Abjathar: verschil tussen versies

Uit Christipedia
Toegevoegde inhoud Verwijderde inhoud
Geen bewerkingssamenvatting
Geen bewerkingssamenvatting
Regel 1: Regel 1:
'''Abjathar''' was de zoon van [[Achimelech]], die uit vrees voor Saul naar David vluchtte en door deze naderhand nevens Zadok tot hogepriester aangesteld werd.
'''Abjathar''' was de zoon van [[Achimelech]], die uit vrees voor Saul naar David vluchtte en door deze naderhand naast [[Zadok]] tot hogepriester aangesteld werd.


{| class="wikitable" style="float:right; width: 100px; margin-left: 20px;"
{| class="wikitable" style="float:right; width: 100px; margin-left: 20px;"
Regel 8: Regel 8:
|}
|}


Tijdens de opstand van Absalom bleef hij te Jeruzalem. Later werd hij, wegens zijn ondersteuning van Adonia, door Salomo van zijn waardigheid ontzet. Zo werd de godsspraak, in 1 Sam. 2: 30-36 aan Eli gedaan, vervuld, daar Ahitub, de grootvader van Abjathar, de kleinzoon was van Pinehas, de zoon van Eli.
Tijdens de opstand van [[Absalom]] bleef hij te [[Jeruzalem]]. Later werd hij, wegens zijn ondersteuning van [[Adonia]], door [[Salomo]] van zijn waardigheid ontzet. Zo werd de godsspraak, in 1 Sam. 2: 30-36 aan [[Eli]] gedaan, vervuld, daar [[Ahitub]], de grootvader van Abjathar, de kleinzoon was van [[Pinehas]], de zoon van Eli.


Op sommige plaatsen van de Heilige Schrift, als: 2 Sam. 7: 17; 1 Kron. 18: 16; 24 : 3, 6, 31; Mark. 2: 26, heeft een verwisseling plaats van Abjathar met Achimelech, zijn vader.
Op sommige plaatsen van de Heilige Schrift, als: 2 Sam. 7: 17; 1 Kron. 18: 16; 24 : 3, 6, 31; Mark. 2: 26, heeft een verwisseling plaats van Abjathar met Achimelech, zijn vader.

Versie van 23 dec 2016 11:51

Abjathar was de zoon van Achimelech, die uit vrees voor Saul naar David vluchtte en door deze naderhand naast Zadok tot hogepriester aangesteld werd.

Geslachtslijn
Aäron
 
 
 
 
Ithamar
 
 
 
 
Eli
 
 
 
 
Pinehas
 
 
 
 
Ahitub
 
 
 
 
Ahia
 
 
 
 
Achimelech
 
 
 
 
Abjathar
 
 
 
 
Jonathan

Tijdens de opstand van Absalom bleef hij te Jeruzalem. Later werd hij, wegens zijn ondersteuning van Adonia, door Salomo van zijn waardigheid ontzet. Zo werd de godsspraak, in 1 Sam. 2: 30-36 aan Eli gedaan, vervuld, daar Ahitub, de grootvader van Abjathar, de kleinzoon was van Pinehas, de zoon van Eli.

Op sommige plaatsen van de Heilige Schrift, als: 2 Sam. 7: 17; 1 Kron. 18: 16; 24 : 3, 6, 31; Mark. 2: 26, heeft een verwisseling plaats van Abjathar met Achimelech, zijn vader.

Bron

P.J. Gouda Quint, Woordenboek des Bijbels, inzonderheid ten gebruike bij de Statenvertaling. Haarlem: De erven F. Bohn, 1866. Tekst van het lemma 'Abjathar' is op 23 dec. 2016 verwerkt.