Naar inhoud springen

Farao van de Uittocht: verschil tussen versies

195 bytes verwijderd ,  3 jaar geleden
k
aanpassing aan leesbaarheid
kGeen bewerkingssamenvatting
k (aanpassing aan leesbaarheid)
Regel 24:
 
In de hiervoor genoemde periode is niets bekend over een machtige farao van het calliber Ramses II. Het ligt daarom voor de hand, dat wanneer de zoon van Farao Ramses II (Merenptah), opvolger van zijn vader, de bekende opmerking maakt 'Israël ligt verlaten, zijn zaad is niet meer', hij dat zegt na de inname van Jeruzalem door Nebukadnessar en de ballingschap van zijn bewoners. Merenptah is volgens Velikovsky dezelfde als farao Apriës Hofra (Jeremia 44:30). Hij moest tegen muitende huurlingen binnen het eigen leger vechten en werd door gepeupel vermoord.
 
Men zocht de oplossing van het verkeerd verstaan van de Heilige Schrift in de Heilige Schrift zelf. De Bijbel zou naar hun mening in enkele gevallen concreet melding doen van zogenaamde geschiedkundige feiten, terwijl ze een meer symbolische betekenis zouden kunnen hebben. De gulden weg om 'Schrift met Schrift te vergelijken' wordt dan al snel aangevuld met interpretaties, ontleend aan soms kort door de bocht genomen argumenten.
 
Ramses II als de farao van de uittocht past niet in ons verhaal. De Joods-Amerikaanse geleerde Immanuel Velikovsky heeft duidelijk aangetoond dat de 19<sup>e</sup> dynastie, waartoe Ramses II zou behoren, ook tegelijk de 26 dynastie was. Ramses II/Necho II bleek de grote tegenspeler van Nebukadnessar te zijn geweest. 'Beide' farao's (Ramses II en Necho II) hebben een kanaal willen graven, zijn ook opgetrokken ten strijde naar het Noorden (Karchemis), hadden te maken met invallers (zgn zeevolken). Ramses II zou ten strijde zijn getrokken tegen de Filistijnen, terwijl aan hun gevederde helmen duidelijk te zien was dat het dezelfde Perzische troepen waren als waartegen Necho II vocht. Koning Josia werd in zijn poging om het Tienstammenrijk onder zijn invloedsfeer te willen brengen, geconfronteerd met het Egyptische leger van Ramses II/Necho II dat op weg was naar het noorden en gedood.
Regel 31 ⟶ 29:
Begin maart 2017 vond men in Caïro, op de plaats waar Heliopolis lag, restanten van twee beelden (van Ramses II en Seti). Ruim een week later oordeelde men dat, hoewel het beeld van Ramses wel typisch de vorm had van andere beeltenissen van hem uit zijn tijd (ca 1280 v.Chr.), de hiërogliefen daarop duidelijk typerend waren voor de tijd van Psammetichus (ca 650 v. Chr.), een verschil tussen beiden van ca 600 jaar. Men heeft nu bedacht dat Psammetichus een 600 jaar oude beeltenis van Ramses II heeft gebruikt voor eigen doelstellingen. Volgens Velikovsky bestaat dat verschil in tijd niet, omdat volgens hem Ramses II, Seti en Psammetichus tot dezelfde dynastie behoorden (Ramses II = Necho II; Seti de Grote, de vader van Ramses = Psammetichus; ook een kleinzoon van Ramses heette Seti).
 
Anderen zochten de oplossing van het probleem in de Heilige Schrift zelf. De Bijbel zou naar hun mening in enkele gevallen concreet melding doen van zogenaamde geschiedkundige feiten, terwijl ze een meer symbolische betekenis zouden hebben. Zij die vast willen houden aan een late uittocht onder Ramses II, zijn zo doende met het idee gekomen dat de periode van 480 jaar niet letterlijk genomen behoeft te worden. Men bedoelde volgens hen in de Bijbel slechts een symbolisch getal (12x40 jaar, voor 12 generaties, terwijl in werkelijkheid de periode korter kan zijn, ook door overlapping). Anderen interpreteerden het getal 480 als puur symbolisch. Twaalf stammen hebben een omzwerving in de woestijn gekend (incl richterentijd) van gedurende 40 jaar. De Bijbel geeft met betrekking tot deze gedachten echter geen enkele aanleiding. Zo maakte de richter Jeftha tegen de koning van de kinderen van Ammon de opmerking dat de Israëlieten sinds de intocht reeds 300 jaar in Hesbon en het omliggende land wonen (Richteren 11:26).
 
Anderen interpreteerden het getal 480 als puur symbolisch. Twaalf stammen hebben een omzwerving in de woestijn gekend (incl richterentijd) van gedurende 40 jaar. De Bijbel geeft met betrekking tot deze gedachten echter geen enkele aanleiding. Zo maakte de richter Jeftha tegen de koning van de kinderen van Ammon de opmerking dat de Israëlieten sinds de intocht reeds 300 jaar in Hesbon en het omliggende land wonen (Richteren 11:26).
 
Zij die een vroegere uittocht (ca 1450) aannemelijk vinden, maar vasthouden aan de algemeen aanvaarde chronologie van Egypte, komen bij farao Tuthmosis III (18<sup>e</sup> dynastie) uit als de farao van de uittocht. De geschiedenis leert ons echter dat na hem zijn dynastie niet ten onder is gegaan.
Cookies helpen ons onze services aan te bieden. Door onze services te gebruiken stemt u in met het gebruik van onze cookies.