Naar inhoud springen

Kerkgeschiedenis der middeleeuwen: verschil tussen versies

k
Regel 204:
Het tweede tijdvak van de middeleeuwse kerkgeschiedenis loopt van Gregorius VII (1073 n.C.) tot Bonifatius VIII (1294 n.C.). Het is de bloeitijd van de pauselijke kerk, een tijd die ruim twee eeuwen heeft geduurd. Dit tijdvak begint met de geweldige worsteling tussen Paus en Keizer over de oppermacht, de strijd tussen Kerk en Staat, een worsteling, die jaren duurde en eindigde met de volkomen zegepraal van het Pausdom.
 
'''Maatregelen door Gregorius VII.''' Op de Pauselijke Stoel zat Gregorius VII, in de volle zin van het woord een krachtfiguur. Zijn streven was: de Kerk te verheffen boven den Staat; de Kerk vrij te maken van elke invloed, die haar groei en bloei kon belemmeren. Dat was bij hem niet alleen heerszucht, maar ook heilige overtuiging. Drie maatregelen nam hij om de clerus vrij te maken van elke band. Ten eerste verbood hij aan ieder in de klerikale stand (bisschop, priester, diaken) het huwelijk. Anders gezegd, hij schreef hun het [[celibaat]] voor. Ten tweede verbood hij klerikale ambten voor geld te verkopen, een schromelijk misbruik in die tijd ('Simonie'). Ten derde ontnam hij aan de vorsten het Investituur-recht, d. i. het recht van de vorsten om bisschoppen met ring en staf te belenen als bewijs, dat zij hun waardigheid van een wereldlijk vorst hadden ontvangen.
 
Tegen het celibaat ging een storm van verontwaardiging op van de gehuwde kerkelijke ambtsdragers, maar de paus hield vol en de clerus boog het hoofd. Om de beide andere besluiten ontstond een geweldige botsing met de Duitse Keizer, die bisschoppen naar willekeur afzette en aanstelde. De strijd tussen Keizer en Paus eindigde met de zegepraal van de laatste, en al werd later ook nog vele jaren deze kamp voortgezet, de pauselijke macht vermeerderde al meer. Bij het einde van dit tijdvak was de pauselijke Kerk oppermachtig.
Regel 210:
'''Monnikwezen.''' Ook het monnikenwezen ontwikkelde zich verbazend in deze tijd. 't Aantal orden nam steeds toe en allerwegen verrezen kloosters. Menig klooster was een brandpunt van beschaving, maar ook van innige Godsvrucht, want de Cluniacensische reformatie in de laatste eeuw van het vorig tijdvak werkte nog na. Mannen als Peter van Clugny en Bernard van Clairvaux, blonken als lichtende sterren aan de kerkhemel van de Middeleeuwen.
 
'''Bijgeloof.''' Met het toenemen van de pauselijke macht groeide ook het bijgeloof en de onkunde, zodat het op geestelijk gebied zeer donker in de Kerk was. Meer en meer week men af van de oude waarheid en stelde men menselijke leringen en inzettingen boven het Woord van God. Tal van ketterse secten, voor een deel dwepers, voor een deel waarachtig vrome mensen (Petrus Waldus, Hendrik en Pieter Bruys) getuigden, bij het licht, hun geschonken, met kracht tegen het heersend en toenemend bijgeloof, maar velen van hen moesten hun geloof met hun bloed bezegelen. Ook reeds in dit tijdvak rookten de brandstapels, nu niet meer door heidenen ontstoken, maar door de Kerk van Rome.
 
'''Tijdtafel''' van gebeurtenissen:
 
1075. De investituur-wet.
Cookies helpen ons onze services aan te bieden. Door onze services te gebruiken stemt u in met het gebruik van onze cookies.