Wind

Uit Christipedia

Wind is een (horizontale) luchtstroom in de dampkring, veroorzaakt door luchtdrukverschil, waarbij de luchtdeeltjes in onze atmosfeer verplaatst worden. Dit gebeurt voortdurend op de aarde.

Achter de wind zitten "heel veel, vaak moeilijke, natuurkundige processen"[1].

Ontstaan van wind. Wind wordt veroorzaakt door hoge- en lagedrukgebieden boven het aardoppervlak. Bij een lagedrukgebied stijgt de lucht, luchtdeeltjes gaan omhoog, waardoor een "tekort" aan luchtdeeltjes ontstaat. Bij een hogedrukgebied op het aardoppervlak daalt de lucht, er verzamelen heel veel luchtdeeltjes. Door het verschil in druk, het verschil tussen tekort en overschot van luchtdeeltjes, ontstaat er een stroom van luchtdeeltjes van het hogedrukgebied naar het lagedrukgebied.

Windkracht. Hoe groter het verschil tussen de hoge- en lagedrukgebieden, hoe harder het waait. De gemiddelde snelheid (of 'kracht') van de wind wordt aangeduid volgens de Schaal van Beaufort.

Benaming Snelheid Beaufort
Krachtig 39-49 km/u 6
Hard 50-61 km/u 7
Stormachtig 62-74 km/u 8
Storm 75-88 km/u 9
Zware storm 89-102 km/u 10
Zeer zware storm 102-117 km/u 11
Orkaan > 117 km/u 12

Waait de wind bijvoorbeeld gemiddeld 55 km/uur, met pieken tot 100 km/uur, dan is er sprake van harde wind, er is geen storm.

Schilderij Gathering Storm, Ivan Konstantinovich Aivazovsky, 1899

Wervelwind in Ezech. 13: 11, 13. Mark. 4: 37. Luk. 8: 23 heeft in de grondtekst hetzelfde woord dat Luther anders met „weer” vertaalt (Jes. 17: 13), maar is in de Hebreeuwse grondtekst een stofwolk, door de storm opgejaagd en voortgezweept, evenzo Ps. 83: 14 en Jes. 41 : 16.

Lu 8:23  Terwijl zij varen slaapt hij in. Dan valt er een wervelwind op het meer; ze zijn volgelopen en in nood geraakt. (NaB)

Lu 8:23  Terwijl zij nu voeren, viel Hij in slaap. En er sloeg en stormwind neer op het meer, en zij liepen vol en verkeerden in nood. (Telos)

Mr 4:37  Dan steekt er een geweldige stormwind op,- de golven stortten zich in de boot, zodat de boot gelijk al vol liep. (NaB)

Mr 4:37  En er ontstond een hevige stormwind en de golven sloegen in het schip, zodat het schip al vol liep. (Telos)

Rukwind. De rukwind is een hevige wervelwind.

Beeld en werktuig

De wind is met zijn geheimzinnig ontstaan en uitgangspunt, met zijn loop en sterkte, die zo weinig in 's mensen berekening en macht staan, een sprekende getuige van het machtig en wijs scheppen en handelen van God (Job 28 : 26. Ps. 135 :7. Pred. 11 : 5. Jes. 10: 13. Spr. 30: 4. Amos 4: 13. Joh. 3: 8), alsmede een krachtig werktuig van zijn nu eens met goedheid, dan weer met ernst tuchtigende hand (Gen. 8: 1. Job 26 : 13; 37 : 21; 1: 19).

De wind is in zijn verwoestende werking een beeld van de goddelijke straf (Jes. 64: 6. Jes. 4: 1.1); in het bijzonder de scherpe, droge, uit woest Arabië waaiende oostenwind (Jes. 27: 8), waaraan ook bij Ps. 103: 16 en Jes. 64: 6 te denken is.

Wind en Geest

De wind is de bewegende, verfrissende, reinigende, het zwakke sterkende, het trotse buigende en neerstortende adem van de fysieke schepping. Met hem heeft de Heilige Geest, de geestelijke levensadem uit God, gelijke naam in de Hebreeuwse en Griekse taal. Het Hebreeuwse woord 'roeach' (overgezet in het Nederlands) kan 'wind' en 'geest' betekenen. In het begin van de aarde zweefde de Geest van God over de oerwateren (Gen. 1:2). Adam hoorde de stem van God, die in de hof van Eden wandelde, aan de wind des daags.

Ge 3:8  En zij hoorden de stem van den HEERE God, wandelende in den hof, aan den wind des daags. Toen verborg zich Adam en zijn vrouw voor het aangezicht van den HEERE God, in het midden van het geboomte des hofs. (SV)

Jezus maakt een vergelijking tussen de wind en de Geest (Joh: 3: 8).

Op de Pinksterdag van Hand. 2 was een geweldige (woordelijk: voortdrijvende) wind de aardse drager van de hemelse geestesgave (Hand. 2: 2). De gebeurtenis herinnert aan het van de mond van de Opgestane uitgaande aanblazen van de discipelen (Joh. 20: 22).

Met de snelheid van de wind wordt die der engelen in Jahweh's dienst vergeleken (Ps. 104:4; Hebr. 1 : 7), (waarvoor geesten beter „winden” staat), maar ook het korte, vluchtige mensenleven (Job 7: 7. Ps. 78 : 39), in het algemeen het ijdele, nietige (Spr. 11 : 29. Pred. 5: 15. Jes. 41 : 29), het bedrieglijke, pralende, zwakke zielen medeslepende drijven van verleidende mensen (Hos. 8 : 7; 12 : 2. Ef. 4: 14).

Oostenwind

De oostenwind (Hebr. kadim) is in de Bijbel de uit de zandvlakten van woest Arabie (Jer. 13: 24; 4:11. Job. 1: 19) afkomende, scherpe, droge, onstuimige wind (Jes. 27 : 8. Job 15 : 30; 27: 21; 38 : 24. Hab. 1: 9), die in Israël regelmatig van of het midden van juni tot aan het midden van september, het hevigst in de maand augustus waait en eertijds vooral door de zeevarenden werd gevreesd (Ps. 48: 8. Ezech. 27: 26).

In de spreekwoordelijke gezegden: de stormende oostenwind najagen (Hos. 12: 2), de buik met oostenwind vullen (Luther: "ijdele woorden") (Job 15: 2), is een beeld niet alleen van het ijdele, zoals de wind in het algemeen, maar van het schadelijke, verderfelijke.

In het Grieks wordt de oostenwind kausoon genoemd, de verzengende. Het woord komt van het werkwoord καυσοω, kausoo, dat betekent 1. verbranden, in brand steken, 2. aan koortshitte lijden, van koorts versmachten. Het naamwoord καυσων, kausoon, betekent 1. brandende hitte, gloed, bijvoorbeeld van de zon; 2. Eurus, een heel droge en hete oostenwind, die alles verzengt en doet verdorren[2]. Het woord kausoon komt 3x voor in het Nieuwe Testament.

Mt 20:12  met de woorden: Deze laatsten hebben een uur gewerkt, en u hebt hen met ons gelijk gesteld die de last van de dag en de hitte gedragen hebben. (Telos)

Lu 12:55  En wanneer u een zuidenwind ziet waaien, zegt u: Er zal hitte zijn; en het gebeurt. (Telos)

Jak 1:11  Want de zon gaat op met haar hitte en doet het gras verdorren, en zijn bloem valt af en de schoonheid van haar uiterlijk gaat verloren; zo zal ook de rijke in zijn wegen verwelken. (Telos)

Volgens één mening[3] zou in Jak. 1: 11, waar in plaats van 'hitte' moeten staan 'oostenwind'.

De oostenwind verzengt de planten (2 Kon. 19 : 26. Jes. 10: 16; 40: 7. Jer. 17: 8. Ezech. 17: 10; 19: 12. Hos. 13: 15. Jona 4: 8), droogt bronnen uit (vgl. Exod. 14: 21) en is daarom een beeld van een vijand die de levenskrachten uitzuigt, de zegen rooft (vgl. Jer. 18: 17). Zowel voor Egypte als voor het land Israël bracht hij de gevreesde zwermen sprinkhanen mee (Exod. 10: 13).

Sanum. De samum, de hete wind, die van of een half tot twee uren duurt, en twee voet boven de aarde waait, loeit in april en mei in woest-Arabië, maar niet in Israël. Een zwavelgeur en rode atmosfeer kondigt zijn aankomst aan. Wie zich niet op de aarde neerwerpt, wordt door die hete wind gedood. Velen menen dat men bij Ps. 11 : 6 of 91: 5 vv., ook onder het vuur van Jahweh (Num. 11: 1), aan die samum te denken heeft.

God en de wind

God heeft macht over het weer en ook over de wind.

Ps 135:7  Hij doet dampen opklimmen van het einde der aarde; Hij maakt de bliksemen met den regen; Hij brengt den wind uit Zijn schatkameren voort. (SV)

God bracht een oostenwind in Egypteland. De wind bracht sprinkhanen, die tot een plaag werden.

Ex 10:13  Toen strekte Mozes zijn staf over Egypteland, en de HEERE bracht een oostenwind in dat land, dien gehele dag en dien gansen nacht; het geschiedde des morgens, dat de oostenwind de sprinkhanen opbracht. (SV)

Later bestuurde God een westenwind, die de sprinkhanen afvoerde en in de Schelfzee wierp.

Ex 10:19  Toen keerde de HEERE een zeer sterken westenwind, die hief de sprinkhanen op, en wierp ze in de Schelfzee; er bleef niet een sprinkhaan over in al de landpalen van Egypte. (SV)

Jahweh zette een sterkte oostenwind in om de zee, over welks bodem de Israëlieten moesten gaan, droog te maken:

Ex 14:21 Toen Mozes zijn hand uitstrekte over de zee, zo deed de HEERE de zee weggaan, door een sterken oostenwind, dien gansen nacht, en maakte de zee droog, en de wateren werden gekliefd. (SV)

God wendde de wind aan om de zee terug te doen komen en de achtervolgers van Israël te doen ondergaan.

Ex 15:10  Gij hebt met Uw wind geblazen; de zee heeft hen gedekt, zij zonken onder als lood in geweldige wateren! (SV)

God kan een stormwind doen opstaan.

Ps 107:25  Als Hij spreekt, zo doet Hij een stormwind opstaan, die haar golven omhoog verheft. (SV)

En Hij kan de storm stillen:

Ps 107:29  Hij doet den storm stilstaan, zodat hun golven stilzwijgen. Ps 107:30  Dan zijn zij verblijd, omdat zij gestild zijn, en dat Hij hen tot de haven hunner begeerte geleid heeft. Ps 107:31  Laat hen voor den HEERE Zijn goedertierenheid loven, en Zijn wonderwerken voor de kinderen der mensen; (SV)

God kan een grote wind op de zee werpen. In de geschiedenis van Jona geeft ons daarvan een voorbeeld:

Jon 1:4  Maar de HEERE wierp een groten wind op de zee; en er werd een grote storm in de zee, zodat het schip dacht te breken. (SV)

God deed ook in zijn weg met Jona een oostenwind opkomen:

Jon 4:8  En het geschiedde, als de zon oprees, dat God een stillen oostenwind beschikte; en de zon stak op het hoofd van Jona, dat hij amechtig werd; en hij wenste zijner ziel te mogen sterven, en zeide: Het is mij beter te sterven dan te leven. (SV)

Engelen en de wind

In de hemelse gewesten zijn overheden en machten (Ef. 3:10).

Engelen

Dat ook de engelen de wind kunnen beheersen, blijkt uit dit vers:

Opb 7:1  Hierna zag ik vier engelen staan op de vier hoeken van de aarde, die de vier winden van de aarde vasthielden, opdat er geen wind zou waaien over de aarde, noch over de zee, noch over enige boom. (Telos)

Satan

De satan - een gevallen engel, die ook, onzichtbaar voor ons oog, op de aarde kan rondgaan (Job 1:7) - deed een grote woestijnwind opkomen, die het huis, waarin al de tien kinderen van Job verbleven, deed instorten. Een vreselijke ramp. Een andere boodschapper bracht de onheilstijding:

Job 1:18  Als deze nog sprak, zo kwam een ander, en zeide: Uw zonen en uw dochteren aten, en dronken wijn, in het huis van hun broeder, den eerstgeborene; Job 1:19  En zie, een grote wind kwam van over de woestijn, en stiet aan de vier hoeken van het huis, en het viel op de jongelingen, dat ze stierven; en ik ben maar alleen ontkomen, om het u aan te zeggen. (SV)

Satan kan niet meer doen dan God hem toelaat te doen. Waarom God kwaad toelaat, is een moeilijk probleem. Maar Zijn wegen zijn hoger dan de onze, en Zijn gedachten hoger dan de onze. Hij doet alle dingen meewerken ten goede. Dat bewijst ook de geschiedenis van Job.

Jezus' macht over de wind

De Heer Jezus heeft de macht over de wind. Iets van zijn macht heeft Hij aan zijn leerlingen getoond:

Mt 8:24  En zie, er ontstond een grote onstuimigheid op de zee, zodat het schip door de golven werd bedekt; Hij echter sliep. Mt 8:25  En zijn discipelen gingen naar Hem toe, wekten Hem en zeiden: Heer, behoud ons, wij vergaan! Mt 8:26  En Hij zei tot hen: Waarom bent u angstig, kleingelovigen? Toen stond Hij op en bestrafte de winden en de zee, en er ontstond een grote stilte. Mt 8:27  De mensen nu verwonderden zich en zeiden: Wat voor Iemand is Deze, dat zelfs de winden en de zee Hem gehoorzamen? (Telos)

Opmerkelijk is dat de Heer Jezus lag te slapen, alsof de storm Hem niet kon beangstigen of verontrusten. Bij een andere gelegenheid waren Jezus' leerlingen in nood op het meer. Jezus, die op het land was, zag hen en kwam over de zee naar hen toe. Toen hij in het schip kwam, ging de wind liggen. Alsof de wind zich aan Hem onderwierp, hoewel wij niet lezen dat Hij de wind toen bestrafte.

Mr 6:51  En Hij klom bij hen in het schip en de wind ging liggen; en zij waren innerlijk bovenmate zeer buiten zichzelf en verwonderden zich; (Telos)

Winden tijdens Paulus' tocht op de Middellandse zee

In Handelingen 27 wordt ons verhaald van verschillende winden op de Middellandse Zee. Ondanks de waarschuwing door Paulus, dat de vaart met ongemak en grote schade zou plaatsvinden, besloot de hoofdman weg te varen van Kreta. Het scheen aanvankelijk gunstig, maar niet lang daarna verandert het in noodweer.

Hnd 27:13  En toen er een zachte zuidenwind opstak, meenden zij hun voornemen te hebben bereikt, en na het anker te hebben gelicht voeren zij dicht langs de kust van Kreta. Hnd 27:14  Niet lang daarna echter sloeg vanaf het eiland een stormwind neer, Euraquilo geheten. Hnd 27:15  En toen het schip werd meegesleurd en de kop niet in de wind kon houden, gaven wij het op en lieten ons drijven. (...) Hnd 27:18  Daar wij nu hevig door de storm werden geteisterd, wierpen zij de volgende dag lading overboord; (...) Hnd 27:20  Toen er nu vele dagen geen zon en geen sterren waren te zien en de niet geringe storm aanhield, werd alle hoop dat wij behouden zouden worden, ons verder benomen. (...) Hnd 27:24  en hij zei: Wees niet bang, Paulus, u moet voor de keizer verschijnen; en zie, God heeft u allen geschonken die met u varen. (Telos)

De les van deze geschiedenis is dat God, die gevaarlijke winden kan beschikken of toelaten, ons ook kan bewaren.

Zie ook

Weer.

Bronnen

(Zware) storm op komst, informatief artikel op Buienradar.nl, 7 feb. 2020.

H. Zeller, Bijbelsch Woordenboek voor het Christelijke volk. Tweede deel K - Z. ('s Gravenhage: M.J. Visser, 1872) s.v. Wind en Oostenwind. De tekst van deze lemma's is op 8 feb. 2020 onder wijziging verwerkt.

Voetnoten

  1. (Zware) storm op komst, informatief artikel op Buienradar.nl, 7 feb. 2020.
  2. Grieks-Nederlands Lexicon, onderdeel van de Online Bible, een uitgave van Importantia.
  3. H. Zeller, Bijbelsch Woordenboek voor het Christelijke volk. Tweede deel K - Z. ('s Gravenhage: M.J. Visser, 1872) s.v. Oostenwind.