Daniël 11: verschil tussen versies

Uit Christipedia
Toegevoegde inhoud Verwijderde inhoud
Regel 164: Regel 164:
'''En vallen.''' Hij wordt in Elam gedood door de plaatselijke bevolking, nadat zij hem betrappen om het ontvreemden van tempelschatten.
'''En vallen.''' Hij wordt in Elam gedood door de plaatselijke bevolking, nadat zij hem betrappen om het ontvreemden van tempelschatten.


== 20 ==
20  En in zijn staat zal er een opstaan, doende een geldeiser doortrekken, in koninklijke heerlijkheid; maar hij zal in enige dagen gebroken worden, nochtans niet door toornigheden, noch door oorlog.
<onlyinclude><sup>20</sup> En in zijn staat zal er een opstaan, doende een geldeiser doortrekken, in koninklijke heerlijkheid; maar hij zal in enige dagen gebroken worden, nochtans niet door toornigheden, noch door oorlog. </onlyinclude>(SV)
'''En in zijn staat zal er een opstaan.''' Namelijk Seleucus IV, die Antiochus III opvolgt.


'''Doende een geldeiser doortrekken.''' Namelijk zijn kanselier Heliodorus, die in Jeruzalem geld komt opeisen. Seleucus heeft hem opgedragen de schatten van de Joodse tempel aan te slaan, hetgeen ernstige conflicten met de Joden verwekte.
21 ¶  Daarna zal er een verachte in zijn staat staan, denwelken men de koninklijke waardigheid niet zal geven; doch hij zal in stilheid komen, en het koninkrijk door vleierijen bemachtigen.
[[Bestand:Antonio Tempesta - Caçada de Heliodoro.jpg|geen|miniatuur|612x612px|Heliodorus verdreven uit de tempel te Jeruzalem.]]
'''Gebroken worden.''' Seleucus IV wordt vermoordt door Heliodorus, die korte tijd regent zal zijn.


== 21 ==
22  En de armen der overstroming zullen overstroomd worden van voor zijn aangezicht, en zij zullen gebroken worden, en ook de vorst des verbonds.
<onlyinclude><sup>21</sup> Daarna zal er een verachte in zijn staat staan, denwelken men de koninklijke waardigheid niet zal geven; doch hij zal in stilheid komen, en het koninkrijk door vleierijen bemachtigen. </onlyinclude>(SV)
'''Daarna zal er een verachte in zijn staat staan.''' Te weten [[Antiochus IV Epifanes]], gijzelaar te Rome en de broer van de vermoorde Seleucus IV. Rechtmatige opvolger echter was Seleucus' zoon Demetrius of de jongere zoon Antiochus. Demetrius werd uitgewisseld voor Antiochus IV.


'''In stilheid.''' Lett. in zorgeloosheid, d.w.z. zeggen te midden van vrede<ref>Elberfelder Bibel mit Erklärungen.</ref>.
23  En na de vereniging met hem zal hij bedrog plegen, en hij zal optrekken, en hij zal met weinig volks gesterkt worden.


'''En het koninkrijk door vleierijen bemachtigen.''' Antiochus IV gaf voor de belangen van Demetrius te behartigen, en met hulp van de koning van Pergamon besteeg hij de Seleucidische troon.
24  Met stilheid zal hij ook in de vette plaatsen des landschaps komen, en hij zal doen, dat zijn vaders, of de vaders zijner vaderen, niet gedaan hebben; roof, en buit, en goederen, zal hij onder hen uitstrooien, en hij zal tegen de vastigheden zijn gedachten denken, doch tot een [zekeren] tijd toe.

25  En hij zal zijn kracht en zijn hart verwekken tegen den koning van het Zuiden, met een grote heirkracht; en de koning van het Zuiden zal zich in den strijd mengen met een grote en zeer machtige heirkracht; doch hij zal niet bestaan, want zij zullen gedachten tegen hem denken.

26  En die de stukken zijner spijze zullen eten, zullen hem breken, en de heirkracht deszelven zal overstromen, en vele verslagenen zullen vallen.

27  En het hart van beide deze koningen zal wezen om kwaad te doen, en aan een tafel zullen zij leugen spreken; en het zal niet gelukken, want het zal nog een einde hebben ter bestemder tijd.


==28==
==28==

Versie van 9 mei 2023 19:22

Daniël 11 is een hoofdstuk van het boek Daniël. Het wordt hieronder samengevat en/of becommentarieerd.

Hoofdstukken samengevat en/of becommentarieerd:
Daniël: 1 · 2 · 3 · 4 · 5 · 6 · 7 · 8 · 9 · 10 · 11 · 12

Samenvatting

De engel deelt toekomstige heersers en gebeurtenissen mee: 1-2 de koningen van Perzië, 3-20 de strijd van Alexander de Grote en zijn opvolgers, en 21-35 de verdrukking door Antiochus Epifanes.

1

1 En ik, in het eerste jaar van Darius de Meder, ik stond om hem te bevestigen en te versterken. (CP[1]) 

En ik. De engel die tot Daniël spreekt; zie hoofdstuk 10. Anderen verstaan: Daniël.

In het eerste jaar van Darius de Meder. Het jaar 538, waarin Daniël belijdenis had gedaan van de zonde van zijn volk Israël, en waarin Kores de Joden opriep terug te gaan naar hun vaderland en Gods huis te bouwen.

600 — 550 v.C. < Israël 550 — 500 v.C.[2] > 500 — 400 v.C.
Zacharia (Bijbelboek)Darius IKoresDarius de MederBelsazarKoresDaniël (profeet)

Ik stond. Hebr. "mijn staan".

Om hem te bevestigen en te versterken. Om Michaël (die in het vorige vers wordt genoemd) te versterken[3][4], dan wel Darius bij te staan en zijn rijk staande te houden[5][6]. Als het Michaël is, dan wil de engel misschien zeggen: Michaël kwam mij te hulp en stond mij terzijde, en ik, op mijn beurt, heb hem versterkt.

Ook de Heer Jezus werd gesterkt door een engel.

Lu 22:43  Hem nu verscheen een engel uit de hemel die Hem sterkte. (Telos)

2

2 En nu, ik zal u de waarheid te kennen geven; ziet, er zullen nog drie koningen in Perzië staan, en de vierde zal verrijkt worden met groten rijkdom, meer dan al [de] [anderen]; en nadat hij zich in zijn rijkdom zal versterkt hebben, zal hij ze allen verwekken tegen het koninkrijk van Griekenland. (SV) 

Ik zal u de waarheid te kennen geven.

Da 10:21  Doch Ik zal u te kennen geven, hetgeen getekend is in het geschrift der waarheid; en er is niet een, die zich met Mij versterkt tegen dezen, dan uw vorst Michaël. (SV)

Nog drie koningen in Perzië opstaan. Daniël ontving de boodschap van de engel in het derde jaar van Kores' heerschappij over Babel (536 v.C.). Het gaat om drie koningen die na Kores zouden komen:

  1. Cambyses II (530-522 v.C.), naar wie verder niet verwezen wordt in het Oude Testament;
  2. Gaumata (522 v.C.);
  3. Darius I Hystaspes (522-486 v.C.).
550 — 500 v.C. < Israël 500 — 400 v.C.[7] > 400 — 300 v.C.
Nehemia (persoon)ArthahsastaAhasverosDarius I
Uitbreiding van het Perzische rijk, van Kores (Cyrus II) tot Darius I.

De vierde. Dat is de koning Ahasveros (Xerxes I); zie Esth. 1:1 en Ezra 4:6.

Zal verrijkt worden met groten rijkdom. Ahasveros was zeer rijk.

Es 1:3  in het derde jaar van zijn regering, richtte hij een feestmaal aan voor al zijn vorsten en dienaren; het leger van Perzie en Medie, de edelen en de vorsten der gewesten waren bij hem. Es 1:4  Daarbij spreidde hij de rijkdom van zijn koninklijke heerlijkheid en de kostbaarheid van de luister zijner grootheid gedurende vele dagen ten toon, honderdtachtig dagen. (NBG51)

Tegen het koninkrijk Griekenland. Hij bindt de strijd aan tegen Griekenland; in 480 brengt hij een weergaloos groot leger op de been en stort zich in de 'Perzische oorlogen' tegen de Grieken. De Perzen verliezen echter verscheidene slagen; zo wordt hun vloot door de Grieken verslagen bij Salamis.

3

3 Daarna zal er een geweldig koning opstaan, die met grote heerschappij heersen zal, en hij zal doen naar zijn welgevallen. ((SV) 

Die koning is de Macedonische koning Alexander de Grote (336-323 v.C.), die in korte tijd het Perzisch rijk verovert en doortrekt tot Indië. In het boek Daniël wordt naar hem verwezen in 7:6; 8:5-8, 21-22.

500 — 400 v.C. < Israël 400 — 300 v.C. > 300 — 200 v.C.

4

4 En als hij zal staan, zal zijn rijk gebroken, en in de vier winden des hemels verdeeld worden, maar niet aan zijn nakomelingen, ook niet naar zijn heerschappij, waarmede hij heerste; want zijn rijk zal uitgerukt worden, en dat voor anderen, dan deze. (SV) 

Zal zijn rijk gebroken. Na Alexanders dood in 323 v.C. wordt het rijk gebroken in vieren, waarover niet een nakomeling van Alexanders, maar generaals heersten.

In de vier winden des hemels verdeeld worden.

  1. het rijk van Cassander (Macedonië en Griekenland) in het westen;
  2. het rijk van Ptolemaeus (Egypte) in het zuiden. Deze en diens opvolgers, de Ptolemaeën, regeerden 323-30 v. Chr.;
  3. het rijk van Lysimachus (Thracië) in het noorden;
  4. het rijk van Seleucus (Syrië en de rest van het Nabije Oosten) in het oosten. Hij en zijn opvolgers staan bekend als de Seleuciden. Zij regeerden tot ca. 65 v.C.
De diadochenrijken in 300 v.Chr.

Hierboven de rijken van de vier koningen in 300 v.C. (Opmerking: Om een beter overzicht te bieden is deze kaart groter weergegeven. Gebruik de horizontale schuifbalk om de kaart verder te bekijken.)

Maar niet aan zijn nakomelingen. Zijn onwettige zoon Herakles en zijn zoon Alexander worden beiden vermoord voordat ze volwassen zijn.

5

5 En de koning van het Zuiden, die een van zijn vorsten is, zal sterk worden; doch [een] [ander] zal sterker worden dan hij, en hij zal heersen; zijn heerschappij zal een grote heerschappij zijn. (SV) 

De koning van het Zuiden. Ptolemaeus (I Soter), koning of farao van Egypte 304 - 285 v. Chr.,

[Een] ander zal sterker worden. Die ander is Seleucus, koning van het Seleucidenrijk 305-281. Diens rijk is groter en machtiger dan dat van de koning van het Zuiden.

Zijn heerschappij zal een grote heerschappij zijn. Seleucus, ook genoemd Seleucus I Nicator (de bijnaam 'Nicator' betekent 'overwinnaar') was de machtigste van allen die regeerden in het eens verenigde rijk van Alexander de Grote

6

6 Op het einde nu van [sommige] jaren, zullen zij zich met elkaar bevrienden, en de dochter van de koning van het Zuiden zal komen tot de koning van het Noorden, om billijke voorwaarden te maken; doch zij zal de macht van des arms niet behouden, daarom zal hij, noch zijn arm, niet bestaan; maar zij zal overgegeven worden, en die haar gebracht hebben, en die haar gegenereerd heeft, en die haar gesterkt heeft in die tijden. (CP[1]) 

Zullen zij zich met elkaar bevrienden. De dan regerenden, namelijk Antiochus II, de koning van het Zuiden, en Ptolemaeus II, de koning van het Noorden. Ze sluiten vrede. 'Zuiden' en 'Noorden' zijn aanduidingen met Israël als standpunt.

400 — 300 v.C. < Israël 300 — 200 v.C. > 200 — 100 v.C.

De dochter van de koning van het Zuiden. Berenice is haar naam, de dochter van Ptolemaeus II van Egypte.

De koning van het Noorden. Antiochus II.

Om billijke voorwaarden te maken. In verband met de vredesovereenkomst tussen die koningen treedt zij in het huwelijk met Antiochus II, die hiervoor zijn vrouw Laodike opgeeft.

Zij zal de macht des arms niet behouden. Antiochus II scheidt weer van haar.

Daarom zal hij, noch zijn arm, niet bestaan. Antiochus II scheidt zes jaren later van Bernice en hertrouwt met Laodike, maar in datzelfde jaar sterft hij, volgens geruchten door Laodike vergiftigd, opdat haar oudste zoon Seleucus II Callinicus aan de macht kon komen.

Zij zal overgegeven worden. Laodike laat Berenice en haar zoon vermoorden.

7

7 Doch uit de spruit van haar wortels zal er een opstaan [in] zijn staat, die zal met heirkracht komen, en hij zal komen tegen die sterke plaatsen van de koning van het Noorden, en hij zal tegen dezelve doen, en hij zal ze bemachtigen. (CP[1]) 

Uit de spruit van haar wortels zal er een opstaan [in] zijn staat. Berenice's broer Ptolemaeus III, koning van Egypte (vgl. vs. 8).

Die zal met heirkracht komen. Hij onderneemt een strafexpeditie om de moord op zijn zuster te wreken.

Tegen die sterke plaatsen van de koning van het Noorden. Zo verovert hij enkele belangrijke steden en de Syrische vesting Seleukia. Zie vs. 9. De koning van het Noorden is nu Seleucus II Callinicus.

8

8 Ook zal hij hun goden, met hun vorsten, met hun gewenste vaten van zilver en goud, in de gevangenis naar Egypte brengen; en hij zal [enige] jaren staande blijven boven den koning van het Noorden. (SV)

Hun goden. Daar waren goden die in 524 door de Perzische koning Cambysus II uit Egyptische tempels waren geroofd. Ptolemaeus III vindt ze terug en 'bevrijdt' ze als een teken van zijn volkomen overwinning[8].

9

9 En [deze] zal komen in het koninkrijk van de koning van het Zuiden komen, en hij zal wederom in zijn land trekken. (CP[1]) 

[Deze]. De koning van het Noorden, namelijk Seleucus II Callinicus.

10

10 Doch zijn zonen zullen zich [in] [strijd] mengen, en zij zullen een menigte van grote heiren verzamelen; en zij zal snel komen, en als een vloed overstromen en doortrekken; en hij zal wederom komen, en zich [in] [de] [strijd] mengen, tot aan zijn sterke plaats toe. (CP[1])

Zijn zonen. De zonen van Seleucus II Callinicus (246-225), namelijk de oudste zoon Seleucus III Ceraunus (225-223) en de tweede zoon Antiochus III de Grote (223-187), wiens activiteiten vermeld worden tot in vers 19. De laatste wordt beschouwd als de belangrijkste vorst uit de dynastie na Seleucus I Nicator.

En zij. De menigte.

En als een vloed overstromen en doortrekken. Beide zonen vallen met een groot leger Egypte aan en overstromen dat land als een vloed.

En hij zal wederom komen enz. Antiochus III vergiftigt zijn broer Seleucus III. Hij dringt de Egyptenaren ver terug.

11

11 En de koning van het Zuiden zal verbitterd worden, en hij zal uittrekken, en strijden tegen hem, tegen de koning van het Noorden, die [ook] een grote menigte oprichten zal, doch die menigte zal in zijn hand gegeven worden. (CP[1]) 

De koning van het Zuiden. Ptolemaeus IV.

Hij zal uittrekken, en strijden tegen hem, de koning van het Noorden. Tegen Antiochus III.

Die menigte zal in zijn hand gegeven worden. Het leger van Antiochus III zal door Ptolemaeus IV worden overwonnen[3].

12

12 Als die menigte zal weggenomen zijn, zal zijn hart zich verheffen, en hij zal er [enige] tien duizenden nedervellen; evenwel zal hij niet gesterkt worden. (SV) 

Als die menigte zal weggenomen zijn. Als Ptolemaeus IV het Syrische leger zal verslagen hebben

Zal zijn hart zich verheffen. Moed vatten[3]. Het gevolg daarvan zal zijn dat hij tienduizenden zal verslaan; tienduizenden Syriërs werden gedood[8].

Evenwel zal hij niet gesterkt worden. De ogenblikkelijke betoning van moed zal spoedig voorbijgaan[3] en zijn overwinning zal van korte duur zijn[8].

13

13 Want de koning van het Noorden zal wederkeren, en hij zal een groter menigte dan de eerste was, oprichten; en aan het einde van de tijden der jaren, zal hij snel komen met een grote heirkracht, en met groot goed. (CP[1])  

De koning van het Noorden. Antiochus III.

Zal wederkeren. Naar het Zuiden, 15 jaar later, waar Ptolemaeus V regeert.

14

14  Ook zullen er in die tijden velen opstaan tegen den koning van het Zuiden; en de scheurmakers van uw volk zullen verheven worden, om het gezicht te bevestigen, doch zij zullen vallen. (SV)   

Velen. Dezelfde als de scheurmakers van het volk Israël: de Joodse opstandelingen, die de zijde van de Seleuciden kiezen.

Om het gezicht te bevestigen. Te vervullen[8].

Doch zij zullen vallen. Door de hand van de Egyptische generaal Scopas[9], die de Joodse opstand onderdrukt[8].

15

15 En de koning van het Noorden zal komen, en een wal opwerpen, en vaste steden innemen; en de armen van het Zuiden zullen niet bestaan, noch zijn uitgelezen volk, ja, er zal geen kracht zijn om te bestaan. (SV) 

De koning van het Noorden. Antiochus III.

En vaste steden innemen. Hij verovert een aantal belangrijke steden.

16

16  Maar hij, die tegen hem komt, zal doen naar zijn welgevallen, en niemand zal voor zijn aangezicht bestaan; hij zal ook staan in het sieraadland, en de verderving zal in zijn hand wezen. (SV) 

Hij, die tegen hem komt. Antiochus III, die tegen de macht van het Zuiden komt.

Het sieraadland. Het land van Israël.

17

17 En hij zal zijn aangezicht stellen, om met de kracht van zijn hele rijk te komen, en hij zal billijke voorwaarden meebrengen, en hij zal het doen; want hij zal hem een dochter der vrouwen geven, om [het] te verderven, maar zij zal niet vast staan, en zij zal voor hem niet zijn. (CP[1]) 

En hij. Antiochus III.

Billijke voorwaarden. Vredesvoorwaarden. Hij sluit een vredesverdrag met Ptolemaeus V.

Hij zal hem een dochter der vrouwen geven. Antiochus III geeft zijn dochter Cleopatra I Syra aan Ptolemaeus V tot vrouw.

Om [het] te verderven. Om het koninkrijk van het Zuiden te verderven.

Maar zij zal niet vast staan, en zij zal voor hem niet zijn. Cleopatra kiest de kant van haar man Ptolemaeus V.

300 — 200 v.C. < Israël 200 — 100 v.C. > 100 — 0 v.C.
Antiochus IV Epifanes

18

18 Daarna zal hij zijn aangezicht tot de eilanden keren, en hij zal er vele innemen; doch een overste zal zijn smaad tegen hem doen ophouden, behalve dat hij zijn smaad op hem zal doen wederkeren. (SV) 

De eilanden. Eilanden van Griekenland.

19

19 En hij zal zijn aangezicht keren naar de sterkten zijns lands, en hij zal aanstoten, en vallen, en niet gevonden worden. (SV) 

En vallen. Hij wordt in Elam gedood door de plaatselijke bevolking, nadat zij hem betrappen om het ontvreemden van tempelschatten.

20

20 En in zijn staat zal er een opstaan, doende een geldeiser doortrekken, in koninklijke heerlijkheid; maar hij zal in enige dagen gebroken worden, nochtans niet door toornigheden, noch door oorlog. (SV) 

En in zijn staat zal er een opstaan. Namelijk Seleucus IV, die Antiochus III opvolgt.

Doende een geldeiser doortrekken. Namelijk zijn kanselier Heliodorus, die in Jeruzalem geld komt opeisen. Seleucus heeft hem opgedragen de schatten van de Joodse tempel aan te slaan, hetgeen ernstige conflicten met de Joden verwekte.

Heliodorus verdreven uit de tempel te Jeruzalem.

Gebroken worden. Seleucus IV wordt vermoordt door Heliodorus, die korte tijd regent zal zijn.

21

21 Daarna zal er een verachte in zijn staat staan, denwelken men de koninklijke waardigheid niet zal geven; doch hij zal in stilheid komen, en het koninkrijk door vleierijen bemachtigen. (SV) 

Daarna zal er een verachte in zijn staat staan. Te weten Antiochus IV Epifanes, gijzelaar te Rome en de broer van de vermoorde Seleucus IV. Rechtmatige opvolger echter was Seleucus' zoon Demetrius of de jongere zoon Antiochus. Demetrius werd uitgewisseld voor Antiochus IV.

In stilheid. Lett. in zorgeloosheid, d.w.z. zeggen te midden van vrede[10].

En het koninkrijk door vleierijen bemachtigen. Antiochus IV gaf voor de belangen van Demetrius te behartigen, en met hulp van de koning van Pergamon besteeg hij de Seleucidische troon.

28

28 En hij zal [in] zijn land wederkeren met groot goed, en zijn hart zal zijn tegen het heilig verbond; en hij zal het doen, en wederkeren in zijn land. (SV) 

Het heilig verbond. Zie ook vs. 30.

30

30 Want er zullen schepen van Chittim tegen hem komen, daarom zal hij met smart bevangen worden, en hij zal wederkeren, en gram worden tegen het heilig verbond, en hij zal het doen; want wederkerende zal hij acht geven op de verlaters des heiligen verbonds. (SV)  

Chittim. D.i. het eiland Cyprus.

Het heilig verbond. Zie ook vs. 28.

31

31 En er zullen armen uit hem ontstaan, en zij zullen het heiligdom ontheiligen, [en] de sterkte, en zij zullen het gedurige [offer] wegnemen, en een verwoestende gruwel stellen. (CP[1])  

Het gedurige [offer]. De dagelijkse brandoffers: het morgen- en avondoffer. Petrus Canisius-vertaling: "het dagelijks offer".

Een verwoestende gruwel. Een gruwelijk afgodsbeeld dat tot verwoesting leidt.

32

32 En die goddelooslijk handelen tegen het verbond, zal hij doen huichelen door vleierijen; maar het volk, die hun God kennen, zullen zij grijpen, en zullen het doen. (SV)  

Het verbond. Het heilig verbond, zie vs. 28, 30.

33

33 En de leraars van het volk zullen er velen onderwijzen, en zij zullen vallen door het zwaard en door vlam, door gevangenis en door beroving, [vele] dagen. (CP[1]) 

De leraars van het volk. Zie ook vs. 35.

35

35 En van de leraars zullen er [sommigen] vallen, om hen te louteren en te reinigen, en wit te maken, tot den tijd van het einde toe; want het zal nog zijn voor een bestemden tijd. (SV) 

De leraars. Zie ook vs. 35.

36

36 En die koning zal doen naar zijn welgevallen, en hij zal zichzelf verheffen en groot maken boven alle god, en hij zal tegen de God der goden wonderlijke dingen spreken; en hij zal voorspoedig zijn, totdat de gramschap voleind zij, want het is vastelijk besloten, het zal geschieden. (CP[1]) 

Die koning. De koning is de toekomstige koning der Joden die over Israël regeren zal.

En hij zal zichzelf verheffen en groot maken boven alle god. Zie ook vs. 37.

37

37 En op de goden zijner vaderen zal hij geen acht geven, noch op de begeerte der vrouwen; hij zal ook op geen God acht geven, maar hij zal zich boven alles groot maken. (SV) 

De goden. Of, de God. In het Hebreeuws wordt Elohiem gebruikt, een meervoudsvorm die zowel voor God als voor de (af)goden wordt gebezigd. De Nederlandse vertalingen hebben goden. Luther en de King James vertaling hebben hier God. De meeste Engelse vertalingen echter hebben 'gods'. Redenen om te denken aan 'goden' zijn: (1) het zinsverband, die niet naar de God van Israël verwijst; (2) het gebruik van het enkelvoudige Elah, in plaats van het meervoudige Elohiem, als Daniël verwijst naar de God van zijn vaderen.

Da 2:23  Ik dank en ik loof U, o God mijner vaderen! omdat Gij mij wijsheid en kracht gegeven hebt, en mij nu bekend gemaakt hebt, wat wij van U verzocht hebben, want Gij hebt ons des konings zaak bekend gemaakt. (SV)

De begeerte der vrouwen. Het verband doet vermoeden dat het voorwerp van deze begeerte een godin is, of een bij vrouwen populaire god. Sommigen denken aan de 'koningin van de hemel', de verafgode Maria, die in de eindtijd een rol speelt. Of aan de apocalyptische Grote Hoer.[11]

De meest voorkomende uitleg is: de begeerte der vrouwen is de Messias van Israël is en de vrouwen zijn Israëlitische vrouwen. Het verband doet echter denken aan godin of god.

Een moderne duiding, die dateert van de jaren 80 van de 20e eeuw, zegt dat de man een homoseksueel is, maar in het verband gaat het om goden, niet om seksuele voorkeuren of om celibaat[11].

Hij zal zich boven alles groot maken. Zie ook vs. 36.

38

38 En hij zal de god Mauzzim in zijn standplaats eren; namelijk de god, welke zijn vaders niet gekend hebben, zal hij eren met goud, en met zilver, en met kostelijk gesteente, en met gewenste dingen. (CP[1]) 

De god Mauzzim. Petrus Canisius-vertaling: "de burchtgod". Volgens sommigen een oorlogsgod[12].

Voetnoten

  1. 1,00 1,01 1,02 1,03 1,04 1,05 1,06 1,07 1,08 1,09 1,10 1,11 Hertaling of vertaling door Christipedia, uitgaande van de Statenvertaling.
  2. De jaartallen zijn merendeels ontleend aan Bijbels ontstaansmodel; tijdbalk Masoreten (Stichting De Oude Wereld, 2009).
  3. 3,0 3,1 3,2 3,3 Karl August Dächsel; F. P. L. C. van Lingen; H. van Griethuijsen, Antz. et al, Bijbel, of De geheele Heilige Schrift, bevattende al de kanonieke boeken van het Oude en Nieuwe Testament (volgens de Staten-overzetting): met in den tekst ingelaschte verklaringen en aanmerkingen van de beroemdste godgeleerden uit alle tijden (Kampen: Bos, 1893-1901).
  4. Roger Liebi, Das Bach Daniel (11), maart 2015.
  5. Kantekening in de Statenvertaling
  6. Leidsche Vertaling (1914), aantekening.
  7. De jaartallen zijn deels ontleend aan Bijbels ontstaansmodel; tijdbalk Masoreten (Stichting De Oude Wereld, 2009).
  8. 8,0 8,1 8,2 8,3 8,4 Bijbel met uitleg. Apeldoorn: Uitgeverij De Banier, 2015.
  9. Scopas van Aetolia.
  10. Elberfelder Bibel mit Erklärungen.
  11. 11,0 11,1 The Mideast War: It's Coming! | LIVE with Bill Salus. Youtube.com: Hope For Our Times, 6 dec. 2021. Duur: 57 min. 33 sec. Vanaf 25 min. 50 sec.
  12. Zo Jaap Fijnvandraat in: https://www.jaapfijnvandraat.nl/index.php?page=artikel&id=3189. Geraadpleegd 6 apr. 2023.