waardigheid (Joseph. Antiq. 20: 8).
De tempel wordt geheel afgemaakt, nadat Herodes omstreeks 18 jaar vóór C. was begonnen die stuksgewijze af te breken en op grotere schaal met meer pracht te herbouwen.
63: Einde van het boek der Handelingen.
64: In Judea: Gressius Florus volgt Albinus op. Zijn dwingelandij is oorzaak van een opstand, die in 66 in Judea uitbreekt.
Keizer Nero verbrandt een groot deel van Rome om het mooier weer op te bouwen. De algemene verontwaardiging doet hem omzien naar anderen op wie hij de schuld zal kunnen werpen.
64-68: Eerste vervolging der Christenen van de zijde der Romeinse keizers. Nero beschuldigt hen Rome in brand gestoken te hebben, en levert hen aan verscheurende dieren in het renperk of doet hen met pik en zwavel bestrijken, aan palen hechten en 's nachts in de keizerlijke tuinen verbranden. De Christenen zien in Nero de voorzegde Antichrist. (Verg. daaromtrent o.a. het apocriefe boek De hemelvaart van Jesaia, door een Judaïserend Christen geschreven onmiddelijk na Nero's dood.)
Paulus, als Romeins burger, wordt onthoofd: men kan niet met zekerheid zeggen of hij nog eerst losgelaten geweest is en naar Spanje gereisd heeft. De legende, die evenwel niet veel vertrouwen verdient, zegt dat Petrus te gelijkertijd ook te Rome gekruisigd wordt met het hoofd naar beneden.
66: Van 66 tot 70 is de Eerste Joodse opstand tegen de Romeinen (de Grote Opstand). Aan de opstand nemen de Essenen deel; de christen-essenen blijven afzijdig. Koning Agrippa, die de Joden vruchteloos vermaant tot vrede en onderwerping, houdt de zijde der Romeinen. Vespasianus staat aan het hoofd van de Romeinse legers.
De omstandigheden voor een opstand werden gunstiger door het machtsvacuum dat ontstond na de dood van keizer Nero in het jaar 68. De turbulente periode tijdens het machtsvacuum duurde van maart 68 tot 20 december 69, toen Vespasianus tot keizer werd uitgeroepen. Over deze Joodse opstand verhaalt Flavius Josephus in zijn "Joodse Oorlog". Christenen in Jeruzalem krijgen een profetie om naar Pella, een woestijnstad in Jordanie te vluchten. Ze geven hieraan gehoor en ontkomen zo aan de dood en het verderf dat over Jeruzalem zou komen.
67: Josephus verdedigt Jotapata in Galilea tegen de Romeinen. Hij wordt gevangen genomen en door Vespasianus (wiens voornaam Flavius hij later aanneemt) met onderscheiding behandeld.
Johannes van Giscala, een hoofd der Zeloten of IJveraars, roept de Idumeërs in Jerusalem. Burgeroorlog aldaar.
68: Simon, een tweede volksleider in Judea, vermeerdert de wanorde.
Keizer Nero in een opstand van allen verlaten, doodt zichzelf. Galba wordt keizer.
69. Dood van keizer Galba. Otho wordt keizer. Vitellius overwint hem. Otho doodt zichzelf. Vespasianus door zijn leger tot keizer uitgeroepen.
Vespasianus gaat naar Rome en laat Titus, zijn zoon, aan het hoofd van het leger in Judea. Drie partijen in Jeruzalem, onder Jan van Giscala, Simon en Eleazar beoorlogen elkaar en de vreedzame burgers.
70. Belegering van Jeruzalem door Titus.
De Christenen, door goddelijke openbaringen gewaarschuwd, nemen de wijk uit Judea naar Perea, waar koning Agrippa hen welwillend ontvangt en een verblijf aanwijst in de stad Pella.
Hongersnood, pest en burgeroorlog in het belegerde Jeruzalem. Titus smeekt de belegerden herhaaldelijk de vrede aan te nemen. Jeruzalem en de tempel stormenderhand genomen en verbrand. 1.100.000 Joden komen in het beleg om, ca. 100.000 worden als slaven verkocht.
Vitellius overwonnen en gedood. Vespasianus wordt keizer (69-79). Wijze en voorspoedige regering.
ca. 73: Brief van Mara aan zijn zoon Serapion, eerste tot ons gekomen geschrift over Christus buiten de H. Schrift.
79: Titus, zoon van Vespasianus, bijgenaamd de wellust van het mensdom, wordt keizer; een uitstekend vorst.
81: Domitianus, Titus' broer, bijgenaamd de kale Nero, wordt keizer; hij is wreedaardig en laf.
90: Dood van Koning Agrippa.
ca. 93: Tweede vervolging der Christenen. De apostel Johannes naar Patmos verbannen, waar hij de Openbaring schrijft. De Apocriefe overlevering meldt, dat Johannes te Rome vóór zijn verbanning door Domitianus in een ketel kookende olie geworpen, daar onbeschadigd uit is gekomen.
De vervolging zou een einde genomen hebben door de omstandigheid dat Domitianus, verontrust door een algemene verwachting van de herstelling van het geslacht van David op de troon van Israël, en de onderwerping van de gehele aarde aan de koning uit Juda, zich de laatste afstammelingen van dat geslacht zou hebben doen voorstellen, die arm waren en handenarbeid verrichten tot levensonderhoud, hetgeen de keizer bewoog het lopende gerucht te verachten en de Christenen, die hij voor een Joodse sekte hield, ongemoeid te laten.
95: Dood van Flavius Josephus, de Joodse geschiedschrijver.
96: Nerva wordt keizer.
Dood van Apollonius van Tyane, ca 100 jaar oud.
98: Trajanus wordt keizer, een man met uitmuntende hoedanigheden, doch een wreedaardig vervolger der Christenen.
ca. 100: Dood van de apostel Johannes, de laatste der apostelen, te Efeze.
Bronnen
J. W. van Loon, Beknopt chronologisch overzigt der Kerkgeschiedenis. Amsterdam, 1863. Google e-book. Hieruit is tekst genomen.