Evangelie naar Mattheüs: verschil tussen versies

Uit Christipedia
Toegevoegde inhoud Verwijderde inhoud
Regel 69: Regel 69:
* Hoofdstuk 11 – 13 :52  De voortgang van het Koninkrijk der hemelen ondanks tegenstand.<BR>(Tegenstand: Johannes in de gevangenis; zijn woord èn dat van Jezus verworpen; optreden van de Farizeeën. Voortgang: aangewezen in de gelijkenissen, die de aard, de ontwikkeling en de toekomst van het Koninkrijk der hemelen in het licht stellen).
* Hoofdstuk 11 – 13 :52  De voortgang van het Koninkrijk der hemelen ondanks tegenstand.<BR>(Tegenstand: Johannes in de gevangenis; zijn woord èn dat van Jezus verworpen; optreden van de Farizeeën. Voortgang: aangewezen in de gelijkenissen, die de aard, de ontwikkeling en de toekomst van het Koninkrijk der hemelen in het licht stellen).
* Hoofdstuk 13 :53 – 18  De machtige werking van het Koninkrijk der hemelen.<BR>(Wonderen en tekenen. Belijdenis van de apostelen. Verheerlijking op de berg. De grote kracht van het geloof. Lijdensaankondiging.)
* Hoofdstuk 13 :53 – 18  De machtige werking van het Koninkrijk der hemelen.<BR>(Wonderen en tekenen. Belijdenis van de apostelen. Verheerlijking op de berg. De grote kracht van het geloof. Lijdensaankondiging.)
* Hoofdstuk 19 – 25  De tucht en het oordeel in het Koninkrijk der hemelen.<BR>(Echtscheiding. De rijke jongeling. De arbeiders in de wijngaard. Salomé met haar zonen. Intocht in Jeruzalem Tempelreiniging. Gelijkenissen. De huichelachtige goddeloosheid van Israël bestraft. Laatste woorden tot de discipelen, sprekend van Zijn toekomstige verschijning als Rechter).<BR>Hoofdstuk 26 – 28  Bevestiging van het Koninkrijk der hemelen. Door de instelling van het Heilig Avondmaal en door Zijn dood en opstanding.
* Hoofdstuk 19 – 25  De tucht en het oordeel in het Koninkrijk der hemelen.<BR>(Echtscheiding. De rijke jongeling. De arbeiders in de wijngaard. Salomé met haar zonen. Intocht in Jeruzalem Tempelreiniging. Gelijkenissen. De huichelachtige goddeloosheid van Israël bestraft. Laatste woorden tot de discipelen, sprekend van Zijn toekomstige verschijning als Rechter).<BR>
* Hoofdstuk 26 – 28  Bevestiging van het Koninkrijk der hemelen. Door de instelling van het Heilig Avondmaal en door Zijn dood en opstanding.


== Inhoud ==
== Inhoud ==

Versie van 17 okt 2016 09:55

Het evangelie naar Mattheüs, ook genoemd Mattheüsevangelie of kortweg Mattheüs, is het eerste boek van het Nieuwe Testament, het eerste van de vier zogenaamde evangeliën (Mattheüs, Marcus, Lucas, Johannes), die een levensbeschrijving van Jezus Christus geven. Mattheüs is vooral aan Joodse lezers gericht en tekent de Heer Jezus als de beloofde Messias, de zoon van Abraham en de zoon van David, de Koning van Israël.

Boodschap en lezers

De vier evangeliën geven een beschrijving van het leven, de woorden en de werken van de Here Jezus Christus. Nadruk ligt op zijn lijden, sterven en opstanding. Het woord  "Evangelie" is afgeleid van een Grieks woord dat "goed nieuws" betekent. Het goede nieuws is dat de beloofde Verlosser en Koning van Israël, wiens komst aangekondigd was in het Oude Testament, is verschenen in de persoon van Jezus Christus. Met Hem breekt Gods koninkrijk baan. Dit koninkrijk is het centrale thema in de evangeliën.

In het evangelie volgens Mattheüs wordt Jezus in het bijzonder voorgesteld als de Christus (Messias), de zoon van Abraham en de zoon van David, de koning van Israël. Het geschrift begint het geslachtsregister van Jezus dan ook met Abraham, de stamvader van Israël.

Het evangelie is duidelijk in de eerste plaats bestemd voor de Joden, dit blijkt uit de vele teksten en beloften die aangehaald worden uit het Oude Testament. Een veel voorkomend woord is daarom ook "vervuld." Het is duidelijk de bedoeling van Mattheüs te bewijzen dat Jezus de beloofde Messias van Israël is. Tevens laat Mattheüs zien dat het evangelie ook voor de heidenen is, dit blijkt o.a. uit de grote opdracht in hoofdstuk 28. Het evangelie is volgens Papias, een tijdgenoot van de apostel Johannes, oorspronkelijk geschreven in het Hebreeuws.

Schrijver en datering

De auteur van het eerste evangelie wordt alleen in de titel 'naar Mattheüs' met name als schrijver genoemd. De titel 'naar Mattheüs' is waarschijnlijk later toegevoegd. Christelijke schrijvers vanaf de eerste eeuwen na Christus (bijv. Papias, Pantaenus, Ireneüs, Origines, Hieronymus) geven aan dat Mattheüs, één van Jezus discipelen, de schrijver is geweest. Papias, een tijdgenoot van de apostel Johannes, is de eerste die Matteüs en Marcus als schrijvers van een evangelie noemt. Dit is voor ons erg belangrijk, want door Mattheüs, een leerling van de Heer Jezus, beschikken we over een betrouwbaar ooggetuigenverslag.

Mattheüs was een tollenaar die door Jezus geroepen werd om zijn volgeling te worden (Matth. 9:9-13). Waarschijnlijk heeft Jezus hem een nieuwe naam gegeven, 'Mattheüs', met de prachtige betekenis "geschenk van God". Zie art. Mattheüs (apostel).

Mattheüs maakt in zijn evangelie gewag van Jezus' profetie over de verwoesting van de tempel, maar uit niets blijkt dat de schrijver weet heeft van de vervulling van die profetie in het jaar 70 na Christus. Op grond hiervan kunnen we opmaken dat het evangelie waarschijnlijk is geschreven vóór de val van Jeruzalem, welke in 70 na Christus plaatsgreep.

Het evangelie is oorspronkelijk geschreven in het Hebreeuws, althans dat wordt meegedeeld door Papias (65-130 n.Chr.), die geput heeft uit de mondelinge overlevering van Jezus' leerlingen. Deze opziener van de christelijke gemeente te Hiërapolis (in de buurt van Laodicea, in Klein-Azië) schreef:

“Mattheus heeft de uitspraken [van Christus] in de Hebreeuwse taal samengevoegd en eenieder vertaalde ze zo goed hij kon.” (Fragment in Eusebius’ Kerkelijke geschiedenis, boek 3, hoofdstuk 39).

De ons ter beschikking staande grondtekst is in het Grieks, we hebben geen Hebreeuws grondtekst van het eerste evangelie. Dat betekent dat er een of meerderen geweest zijn die de Hebreeuwse tekst 'zo goed hij kon" (Papias) in het Grieks hebben overgezet. Dit 'zo goed hij kon' klopt met het Grieks van de brontekst, dat van zeer hoge kwaliteit is. Het evangelie bevat nog enkele Aramese uitdrukkingen. Het is duidelijk gericht op de Joden. Sedert Desiderius Erasmus (ca. 1466 - 1536) wordt echter betwijfeld of het evangelie wel oorspronkelijk in het Hebreeuws geschreven is.

Plaats binnen de Schrift

Aangezien Mattheüs zeer veel citaten bevat uit het Oude Testament, vormt het daarmee als eerste nieuwtestamentische boek een goede brug tussen de beide hoofddelen van de Bijbel.

Praktische betekenis

De Bergrede, in hoofdstuk 5 t/m 7, heeft enorme invloed gehad op het denken van zowel christenen als niet-christenen. Deze Bergrede wordt ook wel de grondwet van het Koninkrijk van God genoemd.

Ook besteed Mattheüs veel aandacht aan de wederkomst van Christus. Enkele gelijkenissen in dat verband komen niet voor bij de andere evangelisten: de gelijkenis van het onkruid tussen de tarwe, en de gelijkenis van de wijze en dwaze bruidsmeisjes. De hoofdstukken 24 en 25 gaan vooral over de wederkomst van Christus.

Bijzondere kenmerken

Mattheüs is het enige evangelie dat spreekt over de gemeente van Jezus Christus, (16:18; 18:17).

Enkele gebeurtenissen die niet voorkomen in andere bijbelboeken zijn: het bezoek door de wijzen uit het Oosten, de bewaking van het graf van Jezus, en het bedrog van de Joodse raad over de opstanding.

Ook enkele gelijkenissen van Jezus komen alleen voor in dit evangelie: gelijkenis van de arbeiders in de wijngaard, de gelijkenis van de koninklijke bruiloft.

Ook de gebeurtenis m.b.t. het hoofdgeld en de uitnodiging aan vermoeiden en belasten om bij Jezus te komen, vinden we enkel in Mattheüs.

== Indeling ==

Het boek kan op verschillende gronden worden ingedeeld.

Naar de plaats van Jezus' handelingen is het in te delen in vier hoofddelen:

  • deel 1   1:1 - 4:16         Geslachtsregister, geboorte, Johannes de Doper, Jezus doop en verzoeking in de woestijn en de aanvang van zijn bediening.
  • deel 2   4:17 - 16:20     Jezus optreden in Galilea.
  • deel 3   16:1 - 25:46     Jezus op weg naar Jeruzalem.
  • deel 4   26:1 - 28:20     Jezus lijden, sterven, opstanding, verschijningen en grote zendingsopdracht.

Een indeling naar het thema "De lijdende Koning-Knecht van God":

  • Mt. 1-4      Inleiding: Geslachtsregister, geboorte, optreden Joh. de Doper, Doop, Verzoeking.
  • Mt. 5-7      Eerde rede: regels voor gezindheid en gedrag van de discipelen van het Koninkrijk
  • Mt. 8-12    Naar de verwerping, met rede in H10. Gezag van de Koning (Messias) bevestigd door wonderen. Roeping en uitzendingen van de twaalven
  • Mt 13        Scharnier (7 gelijkenissen)
  • Mt 14-22   Naar het kruis, met rede in H 18. Vanaf Mt 16 kondigt de Heer zijn lijden en sterven aan, en komt de gemeente in zicht.
  • Mt. 23-25  Laatste rede
  • Mt 26-28   Uitleiding

In het licht van het hoofdthema: "Jezus is de Messias-Koning", kan men de volgende indeling maken:

  • deel 1      de geboorte van de Koning               hoofdstuk 1 + 2
  • deel 2      de wegbereider van de Koning           hoofdstuk 3
  • deel 3      de Koning getest                             hoofdstuk 4:1-11
  • deel 4      de proclalmatie van de Koning           hoofdstuk 4:12-25
  • deel 5      de wetten van de Koning                  hoofdstuk 5 - 7
  • deel 6      de bediening van de Koning              hoofdstuk 8 - 11:19
  • deel 7      de verwerping van de Koning            hoofdstuk 11:20 - hoofdstuk 23
  • deel 8      de komst van de Koning                   hoofdstuk 24 - 25
  • deel 9      dood en opstanding van de Koning    hoofdstuk 26 -28

Met het oog op het hoofdthema "Koninkrijk der hemelen" kan men de volgende ontleding maken[1]:

  • Hoofdstuk 1 – 4  Wettiging van de Stichter van het Koninkrijk der hemelen.
    (Afkomst, geboorte, huldiging door de wijzen, doop, verzoeking, roeping van de discipelen).
  • Hoofdstuk 5 – 7 :27  Beginselen van het Koninkrijk der hemelen.
    (De Bergrede, waarin de kenmerken van de ware burgers van het Koninkrijk worden aangewezen).
  • Hoofdstuk 7 :28 – 10  De reddende strekking van het Koninkrijk der hemelen.
    (Prediking, genezingen en uitwerping van duivelen door Jezus Zelf, en uitzending van de discipelen, om in dit werk Zijn medearbeiders te zijn).
  • Hoofdstuk 11 – 13 :52  De voortgang van het Koninkrijk der hemelen ondanks tegenstand.
    (Tegenstand: Johannes in de gevangenis; zijn woord èn dat van Jezus verworpen; optreden van de Farizeeën. Voortgang: aangewezen in de gelijkenissen, die de aard, de ontwikkeling en de toekomst van het Koninkrijk der hemelen in het licht stellen).
  • Hoofdstuk 13 :53 – 18  De machtige werking van het Koninkrijk der hemelen.
    (Wonderen en tekenen. Belijdenis van de apostelen. Verheerlijking op de berg. De grote kracht van het geloof. Lijdensaankondiging.)
  • Hoofdstuk 19 – 25  De tucht en het oordeel in het Koninkrijk der hemelen.
    (Echtscheiding. De rijke jongeling. De arbeiders in de wijngaard. Salomé met haar zonen. Intocht in Jeruzalem Tempelreiniging. Gelijkenissen. De huichelachtige goddeloosheid van Israël bestraft. Laatste woorden tot de discipelen, sprekend van Zijn toekomstige verschijning als Rechter).
  • Hoofdstuk 26 – 28  Bevestiging van het Koninkrijk der hemelen. Door de instelling van het Heilig Avondmaal en door Zijn dood en opstanding.

Inhoud

Het geslachtsregister begint met Abraham, in tegenstelling met dat in Lucas, dat teruggaat tot Adam, omdat in dat evangelie de Heer wordt gezien als verbonden met de mens, dat wil zeggen, als het zaad van de vrouw. In Matteüs lezen we: Hij "zal zijn volk redden van hun zonden", en alleen in dit evangelie wordt de profetische naam Immanuël, 'God met ons', aangehaald. Hier alleen is de geschiedenis van de wijzen uit het Oosten opgetekend, die op zoek waren naar de 'koning van de Joden'; alsook de vlucht naar Egypte en de moord op de kinderen in Bethlehem. De wijzen kwamen niet toen Jezus geboren werd, maar toen Hij geboren was (Matth 2:1), ze arriveerden enige maanden na de geboorte van de Koning der Joden. Christus wordt geroepen uit Egypte, aldus deelnemend aan de geschiedenis van de Israël, Gods eerstgeboren zoon (Ex. 4:22). De Messias wordt afgewezen, het gelovig overblijfsel (in voorafbeelding) komt tot wenen (Matt. 2:17, 18).

Mattheus 3-4: Het overblijfsel wordt afgescheiden door de prediking van Johannes. De Messias plaatst zich bij hen aan de Jordaan en laat zich dopen, ten einde 'alle gerechtigheid te vervullen' (Matth. 3:15). God getuigt van Zijn Zoon. Door de Geest geleid, overwint hij Satan, en dan roept hij het overblijfsel tot zich.

In Mattheüs 5-7 worden de beginselen van de leer van Christus grotendeels ontvouwd, in tegenstelling tot de overlevering van de ouden. Zijn onderwijs raakt de bronnen van het kwaad, en veroordeelt de beginselen van geweld en bederf. Het karakter van God Zelf wordt de regel voor de wandel van de volgelingen. De poort is eng en de weg is smal, die tot het leven leidt, en maar weinigen (het overblijfsel) vonden die.

Mattheus 8-9 toont de knecht van de HEER - in de vervulling van Jesaja 53:1 en Psalm 103:3 - en Zijn dienst, die eindigt met het doen opstaan van de dochter van de overste, een gebeurtenis die de opstanding ​van Israël voorafbeeldt.

Christus gaat verder met Zijn werk der prediking van het evangelie van het koninkrijk, leert in de synagogen, geneest de zieken, drijft demonen uit en stelt de huichelarij van de leiders der Joden aan de kaak.

In Mattheüs 10 Jezus neemt de plaats in van de Heer van de oogst, en zendt de twaalf apostelen met een opdracht die zich beperkt tot de verloren schapen van het huis Israëls.

In Mattheüs 11 toont Christus de superioriteit van het koninkrijk der hemelen ten opzichte van de profetische bediening die eindigde met Johannes de Doper, en tevens de superioriteit van de openbaring van de Vader ten opzichte van Christus' eigen machtige werken, die niet tot berouw hadden geleid.

In Mattheüs 12 worden de bijzondere banden verbroken die in zijn komst naar het vlees gevormd waren.

In Mattheüs 13 openbaart Christus zich als de Zaaier, in welke hoedanigheid hij al die tijd gehandeld had. Hij geeft een aantal gelijkenissen aangaande de verborgenheden van het Koninkrijk der hemelen. Ten eerste, hoe "het woord van het koninkrijk" werd ontvangen, en welke verschillende obstakels er in de wereld zijn. Vervolgens vertelt de Heer hoe, door het werk van de vijand, valse belijders zouden opkomen in het koninkrijk, en hoe in het koninkrijk kwade beginselen zouden worden ingevoerd, die ongemerkt zou werken.

De eerste vier van de zeven gelijkenissen werden gesproken tot het volk. De gelijkenis van de dolik onder de tarwe komt alleen in het Mattheüsevangelie voor. In huis verklaart de Heer aan zijn leerlingen de gelijkenis van het onkruid. Hij spreekt over de voltooiing van de eeuw en over het oordeel waarmee de Zoon des mensen door middel van engelen uit Zijn Koninkrijk zal wegdoen al de struikelblokken en degenen die onrecht doen.

De laatste drie gelijkenissen worden alleen gesproken tot de discipelen en komen alleen in het Mattheüsevangelie voor. Ze spreken van het geheime doel van het koninkrijk. Christus koopt het veld met het oog op de schat daarin verborgen, en ook koopt hij de parel van grote waarde om de waarde ervan in Zijn oog. Het net van het evangelie verzamelt goed en slecht, maar aan het einde van het tijdperk zal een schiftend oordeel de bozen uit het midden van de rechtvaardigen afscheiden.

Christus gaat door met Zijn werk van genade, niettegenstaande de verwerping door de leiders van Israël. Wanneer Petrus door de openbaring van de Vader in Mattheüs 16 de Heer Jezus als de Christus en de Zoon van de levende God heeft beleden, verkondigt de Heer dit als de basis van de gemeente die Hij zal bouwen. De macht van het dodenrijk zal Zijn gemeente niet overweldigen. Hij geeft aan Petrus de sleutels van 'het koninkrijk der hemelen". Deze uitdrukking is typisch voor het Mattheüsevangelie en wendt de ogen van de discipelen naar de hemel als de bron van licht en gezag, in tegenstelling tot een koninkrijk vanuit een aards centrum, Sion, (vgl. Rom. 11:26). Na de belijdenis van Petrus kondigt de Heer zijn lijden, dood en opstanding aan (Matth. 16:21v). Hij spreekt ook van zijn wederkomst in de heerlijkheid van zijn Vader, om aan een ieder een beloning te geven. De gelijkenissen gaan over de verborgen vorm van het koninkrijk, maar sommige leerlingen ontvingen al een glimp van het koninkrijk geopenbaard in heerlijkheid, toen Jezus op de berg voor hun ogen veranderd werd (Matth. 16:28-17:8).

In Mattheüs 18 onderwijst de Heer over de orde en omgang in het koninkrijk, onder meer de behandeling van een broeder die zondigt. Weer spreekt hij van de gemeente en haar gezag, hoewel zij nog toekomstig was. Hij voegt de prachtige verklaring toe over zijn aanwezigheid te midden van de enkele leerlingen die tot zijn naam vergaderd zouden zijn, een plaats die zedelijk-geestelijk ver af was van de toen bestaande tempel en priesterschap. "Waar twee of drie vergaderd zijn tot Mijn naam, daar ben ik in het midden van hen".

De Heer ging verder, in de gelijkenis van de koning die rekeningschap vroeg van Zijn dienaren, om Zijn discipelen te leren dat het noodzakelijk is elkaar te vergeven, anders zouden ze onder de tuchtigende hand van Zijn Vader komen. Verderop toont de Heer in de gelijkenis van de arbeiders in de wijngaard Zijn soevereiniteit in de beloning. Beide gelijkenissen komen alleen in het Mattheüs voor. De Heer kondigt Zijn discipelen aan wat hem wachtte, en leert hen zijn voorbeeld te volgen (Matt. 20:27-28).

(wordt vervolgd)

Bronnen

A New and Concise Bible Dictionary s.v. Matthew, Gospel by. George Morris, 1899. Hieruit is vertaalde tekst opgenomen in 2011 en 2012.

C. Lindeboom, Bijbelgids, of Handleiding tot het verkrijgen van Bijbelkennis (Middelburg: Stichting de Gihonbron, 2009; bewerking door J. Pluimers van de uitgave uit 1929), blz. 65-66. Hieruit is onder toestemming op 25 augustus 2012 tekst gebruikt.