Zeboïm
Zeboïm was één van de vier steden (Sodom, Gomorra, Adama, Zeboïm) in de Jordaanvlakte die door God werden verwoest.
Het Hebreeuwse woordt luidt Tsebiyim. Nederlandse vertalingen hebben 'Tsevojiem' (NaB), 'Seboïm' (NBG51, NBV, WV78, WV95, Canis) en 'Zeboïm' (SV, HSV). De Statenvertaling heeft ‘Zeboïm’ en op één plaats ‘Zoboim’ (Gen. 10:19). De Herziene Statenvertaling heeft alleen ‘Zeboïm’. De Engelse Authorized Version heeft ‘Zeboim’ of ‘Zeboiim’.
De plaatsnaam wordt vijfmaal in de Schrift genoemd. De naam is een meervoud en betekent ‘gazellen’[1].
Zeboïm lag op de grens van Kanaän (Gen. 10:19).
Zeboïm was onderworpen aan Kedorlaomer, de koning van Elam, maar Semeber, de koning van Zeboïm (Gen. 14:2), kwam met andere koningen in opstand. Daarop trokken Kedorlaomer en drie andere koningen met hem ten strijde tegen de koning van Zeboïm en vier andere Kanaänitische koningen. Ten tijde van Abram werd slag geleverd in het dal van Siddim (Gen. 14:8). De opstandige koningen verloren de slag en de overwonnenen werden weggevoerd, onder wie Lot, die in Sodom woonde, maar Abraham joeg de legers na en bevrijdde Lot en de anderen (Ge 10:19; 14:8).
In Zijn toorn en in Zijn grimmigheid heeft Jahweh Sodom en Gomorra, Adama en Zeboim omgekeerd (De 29:23) om de slechtheid van hun inwoners.
Tegen Efraïm zei God:
Hos 11:8 Hoe zou Ik u prijsgeven, Efraïm, u uitleveren, Israël? Hoe zou Ik u prijsgeven als Adama, met u doen als met Zeboïm? Mijn hart keert zich in Mij om, al Mijn medelijden is opgewekt. (HSV)
Voetnoot
- ↑ Aldus Hebreeuws-Nederlands Lexicon, onderdeel van de Online Bible, een uitgave van Importantia.