Hades
Hades is een Grieks woord in het Nieuwe Testament, dat verwijst naar de plaats der doden. In de hades zijn doden (Opb. 20:13).
Woord. Het Griekse woord is Αδης, hades. Het strongnummer is G86. Het komt 10x voor in het Nieuwe Testament. Het woord komt van de Griekse woorden α = geen en ειδον = zien, weten, en betekent zoiets als het ongeziene. De TELOS-vertaling van het Nieuwe Testament laat 'hades' onvertaald.
Sjeool. Het Hebreeuwse equivalent is sjeool. Het vers “Want U zult mijn ziel in de sjeool niet verlaten, U laat niet toe dat Uw Heilige ontbinding ziet.” (Ps 16:10) is in het Nieuwe Testament aangehaald in Hand. 2:27, 31, waarbij het Hebreeuwse woord 'sjeool' vertaald is door het Griekse 'hades'. In de oude Griekse vertaling van het Oude Testament (Septuagint) wordt ook 'hades' gebruikt als vertaling van 'sjeool'.
'Hades' heeft deze betekenis van 'dodenrijk' of 'plaats der doden' ook in andere andere passages in het Nieuwe Testament: Matth. 11:23; Luc 16:18; 16:23; Opb. 1:18; 6:8; 20:13,14.
De rijke in de geschiedenis van Lazarus stierf en sloeg zijn ogen op in de hades. Hij was in een plaats van pijn. Vandaar zag hij in de verte Abraham en Lazarus.
Lu 16:23 De rijke nu stierf ook en werd begraven. En toen hij in de hades zijn ogen opsloeg, terwijl hij in pijnen verkeerde, zag hij Abraham uit de verte, en Lazarus in zijn schoot. (TELOS)
De Heer Jezus zou na zijn sterven niet aan de hades worden overgelaten.
Hnd 2:27 want U zult mijn ziel niet aan de hades overlaten en uw Heilige geen ontbinding te zien geven. (...) Hnd 2:31 heeft hij vooruitgezien en gesproken over de opstanding van de Christus, dat Hij niet aan de hades is overgelaten en zijn vlees geen ontbinding heeft gezien. (TELOS)
Dit betekent dat de Heer Jezus in de hades is geweest. Hij heeft de sleutels van de hades.
Opb 1:18 en de levende; en Ik ben dood geweest, en zie, Ik ben levend tot in alle eeuwigheid, en Ik heb de sleutels van de dood en de hades. (TELOS)
De Heer Jezus voorzegde dat Kapernaüm tot de hades zou worden neergestoten (Matth. 11:23, Luk. 10:15).
Mt 11:23 En u, Kapernaum, zult u soms tot de hemel verhoogd worden? Tot de hades zult u worden neergestoten! Want als in Sodom de krachten waren gebeurd die in u zijn gebeurd, het zou tot op heden zijn gebleven. (TELOS)
De poorten van de hades zullen de gemeente niet overweldigen.
Mt 16:18 En ook Ik zeg je dat jij Petrus bent, en op deze rots zal Ik mijn gemeente bouwen, en de poorten van de hades zullen haar niet overweldigen. (TELOS)
Een verklaring is dat niet alle gelovigen zullen sterven, maar levend veranderd zullen worden bij de komst van de Heer Jezus.
Plaats van de hades
De hades is beneden, terwijl de hemel boven is, ten opzichte van de mens op aarde.
Mt 11:23 En u, Kapernaum, zult u soms tot de hemel verhoogd worden? Tot de hades zult u worden neergestoten! Want als in Sodom de krachten waren gebeurd die in u zijn gebeurd, het zou tot op heden zijn gebleven. (TELOS)
De hades en de dood
In het laatste Bijbelboek worden de dood en de hades onderscheiden. Het vierde paard, dat opkomt in de tijd dat de oordelen over de wereld komen, draagt een ruiter wiens naam is "de dood". De hades volgde hem. De dood (Gr. thanatos) en de hades krijgen de macht om te doden op het vierde deel van de aarde.
Opb 6:8 En ik zag en zie, een bleekgroen paard, en hij die erop zat, zijn naam was de dood en de hades volgde hem; en hun werd macht gegeven over het vierde deel van de aarde om te doden met het zwaard en met honger en met de dood en door de wilde dieren van de aarde. (TELOS)
Doden 'met de dood' betekent met een zeer besmettelijke, dodelijke ziekte, vergelijkbaar met de Zwarte Dood in de middeleeuwen, zie Openbaring 6.
Wanneer na het vrederijk het laatste oordeel is aangebroken, zullen de dood (Gr. thanatos) en de hades hun doden geven.
Opb 20:13 En de zee gaf de doden die in haar waren, en de dood en de hades gaven de doden die in hen waren, en zij werden geoordeeld, ieder naar zijn werken. (TELOS)
Daarna worden de dood (Gr. thanatos) en de hades geworpen in de poel van vuur.
Opb 20:14 En de dood en de hades werden geworpen in de poel van vuur. Dit is de tweede dood: de poel van vuur. (TELOS)
Deze teksten wekken de indruk dat de dood en de hades twee samenhangende, maar niet-identieke zaken, machten zijn.
Hades bij de Grieken en Romeinen
Hades was in het antieke Griekenland de naam van de god van de onderwereld (de onderaardse gebieden, het 'schimmenrijk', het onderaardse dodenrijk) en een benaming van het graf. Zijn Romeinse tegenhanger was Pluto (Gr. Ploutos = rijkdom). Hades was de heerser over de doden. Ook was hij de god van de rijkdom en de kostbare metalen. Hij was een zoon van Kronos en Rhea en echtgenoot van Persephone. In zijn donkere rijk, de onderwereld, is Hades een hard en meedogenloos heerser. Hij staat aan niemand toe terug te keren naar het rijk der levenden. Verscheidene demonen en geesten zijn in zijn dienst.
Bij de Romeinen en de Grieken wordt met Hades wordt ook wel de onderwereld bedoeld. Deze onderwereld had drie afdelingen:
- de Tartaros: het gruwelijkste gedeelte. Hier kwamen de schimmen of geesten van de doden die slecht geleefd hadden en nu kwellingen moesten doorstaan.
- de Elysion: een lieflijker gedeelte, waar iedereen die een goed leven geleid had van vrijheid en vrede kon genieten.
- de Asphodel (of de velden van Asphodel): een plek zonder hoop of vrees. Hier kwamen allen die een doorsnee-leven hadden geleid, noch goed, noch slecht. Ieder mocht als vleermuis voor de rest van de eeuwigheid rondvliegen en rondlopen. De plaats was vernoemd naar een eetbare plant die erg neutraal van smaak is.
Gelovigen in de hades?
De gelovigen in Christus komen in het Paradijs. Of zij daarmee in de hades komen, daarover is verschil van mening onder Bijbelgetrouwe uitleggers.
1. 'Het Paradijs is buiten de hades en geen afdeling ervan.' Volgens deze opvatting is de Hades onderscheiden van het Paradijs. Dat Christus' ziel niet aan de hades is overgelaten (Hand. 2:31), wordt verstaan dat Christus niet aan de hades is prijsgegeven of overgegeven, Hij is er niet in gekomen.
Hnd 2:27 want U zult mijn ziel niet aan de hades overlaten en uw Heilige geen ontbinding te zien geven. (...) Hnd 2:31 heeft hij vooruitgezien en gesproken over de opstanding van de Christus, dat Hij niet aan de hades is overgelaten en zijn vlees geen ontbinding heeft gezien. (TELOS)
Volgens een opvatting is de hades is gelijk aan de gehenna (de hel). In Luk. 16 doet de rijke man zijn ogen open in de Hades. Deze plaats is door een kloof gescheiden van de schoot van Abraham. De hades is, evenals de gehenna, de plaats der pijniging (Luk. 16:28). Ze zijn dezelfde plaats, aldus deze opvatting[1]. Tegenwerping: er staat nergens dat de schoot van Abraham gescheiden was van de Hades.
Lukas 16:23 De rijke nu stierf ook en werd begraven. En toen hij in de hades zijn ogen opsloeg, terwijl hij in pijnen verkeerde, zag hij Abraham uit de verte, en Lazarus in zijn schoot. (Telos)
Abraham en de rijke man konden met elkaar spreken. Er wordt niet gezegd dat Abraham al of niet in de hades was, evenmin dat er tussen Abraham en de hades een grote kloof was. Er was afstand, een grote kloof (vzn. 23, 26), maar daaruit volgt niet dat de schoot van Abraham buiten de hades was.
2. 'Het Paradijs is een afdeling van de hades'. Volgens deze opvatting is de hades de plaats waar alle gestorvenen heengaan en is het Paradijs of de Schoot van Abraham een afdeling in de Hades (dodenrijk). In de oude Griekse vertaling van het Oude Testament (Septuagint), die in het Nieuwe Testament wordt gebruikt en in de tijd van het Nieuwe Testament ook gangbaar was, is 'hades' de vertaling van 'sheool', de plaats van de gestorvenen, ook van de Oudtestamentische vromen. 'Sheool' en 'hades' verwijzen elk naar het dodenrijk, waar de zielen van de goeden en de kwaden komen.
De Heer Jezus is in het Paradijs, in de hades, geweest.
Hnd 2:27 want U zult mijn ziel niet aan de hades overlaten en uw Heilige geen ontbinding te zien geven. Hnd 2:31 heeft hij vooruitgezien en gesproken over de opstanding van de Christus, dat Hij niet aan de hades is overgelaten en zijn vlees geen ontbinding heeft gezien. (Telos)
Opb 1:18 en de levende; en Ik ben dood geweest, en zie, Ik ben levend tot in alle eeuwigheid, en Ik heb de sleutels van de dood en de hades. (Telos)
De schoot van Abraham en de plaats der pijniging (Luk. 16), hoewel van elkaar gescheiden, waren beide in één gebied, de hades.
Na zijn opstanding is de Heer Jezus in of nabij een gevangenis, wellicht een deel van het dodenrijk, geweest en heeft er gepredikt.
1Pe 3:18 Want ook Christus heeft eenmaal voor de zonden geleden, de Rechtvaardige voor de onrechtvaardigen, opdat Hij ons tot God zou brengen; Hij die wel gedood is in het vlees, maar levend gemaakt in de Geest. 1Pe 3:19 in Welke Hij ook heengegaan is en gepredikt heeft tot de geesten in gevangenschap, 1Pe 3:20 die destijds ongehoorzaam waren toen de lankmoedigheid van God bleef afwachten in de dagen van Noach, terwijl de ark gereedgemaakt werd waarin weinigen, dat is acht zielen, gered werden door water. (Telos)
De tweede opvatting lijkt waarschijnlijker dan de eerste.
Zie ook
Bronnen
A New and Concise Bible Dictionary (George Morris, 1899) s.v. Hell. Hieruit is vertaalde tekst opgenomen op 23 mei 2012.
Hades, artikel op Wikipedia.nl. Enige tekst hiervan is verwerkt op 24 feb. 2017.
Voetnoot
- ↑ Deze opvatting wordt vertolkt door het gereformeerde blad De Heraut in zijn nummer van 13 maart 1910, en aangehaald in: Th. F. Bensdorp, Apologetica. Verzameld en ingeleid door M. Stoks. (Derde deel. Amsterdam: N.V. de R.K. Boek-Centrale, 1922), blz. 324.