Naar inhoud springen

Kerkgeschiedenis der middeleeuwen: verschil tussen versies

k
Regel 332:
 
'''Bijgeloof.''' Met het toenemen van de pauselijke macht groeide ook het bijgeloof en de onkunde, zodat het op geestelijk gebied zeer donker in de Kerk was. Meer en meer week men af van de oude waarheid en stelde men menselijke leringen en inzettingen boven het Woord van God. Tal van ketterse secten, voor een deel dwepers, voor een deel waarachtig vrome mensen (Petrus Waldus, Hendrik en Pieter Bruys) getuigden, bij het licht, hun geschonken, met kracht tegen het heersend en toenemend bijgeloof, maar velen van hen moesten hun geloof met hun bloed bezegelen. Ook reeds in dit tijdvak rookten de brandstapels, nu niet meer door heidenen ontstoken, maar door de Kerk van Rome.
 
'''Kruistochten.''' Een uitnemend middel, om het pauselijk aanzien te verhogen, waren de kruistochten, die onder Urbanus II (paus van 1088-1099) begonnen. De ''Arabieren'' waren tegenover de christenen in het heilige land tamelijk vredelievend, maar, toen in 1007 de heerschappij der ''Turken'' aanving, werd dit anders. De bedevaartgangers werden op ergerlijke wijze mishandeld. Peter van Amiens (ca. 1050-1115), met het lot van deze martelaren begaan, begon een heiligen krijg te prediken, en het welsprekende woord van paus Urbanus II maakte op de concilies te Piacensa (1095) en te Clermont (1095) zulk een indruk, dat weldra de eerste kruistocht onder­nomen werd (1097—1099). Gewoonlijk telt men zeven kruis­tochten, doch er zijn er meer geweest. In 1099 werd Jeruzalem veroverd. De geestdrift was zo algemeen, dat er zelfs een kinderkruistocht ondernomen werd.
 
De kruistochten hebben niet alleen 'voordelen' afgeworpen voor het maatschappelijk doch ook voor het kerkelijk leven. Een van die 'voordelen' was de vermeerdering van het aanzien en de macht der pausen. Daartegenover stonden vele nadelen: het misbruik van de [[aflaat]] en de vermeerdering van de [[Relikwie|relikwieën]].
 
'''Pauselijke macht.''' Onder paus Calixtus II (1119-1124) kwam het tot een vergelijk tussen de pauselijke macht en de keizerlijke door het concordaat van Worms (1122). Dit concordaat hield in dat de keizer zou afzien van de belening met ring en staf. Die belening zou door de paus geschieden. De keizer mocht alleen belenen met de scepter. Dus de kerkelijke macht werd door de kerk verleend en de wereldlijke door de overheid.
 
De paus, onder wie de Roomse stoel tot zijn hoogste aanzien kwam, was Innocentius III (1198-1216). Op het 4e Lateraanse concilie in 1215 beleefde de paus een schitterende openbaring van zijn macht. De [[trans­substantiatieleer]] werd daar vastgesteld. De gelovigen moesten, zo werd daar bepaald, minstens éénmaal per jaar biechten en Innocentius kon zeggen in zijn openingsrede: "de Heere heeft Petrus niet slechts de kerk, maar de gehele wereld te regeren gegeven".
 
Het gevolg van de verheffing van de pauselijke stoel was, dat tal van bepalingen gemaakt werden, om de pauselijke macht te handhaven. De kerkelijke wetgeving ging niet meer uit van de kerkver­gaderingen, maar van de paus. De wijding der bisschoppen kwam geheel en al aan de paus. Deze behield zich ook het recht voor, om in te grijpen in de rechtspraak van de bisschoppen. In één woord: de paus was het allesbeheersende hoofd van de kerk.
 
'''Monnikorden.''' Een niet gering aandeel in de verheffing van het pausdom hadden de vele monnikenorden, die in dezen tijd gesticht werden. De eerste organisatie der monniken in de Middeleeuwen, nl. die der Cluniacensers, gebeurde om de macht van de pausen te steunen. Allengs ontstonden er meer orden. De zogenaamde reformatorische (hervormende) orden waren: de Cluniacensers, de Camaldulensers en de Cisterciënzers (deze was opgericht in 1098). Deze orden hadden alle tot doel, om reformatie aan te brengen en de pauselijke macht te verheffen.
 
Daarnaast stonden enkele andere orden, die alleen zich op ascese toelegden, zoals de Karthuizers, de Premonstratensers e.a.
 
Er ontstonden zelfs 'geestelijke' ridderorden. Deze orden be­stonden niet uit 'geestelijken', maar uit 'leken'. Zij bouwden geen kloosters, maar hospitalen. Ze ontstonden tijdens de kruistochten. Barmhartigheid oefenen was hun voornaamste werk. Men telt drie van deze orden: 1. de Johannieterorde, naar Johannes de Doper, 2. de orde der Tempelheren of Tempeliers, die eerst op Cyprus leefden en werkten, maar later naar Parijs gegaan zijn, 3. de orde der Duitse ridders, voornamelijk uit burgers samengesteld.
 
'''Scholastiek.''' Een eigenaardig verschijnsel in dit tijdperk is de z.g. scholastiek, dat was de poging van de menselijke geest, om de geloofswaarheden voor het denkend verstand te ordenen en te rechtvaardigen. In de scholastiek was tweeërlei richting. Er waren godge­leerden, die zich geheel en al hielden aan de leer der kerk, zoals Anselmus van Canterbury (1033-1109), die beschouwd wordt als de grondlegger van de scholastiek. Deze theologen vormden de orthodoxe richting, maar er waren er ook, die van geen kerkleer wilden weten en die alleen door onderzoek wilden komen tot de waar­heid, zoals de theoloog en filosoof Pierre Abélard (Peter Abaelard, Petrus Abealardus, 1079-1142). Deze tweede groep vormden de sceptische of onrechtzinnige richting.
 
'''Mystiek.''' Naast de scholastiek openbaarde zich de mystiek, dat was die richting, die niet zozeer het denken als wel gemeenschapsoefening met God op de voorgrond stelde. De voornaamste vertegenwoordiger van deze richting is geweest Bernard van Clairvaux (1090-1153). Hij las het liefst de Heilige Schrift en dan bij voorkeur in de eenzaamheid van het woud. Daar ge­voelde hij zich als in de onmiddellijke nabijheid van de Heer. God kon volgens hem slechts in zoverre gekend worden, als Hij bemind werd.
 
'''Tijdtafel''' van gebeurtenissen:
Regel 363 ⟶ 383:
1121. Norbert sticht de orde der Praemonstratensers.
 
1122. Het concordaatConcordaat van Worms.
 
1123. Negende oecumenisch concilie (1e lateraanse).
Regel 401 ⟶ 421:
1190. Stichting van de Duitse ridderorde.
 
1198-1216. '''Innocentius III''', paus. Onder deze paus kwam de Roomse stoel tot zijn hoogste aanzien.
 
1202. Joachim van Floris gestorven.
Regel 409 ⟶ 429:
1209. Eerste optreden van Franciscus v. Assisi.
 
1215. Twaalfde oecumenisch concilie (4e lateraanse concilie). Op dit concilie beleefde de paus Innocentius III een schitterende openbaring van zijn macht. De [[trans­substantiatieleer]] werd daar vastgesteld. De gelovigen moesten, zo werd daar bepaald, minstens éénmaal per jaar biechten en Innocentius kon zeggen in zijn openingsrede: "de Heere heeft Petrus niet slechts de kerk, maar de gehele wereld te regeren gegeven".
1215. Twaalfde oecumenisch concilie (4e lateraanse concilie).
 
1216. Erkenning van de Dominicaner orde.
Regel 547 ⟶ 567:
 
== Bronnen ==
J. H. Landwehr, ''Kort overzicht van de kerkgeschiedenis. Kampen'': J.H. Kok, 3e herz. druk 1922. Tekst hieruit is verwerkt op 5 en 26 dec. 2021 en 20 feb. en 24 apr. en 4 en 18 sept. 2022.
 
J.H. Landwehr, ''Handboek der Kerkgeschiedenis''. Vier delen. Kampen: J.H. Kok, 1922, 2e druk. Tekst hieruit is verwerkt op 10 juli 2015
Cookies helpen ons onze services aan te bieden. Door onze services te gebruiken stemt u in met het gebruik van onze cookies.