Gilgal

Uit Christipedia

Gilgal is verwijst in de Bijbel naar:

  1. de, door menigvuldige gebeurtenissen daar voorgevallen, zeer bekende plaats tussen Jericho en de Jordaan. Het was de laatste legerplaats van het volk Israël.
  2. een ander Gilgal bij de terebinten van Moré, nabij Sichem (Deut. 11:30, 1 Sam. 11:15). De precieze ligging is onbekend[1].
  3. een Gilgal genoemd in de geschiedenis van Elisa (2 Kon. 2:1-2; 4:38-44). Deze plaats is misschien dezelfde als Jaljoelija, noordelijk van Ramallah, maar anders misschien identiek met de legerplaats Gilgal (1)[1].

Naam en betekenis

Ze wordt ook HaGilgal (“de Gilgal”) of Beth-HaGilgal (“Huis van de Gilgal”) genoemd, Neh. 12:29. De betekenis van de naam Gilgal is: afwenteling of kring[2][3].

De (stenen) kring te Gilga bij Jericho ziet op de stenen die de Israëlieten hadden genomen uit het midden van de Jordaan om een gedenkteken te maken van de doortocht door de Jordaan en de plaatselijke drooglegging van de rivier door God. De twaalf stenen symboliseerden de twaalf stammen van Israël.
Joz 4:8 De Israëlieten deden zoals Jozua geboden had. Zij namen twaalf stenen op uit het midden van de Jordaan, zoals de HEERE tegen Jozua gezegd had, volgens het aantal stammen van de Israëlieten; en zij namen ze met zich mee naar de overkant, naar het kamp, en legden ze daar neer. (HSV)
De reden van de naamgeving wordt in Joz. 5:9 genoemd: de afwenteling van de smaad van Egypte.
Joz 5:8 En het gebeurde, toen zij het besnijden van heel het volk voltooid hadden, dat zij op hun plaats bleven in het kamp tot zij genezen waren. Joz 5:9 Verder zei de HEERE tegen Jozua: Vandaag heb Ik de smaad van Egypte van u afgewenteld. Daarom gaf men die plaats de naam Gilgal, tot op deze dag. Joz 5:10  Terwijl de Israëlieten in Gilgal hun kamp hadden opgeslagen, hielden zij het Pascha op de veertiende dag van die maand, in de avond, op de vlakten van Jericho. Joz 5:11 Zij aten de dag na het Pascha van de opbrengst van het land, ongezuurde broden en geroosterd [graan] op diezelfde dag. Joz 5:12 Het manna hield de volgende dag op, nadat zij van de opbrengst van het land gegeten hadden. En de Israëlieten hadden geen manna meer, maar zij aten in dat jaar van de opbrengst van het land Kanaän. (HSV)

Gilgal (legerplaats)

Ligging

De legerplaats Gilgal lag ten oosten van Jericho.
Joz 4:19 Het volk nu was den tienden der eerste maand uit de Jordaan opgeklommen; en zij legerden zich te Gilgal, aan het oosteinde van Jericho. (SV)
Ligging van Gilgal, de eerste legerplaats na de doortocht door de Jordaan.

De precieze ligging is onzeker, onbekend[1]. Gilgal is vereenzelvigd met de plaatsen Khirbet en-Nitleh en Khirbat al-Mafjar. De laatstgenoemde plaats ligt 2 km ten noordoosten van het antieke Jericho en ruim 9 kilometer van de Jordaan (2,5 uur lopen vanaf deze rivier), ruim 9 uur lopen oostwaarts van Jeruzalem. Indien dit Gilgal gelijk moet gesteld worden met de Tell Mefdsjir, dan lag het legerkamp op een drie kwartier afstand van Jericho, niet ver van de noordelijken oever van de Wadi el-Kelt, die hier een klein dal vormt, dat in Joz. 7 : 24 de naam zal krijgen van „dal van Achor"[4].

Gebeurtenissen

Te Gilgal werden de twaalf stenen, op Gods bevel genomen uit de drooggevallen bedding van de Jordaan, opgestapeld, tot een teken der gedachtenis aan de wonderbare doordocht door de rivier. Als kinderen zouden vragen wat de stenen betekenden, dan konden volwassenen het verhaal van de doortocht vertellen (Joz. 4:6-7).

Hier hadden de Israëlieten, na het oversteken van de Jordaan, hun eerste legerplaats in het beloofde land, Joz. 4:19; Micha 6:1.

Te Gilgal werden de mannelijke Israëlieten, die tijdens de woestijnreis waren geboren en niet besneden waren, alsnog op Gods bevel besneden (Joz. 5:3-9).

Op die plaats vierde Gods volk het Pascha (Joz. 5:10).

Te Gilgal aten zij voor het eerst van de vrucht van het land Kanaän.
Joz 5:10 Terwijl de Israëlieten in Gilgal hun kamp hadden opgeslagen, hielden zij het Pascha op de veertiende dag van die maand, in de avond, op de vlakten van Jericho.  Joz 5:11  Zij aten de dag na het Pascha van de opbrengst van het land, ongezuurde [broden] en geroosterd [graan], op diezelfde dag.  Joz 5:12  Het manna hield de volgende dag op, nadat zij van de opbrengst van het land gegeten hadden. En de Israëlieten hadden geen manna meer, maar zij aten in dat jaar van de opbrengst van het land Kanaän. (HSV)
Vanaf Gilgal kwam de Engel des HEEREN te Bochim, om het ontrouwe volk te bestraffen (Richt. 2).

Te Gilgal gaf Samuël het volk Israël leiding (1 Sam. 7:16). Hij en Saul offerden hier, en Saul werd er tot koning gemaakt (1 Sam. 10:8v.; 11:14v.)

Juda kwam te Gilgal, om koning David, die na de dood van Absalom terugkeerde, tegemoet te gaan, uit erkenning van Davids koningschap.
2Sa 19:15 Toen keerde de koning weder, en kwam tot aan de Jordaan; en Juda kwam te Gilgal, om den koning tegemoet te gaan, dat zij den koning over de Jordaan voerden. (SV)
Na de scheuring van het rijk van Israël werd Gilgal een heiligom in het Noordrijk (Tienstammenrijk). Doch juist daarom, dat Gilgal door zo vele gebeurtenissen beroemd was geworden, werd Gilgal tot afgoderij misbruikt, Hos. 4:15; 9:15; 12:12; Amos 4:4; 5:5.

Ten tijde van de Tweede Tempel werd Gilgal 'Bet-Gilgal' genoemd en door Levieten bewoond, die van de tempelzangers afstamden (Neh. 12:29).

Bronnen

S.J. van Ronkel, Woordenboek der eigennamen, naar hunne eerste spelling en oorspronkelijke uitspraak met eene korte beschrijving de personen, landen en plaatsen, in het Oude Testament voorkomende, en voor het grootste gedeelte ook etymologisch behandeld. (Groningen: M. Smit, 1835) s.v. Gilgal. Hieruit is op 20 sec. 2013 tekst verwerkt. Van Ronkel was hoofdonderwijzer aan een Joodse school en beëdigd vertaler.

Kurt Hennig, Jeruzalemer Bibel-Lexikon. Neuhausen-Stuttgart: Hänssler, 1990.

Voetnoten

  1. 1,0 1,1 1,2 Kurt Hennig, Jeruzalemer Bibel-Lexikon. Neuhausen-Stuttgart: Hänssler, 1990.
  2. Bijbel met uitleg (Apeldoorn: B.V. Uitgeverij de Banier, 2015); de toelichting op Joz. 4:2-24 geeft als betekenis op: 'stenen krans'. 
  3. Beide betekenissen geeft Kurt Hennig, Jeruzalemer Bibel-Lexikon. Neuhausen-Stuttgart: Hänssler, 1990.
  4. A. Noordtzij, Joh. de Groot, Des Heeren heirscharen. Premieboek bij de N.C.R.V.-kalender 1938. Tekst hiervan is onder wijziging verwerkt. Blz. 10.