Baäl

Uit Christipedia

Baäl was afgod ten tijde van het oude Israël.

Baälfiguur (14e-12e eeuw) gevonden in Ras Shamra

Naam. De naam 'Baäl' betekent 'eigenaar' en werd uitgebreid tot 'heer', 'meester' of 'echtgenoot (als hoofd van de vrouw)', in noordwestelijke Semitische talen in de Levant, zoals het Fenicisch, het Hebreeuws, het Aramees en het Amoritisch. Het equivalent in de Oost-Semitische talen was Bel.

Baäl was niet een eigennaam, maar een titel en ook een term waarmee met eerbied en waardering verwezen werd naar mensen en later naar goden. De Israëlieten vervielen menigmaal tot de dienst aan de Baäls (meervoud). Dit waren plaatselijke goden die met de titel Baäl vereerd werden, onder meer Baäl-Hamon, Baäl-Hermon, Baäl-Peor, Baäl-Perazim, Baäl-Zebub.

Hadad. De titel Baäl is vooral verbonden met de god Hadad in de Kanaänitische en oude Mesopotamische religies. Deze was de god van de storm en de regen. Hadad was ook een god van de vruchtbaarheid.

Godheid. Baäl was:

  • een mannelijke god,
  • de god van het weer (regen, storm, bliksem, donder)
  • de god van de zon,
  • de drager en oorsprong van het natuurlijke leven, vruchtbaarheidsgod
  • de oorlogsgod

Baäl is niet de oppergod van een Kanaänitische religie, maar wel een hoogstaande godheid. Hij werd vaak ook als plaatselijke koning-god gezien. 

De Israëlieten verlieten de HEER, de God van hun vaders, en dienden de Baäls:

Ri 2:11 Toen deden de kinderen Israels, dat kwaad was in de ogen des HEEREN, en zij dienden de Baals.
Ri 2:12 En zij verlieten den HEERE, hunner vaderen God, Die hen uit Egypteland had uitgevoerd, en volgden andere goden na, van de goden der volken, die rondom hen waren, en bogen zich voor die, en zij verwekten den HEERE tot toorn.
Ri 2:13 Want zij verlieten den HEERE, en dienden den Baal en Astharoth. (SV)

Ri 10:6 Maar de Israëlieten deden opnieuw wat slecht was in de ogen van de HEERE, en dienden de Baäls en de Astartes en de goden van Syrië, de goden van Sidon, de goden van Moab, de goden van de Ammonieten en de goden van de Filistijnen. Zij verlieten de HEERE en dienden Hem niet. (HSV)

Izebel en Elia. Izebel, de gemalin van Achab de koning van het Noordrijk, bevorderde de Baälsdienst. De profeet Elia toonde op indrukwekkende wijze op de Karmel aan dat de God van Israël de ware God is, die over de bliksem (hemelvuur) en de regen gaat.

Kindoffers. In het dal van Hinnom en de plaats Tofeth, bij Jeruzalem, werden kinderen geofferd aan Baäl: 

Jer 19:2 Ga uit naar het dal Ben-Hinnom, dat [bij] de ingang van de Schervenpoort ligt, en predik daar de woorden die Ik tot u spreek, Jer 19:3 en zeg: Hoor het woord van de HEERE, koningen van Juda en inwoners van Jeruzalem. Zo zegt de HEERE van de legermachten, de God van Israël: Zie, Ik ga onheil brengen over deze plaats, zodat bij ieder die het hoort, zijn oren zullen tuiten, Jer 19:4 omdat zij Mij verlaten hebben, deze plaats [van Mij] vervreemd hebben, en reukoffers gebracht hebben aan andere goden, die zij niet gekend hebben, zij, hun vaderen en de koningen van Juda. Zij hebben deze plaats gevuld met bloed van onschuldigen. Jer 19:5 Zij hebben de hoogten van de Baäl gebouwd om hun kinderen met vuur te verbranden [als] brandoffers voor de Baäl, wat Ik niet geboden en niet gesproken heb, en in Mijn hart niet is opgekomen. Jer 19:6 Daarom, zie, er komen dagen, spreekt de HEERE, dat deze plaats niet meer genoemd zal worden Tofet en het dal Ben-Hinnom, maar Moorddal. (HSV)