Daniël 8

Uit Christipedia
(Doorverwezen vanaf Daniel 8)

Daniël 8 is een hoofdstuk van het boek Daniël. Het wordt hieronder samengevat en/of becommentarieerd.

Hoofdstukken samengevat en/of becommentarieerd:
Daniël: 1 · 2 · 3 · 4 · 5 · 6 · 7 · 8 · 9 · 10 · 11 · 12

Samenvatting

Het gezicht van de ram en de bok. Het gezicht van de ram (de koningen van de Meden en de Perzen) en de geitenbok (de koning van Griekenland), oftewel het gezicht van de avonden en de morgens.

1

1 In het derde jaar van het koninkrijk van de koning Belsazar, verscheen mij een gezicht, mij Daniël, na hetgeen mij in het eerste verschenen was. (CP[1])

In het derde jaar van het koninkrijk van de koning Belsazar. Deze werd in 553 koning. Zijn 1e jaar was, naar Babylonische tijdrekening, 552 v.C.; zijn derde jaar is dan 550 v.C. Het vorige gezicht, dat van de vier dieren, was twee jaar eerder, in het eerste regeringsjaar van Belsazar.

650 — 600 v.C. < Israël 600 — 550 v.C.[2] > 550 — 500 v.C.
BelsazarKoresEvilmerodachHofraEzechiël (Bijbelboek)ZedekiaJojachinRechabietenNebukadnezarJojakimNechoDaniël (profeet)Jeremia (profeet)

2

2 En ik zag een gezicht, (het geschiedde nu, toen ik het zag, dat ik in de burg Susan was, welke in het landschap Elam is) ik zag dan in een gezicht, dat ik aan de rivier Ulai was. (CP[1])

Het geschiedde nu, toen ik het zag, dat ik in de burg Susan was. Susan was de hoofdstad van Perzië. Daar bevond Daniël zich toen hij het gezicht kreeg. Sommige uitleggers denken dat hij niet werkelijk, maar in het gezicht in de burg was. Hiertegen kan men opwerpen dat Daniël volgens dit vers zich in het gezicht aan de rivier Ulai was bevond, niet in de burg.

Dat ik aan rivier Ulai was. Deze stroomde langs Susan.

3

3 En ik hief mijn ogen op, en ik zag, en ziet, een ram stond voor die rivier, die had twee hoornen, en die twee hoornen waren hoog, en de een was hoger dan de andere, en de hoogste kwam in het laatste op. (CP[1]) 

Twee hoornen. Vs. 6. Die "de koningen der Meden en der Perzen" (20) beduiden.

Stond voor die rivier. Vs. 6.

Die twee hoornen waren hoog. Machtig waren zij.

De een was hoger dan de andere. De Perzen waren machtiger dan de Meden. Dit is ook afgebeeld doordat de beer (= Medo-Perzische rijk) in het vorige hoofdstuk zich naar één kant oprichtte (7:5).

De hoogste kwam in het laatste op. Het Perzische rijk kwam later dan het Medische rijk op.

4

4 Ik zag, dat de ram met de hoornen tegen het westen stiet, en tegen het noorden, en tegen het zuiden, en geen dieren konden voor zijn aangezicht bestaan, en er was niemand, die uit zijn hand verloste; maar hij deed naar zijn welgevallen, en hij maakte zich groot. (SV) 

Tegen het westen stiet, en tegen het noorden, en tegen het zuiden. In die richtingen breidde het rijk zich uit. Vergelijk de drie ribben in de muil van de beer, welk beest het Medo-Perzische rijk afbeeldt (Daniël 7). Naar het westen: Babel, Syrië, Lydië (Klein-Azië), Griekenland. Naar het noorden: Armeniërs en Scythen. Naar het zuiden: Israël, Arabië, Egypte, Koesj. In het gezicht van de vier dieren was de Beer aangespoord met de woord: "Sta op, eet veel vlees" (7:5).

Geen dieren. Zinnebeeldig gezegd van stammen, volken, koninkrijken.

Hij maakte zich groot. Het rijk werd enorm groot.

Medo-Perzische rijk ca. 500 v.C.

5

5 Toen ik [dit] overlegde, ziet, er kwam een geitenbok van het westen over de hele aardbodem, en raakte de aarde niet aan; en die bok had een aanzienlijke hoorn tussen zijn ogen. (CP[1]) 

Er kwam een geitenbok van het westen. Een "harige" (21) geitenbok. Dit verbeeldt "de koningen der Grieken" (21). Deze kwamen ten opzicht van Perzië van het westen.

Over de hele aardbodem. Over het hele Midden-Oosten.

En raakte de aarde niet aan. Hij vloog snel als een arend. Vergelijk het zinnebeeld van het gevleugelde luipaard in het gezicht van Daniël 7; ook deze luipaard stelt het Griekse rijk voor.

Die bok had een aanzienlijk hoorn tussen zijn ogen. Vs. 8: "grote hoorn". Vs. 21: "de grote hoorn, welke tussen zijn ogen is"(21). Deze hoorn symboliseert "de eerste koning" (21) der Grieken, Alexander de Grote. Deze veroverde 'vliegensvlug' het rijk der Perzen.

6

6 En hij kwam tot den ram, die de twee hoornen had, dien ik had zien staan voor den vloed; en hij liep op hem aan in de grimmigheid zijner kracht. (SV)  

7

7 En ik zag hem, nakende aan den ram, en hij verbitterde zich tegen hem, en hij stiet den ram, en hij brak zijn beide hoornen; en in den ram was geen kracht, om voor zijn aangezicht te bestaan; en hij wierp hem ter aarde, en hij vertrad hem, en er was niemand, die den ram uit zijn hand verloste. (SV)

En hij brak de beide hoornen. Het rijk van de Meden en de Perzen werd verbroken. In twee oorlogen verplettert Alexander de Grote het Medisch-Perzische rijk.

8

8 En de geitenbok maakte zich uitermate groot; maar toen hij sterk geworden was, brak die grote hoorn, en er kwamen op zijn plaats vier aanzienlijke, naar de vier winden van de hemel. (CP[1]) 

Zie vs. 22.

De geitenbok maakte zich uitermate groot. De ram maakte zich groot (vs. 4), de geitenbok werd uitermate groot.

Toen hij sterk geworden was, brak die grote hoorn. Hij werd "verbroken" (22). Op het toppunt van zijn macht stief Alexander de Groot onderweg aan de gevolgen van een ziekte.

Vier aanzienlijke. "Vier koninkrijken zullen uit dat volk ontstaan" (22). Het grote rijksgebied werd verdeeld onder vier generaals van Alexanders leger en zo ontstonden er vier koninkrijken. Deze waren weliswaar aanzienlijke hoornen, maar zonder de kracht (22) van de eerste koning (21) Alexander de Grote. De rijken waren:

  1. het rijk van Ptolemaeus
  2. het rijk van Seleucus
  3. het rijk van Cassander
  4. het rijk van Lysimachus
De diadochenrijken in 300 v.Chr.

Hierboven de rijken van de vier koningen in 300 v.C. (Opmerking: Om een beter overzicht te bieden van de hellenistische wereld is deze kaart groter weergegeven. Gebruik de horizontale schuifbalk om de kaart verder te bekijken.)

Naar de vier winden van de hemel. Een rijk in het westen (koning Cassander), een in het oosten (koning Seleucus), een in het noorden (koning Lysimachus) en een in het zuiden (koning Ptolemaeus).

De kleine hoorn (9-14)

9

9 En uit een van die kwam voort een kleine hoorn, welke uitnemend groot werd, tegen het zuiden, en tegen het oosten, en tegen het sierlijke [land]. (SV) 

Uit een van die kwam voort een kleine hoorn. Uit het Seleucidische koningshuis, het Syrische deel van het rijk van Alexander de Grote, kwam Antiochus IV Epifanes voort; deze is, gezien zijn optreden, de kleine hoorn.

Op de plaats van de afgebroken hoorn kwamen vier hoornen. Uit een van hen komt een grote hoorn voort.

Een kleine hoorn wordt hij genoemd, omdat hij wat zijn opkomst betreft, van geringe aanvang was. Als gevangene, als gijzelaar had Antiochus Epifanes enige tijd te Rome doorgebracht. Hij wordt in 1 Makk. 1:11 een zondige spruit genoemd.

Deze kleine hoorn moet niet verward worden met de kleine hoorn van het vierde dier uit het vorige hoofdstuk. De verschillen zijn deze: 1. verschil van rijk (Romeinse rijk vs. Griekse rijk); 2. verschil van opkomst (in plaats van uitgerukte 3 hoorns vs. voortkomend uit een van de vier hoorns).

Tegen het zuiden. Tegen Egypte.

Tegen het oosten. Tegen Perzië.

Tegen het sierlijke [land]. Het land Israël.

10

10 En hij werd groot tot aan het leger van de hemel; en hij wierp er [sommigen] van dat leger, namelijk van de sterren, ter aarde neder, en hij vertrad ze. (CP[1]) 

Het leger van de hemel ... de sterren. Zie ook vzn. 11-13. De menigte sterren in het hemelruim. Volgens sommigen is "het leger van de hemel" en bijnaam van het Joodse volk[3].

Aangezien de kleine hoorn een deel van de sterren ter aarde werpt, wordt gedacht aan hooggeplaatste vromen, "heiligen van de hoogste" (Dan. 7), of aan leiders van het volk[4], of aan Joden die de Thora onderhouden[5][6], of aan de Joden.

Vergelijk wat de Draak zal doen:

Opb 12:4  En zijn staart sleepte het derde deel van de sterren van de hemel mee en wierp ze op de aarde. En de draak stond voor de vrouw die zou baren, om zodra zij haar kind zou baren, het te verslinden. (Telos)

Volgens Opb. 1:20 houdt de Heer Jezus zeven sterren in zijn rechterhand: de 'engelen' (boden, correspondenten, contactpersonen) van de zeven gemeenten. In Opb. 12:4 zijn de sterren van de hemel engelen, die de kant van de satan hebben gekozen en met hem op aarde worden geworpen. Christenen schijnen als "lichtende sterren in de wereld".

Flp 2:15  opdat gij onberispelijk en onbesmet moogt zijn, onbesproken kinderen Gods te midden van een ontaard en verkeerd geslacht, waaronder gij schijnt als lichtende sterren in de wereld, (NBG51)

Hij vertrad ze. Bekend is dat Antiochus, toen de joden tegen hem en zijn heiligschennis in opstand kwamen, duizenden joden liet ombrengen.

11

11 Ja, hij maakte zich groot tot aan de Vorst van dat leger, en van Hem werd weggenomen het gedurig [offer], en de woning van Zijn heiligdom werd neergeworpen. (SV) 

Hij maakt zich groot tot aan. Hij "zal staan tegen de Vorst der vorsten" (26).

De Vorst van dat leger. De God van Israël, de Heer Jezus Christus.

Van Hem werd weggenomen het gedurig [offer]. De dagelijkse brandoffers: het morgen- en het avondoffer, die God geboden had, elk bestaande uit een lam met toebehoren (Ex. 29:38-46). Antiochus verbood deze offerdienst.

Neergeworpen. Vernederd, ontwijd, ontheiligd. Antiochus schond het heiligdom van God te Jeruzalem.

12

12 En een leger werd overgegeven tegen het gedurig [offer], wegens de overtreding; en hij wierp de waarheid ter aarde; en deed [het] en het gelukte wel. (CP[1]) 

Het leger. Zie vs. 10-11, 13.

Werd overgegeven tegen het gedurig [offer], wegens de overtreding. Het leger van de sterren, Gods volk of het volk der vromen, werd om de overtreding van Israël overgegeven, om Israëls zonde te straffen en het daarvan te reinigen; "overgegeven tegen het gedurig offer", om dit af te schaffen en de heidense afgodendienst daarvoor in de plaats te stellen (1 Makk. 1:57 vv.).

Waaruit bestond de overtreding van de Joden? Na de ballingschap bleek dat velen de heilige dingen minachten. Men bracht geen volkomen slachtoffers, maar kreupele en zieke dieren werden als offer aangeboden.

Mal 1:7 [Doordat] u onrein brood op Mijn altaar brengt. En u zegt: Waardoor maken wij U onrein? Doordat u zegt: De tafel van de HEERE, die is verachtelijk. Mal 1:8 En als u een blind [dier] ten offer brengt: Dat is niet erg! En als u een kreupel of ziek [dier] ten offer brengt: Dat is niet erg! Bied het maar eens aan uw landvoogd aan. Zou hij u goedgezind zijn of u ter wille zijn? [Dit] zegt de HEERE van de legermachten.) (HSV)

Vele Joden schikten zich naar de heidense (Griekse) zeden. Toen nu de vervolging uitbrak, gingen zij niet alleen vrijwillig tot het heidendom over, maar werden ook de aanbrengers van hun volksgenoten en de verraders van de gelovigen.

Hij. Antiochus IV.

Hij wierp de waarheid ter aarde. De waarheid is de door God geopenbaarde waarheid. Zijn woord is de waarheid. We kunnen denken aan zijn verwerping van de wet van Mozes, van Gods woord. Antiochus liet de boeken van Gods wet verscheuren en verbranden. De Syrische koning dwong het volk om zijn eredienst in te ruilen voor de heidense gebruiken en offeranden.

En het gelukte wel. Zie vs. 24.

13

13 Daarna hoorde ik een heilige spreken en een [andere] heilige zei tot degene die sprak: tot hoelang zal dat gezicht van het gedurig [offer] en [van] de overtreding van verwoesting zijn, dat beide het heiligdom en het leger [ter] vertreding overgegeven zullen worden? (CP[1])  

Een heilige spreken. Misschien de Heer Jezus of de engel Michaël.

Een [andere] heilige. Waarschijnlijk een engel.

Het heiligdom. Vs. 11.

Het leger enz. Vs.12.

De overtreding van verwoesting. Een overtreding die verwoesting met zich brengt.

14

14 En hij zei tot mij: Tot twee duizend en driehonderd avonden [en] morgens; dan zal het heiligdom gerechtvaardigd worden. (CP[1]) 

En hij zei tot mij. Daniël ontvangt het antwoord van de engel die de vraag had gesteld. Daniël is wellicht "het type van het gelovig overblijfsel van Israël dat die vraag in de eindtijd zal stellen als zij zuchten onder de verdrukking die de antichrist, van wie Antiochus in bepaalde opzichten een beeld is, over hen brengt."[4]

Tot twee duizend en driehonderd avonden [en] morgens. De avonden en morgens opgeteld is 2300. Dit getal gedeeld door 2 geeft het aantal dagen: 1150 dagen. Zo lang duurt de periode waarin het gedurig offer is weggenomen. 2300 keer is God het brandoffer onthouden[7]. Op grond van die offers kan God te midden van de Israëlieten wonen.

Dit gebeuren is misschien een type (voorafbeelding) van wat er in de eindtijd gaat gebeuren. In de eindtijd zal de heilige stad 42 maanden lang vertreden worden.

Opb 11:2 En de voorhof die buiten de tempel is, verwerp die en meet die niet, want hij is aan de naties gegeven, en zij zullen de heilige stad vertreden tweeenveertig maanden lang. (Telos)

42 maanden = 3 x 12 + 6 maanden = 3 ½ jaren = 42 x 30 dagen = 1260 dagen. De twee getuigen uit Openbaring zullen 1260 dagen lang profeteren.

Opb 11:3 En ik zal aan mijn twee getuigen macht geven en zij zullen profeteren twaalfhonderdzestig dagen lang, met zakken bekleed. (Telos)

De vrouw uit Openbaring ( = gelovig overblijfsel) wordt 3 ½ tijd (= 3 ½ jaar) verborgen en gevoed

Opb 12:14 En aan de vrouw werden de twee vleugels van de grote arend gegeven, opdat zij in de woestijn zou vliegen naar haar plaats, waar zij gevoed wordt een tijd en tijden en een halve tijd, buiten het gezicht van de slang. (Telos)

Het Beest heeft 42 maanden lang gezag om te handelen.

Opb 13:5 En hem werd een mond gegeven die grote dingen en lasteringen sprak; en hem werd gezag gegeven om te handelen, tweeenveertig maanden. (Telos)

Het verschil tussen de 1150 dagen en de 1260 dagen in het boek Openbaring is 110 dagen.

Gerechtvaardigd worden. In rechten hersteld worden; de rechtmatige plaats herkrijgen.

Verklaring van het gezicht (15-25)

15

15 En het geschiedde, toen ik dat gezicht zag, ik Daniel, zo zocht ik de betekenis ervan, en ziet, er stond voor mij als de gedaante van een man. (CP[1]) 

De gedaante van een man. De engel Gabriël (vs. 16). Zijn naam betekent "man Gods", zie Gabriël.

16

16 En ik hoorde een stem van [een] mens tussen [de oevers van de] Ulai, en hij riep en zei: Gabriel! geef deze het gezicht te verstaan. (CP[1]) 

Een stem van [een] mens. Het schijnt de stem van de Mensenzoon te zijn: van onze Heer Jezus, de Heer der engelen.

17

17 En hij kwam naast waar ik stond; en toen hij kwam, verschrikte ik en viel op mijn aangezicht. Toen zei hij tot mij: Versta, mensenkind! want dit gezicht zal zijn tot de tijd van het einde. (CP[1]) 

Toen zei hij tot mij. Terwijl ik nog op de grond lag (18).

Mensenkind. Of: mensenzoon. Hebr. ben-adam. In 7:13 Aram. bar enasj.

Dit gezicht zal zijn tot de tijd van het einde. Zie ook vs. 19, 26. Het gezicht heeft een betekenis die zich uitstrekt tot de eindtijd, het heeft betrekking ook op die tijd. Antiochus IV is een type, het eindtijdse Beest het antitype (= de vervulling).

18

18 Als hij nu met mij sprak, viel ik in een diepe slaap op mijn aangezicht ter aarde; toen raakte hij mij aan, en hij stelde mij op mijn standplaats. (CP[1]) 

Daniël valt in een diepe slaap en ontwaakt er weer uit. Misschien is dit een voorafbeelding van de geestelijke slaap waarin het Joodse volk is gekomen en waaruit een overblijfsel zal ontwaken in de tijd van het einde. Vergelijk:

Ro 11:8  zoals geschreven staat: ‘God heeft hun gegeven een geest van diepe slaap, ogen om niet te kijken en oren om niet te horen, tot op de dag van heden’. (Telos)

Ro 13:11  En dit te meer omdat wij de tijd kennen, dat het uur voor u al daar is om uit de slaap te ontwaken; want de behoudenis is ons nu nader dan toen wij tot geloof kwamen. (Telos)

Hij stelde mij op mijn standplaats. Hij richtte Daniël op.

19

19 En hij zei: Zie, ik zal u te kennen geven wat er geschieden zal aan het einde van deze gramschap; want op de bestemde tijd zal het einde zijn. (CP[1])  

Aan het einde van deze gramschap. De gramschap van de groot geworden hoorn, die het heiligdom en de heiligen vertrad.

Opb 12:17  En de draak werd toornig op de vrouw en hij ging weg om oorlog te voeren tegen de overigen van haar nageslacht, hen die de geboden van God bewaren en het getuigenis van Jezus hebben; (12-18) en hij ging op het zand van de zee staan. (Telos)

De gedachte dat de gramschap van God wordt bedoeld, is niet uit te sluiten, maar minder waarschijnlijk, omdat in het voorgaande de gramschap van Antiochus wordt beschreven. Bekend is dat Antiochus tegen de Joden gewoed heeft; voorafbeelding van het woeden van de Draak en het Beest tegen de heiligen.

20

20  De ram met de twee hoornen, dien u gezien hebt, zijn de koningen der Meden en der Perzen. (CP[1])  

De ram met de twee hoornen, dien u gezien hebt. Vers 3v.

21

21 Die harige bok nu, is de koning van Griekenland; en de grote hoorn, welke tussen zijn ogen is, is de eerste koning. (SV) 

Die harig bok nu. Zie vs. 5v.

De eerste koning. Alexander de Grote.

22

22 Dat er nu vier aan zijn plaats stonden, toen hij verbroken was; vier koninkrijken zullen uit dat volk ontstaan, doch niet met zijn kracht. (SV)  

Zie vs. 8.

Doch niet mijn zijn kracht. Niet zo krachtig als Alexander de Grote.

23

23 Doch op het laatste huns koninkrijks, als het de afvalligen op het hoogste gebracht zullen hebben, zo zal er een koning staan, stijf van aangezicht, en raadselen verstaande; (SV)

De afvalligen. Of: overtreders. Zie ook vs. 12: overtreding, afvalligheid. De Hebreeuwse woorden zijn verwant. Het gaat om de overtredingen van de Joden.

Op het hoogste gebracht zullen hebben. De maat van hun overtredingen hebben vol gemaakt.

Een koning. D.i. Antiochus IV.

Stijf van aangezicht. Onbeschaamd.

Raadselen verstaande. Dit kan van Daniël gezegd worden, maar het slaat op Antiochus IV. Het is niet duidelijk wat ermee bedoeld wordt. HSV: "bedreven in slinkse streken".

24

24 En zijn kracht zal sterk worden, doch niet door zijn kracht; en hij zal het wonderlijk verderven, en zal geluk hebben, en zal het doen; en hij zal de sterken, mitsgaders het heilige volk verderven; (SV)  

Zijn kracht zal sterk worden, doch niet door zijn kracht. Waardoor zal zijn kracht sterk worden? Volgens een uitleg ontvangt hij die kracht van de duivel.

Opb 13:2  En het beest dat ik zag was aan een luipaard gelijk, en zijn poten waren als die van een beer en zijn muil als de muil van een leeuw. En de draak gaf hem zijn macht en zijn troon en groot gezag. (Telos)

Volgens Heijkoop[8] zal hij gesterkt worden door een bondgenootschap met grootmacht Rusland. “Hij zal dus een macht achter zich hebben die zo sterk is dat hij het Romeinse rijk durft tarten. Waar er in die tijd maar één macht, ongeveer gelijkwaardig aan Rome, zal zijn, n.l. Rusland, moet het dit land wezen dat achter hem staat. En dit is ook duidelijk als we zien dat het Russische rijk onmiddellijk achter het rijk van de koning van het Noorden ligt. En dat in de legers van Rusland ook troepen zullen zijn uit de landen waarover de koning van het Noorden regeert (Ezechiel 38 en 39).”

En zal geluk hebben, en zal het doen. Zie vs. 12: "en het gelukte wel."

De sterken. De leiders van het volk Israël[4].

Het heilige volk. De wetsgetrouwe Joden, of, algemener, het volk Israël[4]. zie vs. 10.

Verderven. Zie vs. 10, 13, 25. Onder Gods bestuur en toelating, want God kan zijn volk, wanneer het afwijkt, overgeven in de hand van hun vijanden, opdat zijn volk zich bekeert van het kwaad en God weer gaat dienen, zoals wij dat menigmaal lezen in het boek Richteren.

25

25 En door zijn kloekheid zo zal hij de bedriegerij doen gedijen in zijn hand; en hij zal zich in zijn hart verheffen; en in stille rust zal hij er velen verderven, en zal staan tegen de Vorst der vorsten, doch hij zal zonder hand verbroken worden. (CP[1]) 

En zal staan tegen. Vs. 11: "hij maakte zich groot tot aan de Vorst".

In stille rust. De valse rust van de Joden in hun land.

Zal hij er velen verderven. zie vs. 24, 10, 13.

De Vorst der vorsten. D.i. de hoogste vorst, onze Heer Jezus, die genoemd wordt "Koning der koningen" en "Heer der heren". In verzen 10 en 11 is hij de vorst van het hemelleger.

Doch hij zal zonder hand verbroken worden. Antiochus IV stierf naar verluidt (2 Makk. 9:5-9) op zijn terugtocht aan een ziekte.

2 Ma 9:5 Doch de almachtige Here, de God van Israël, sloeg hem met een ongeneeslijke en onzienlijke plaag; want toen hij deze woorden geëindigd had, heeft hem een ongeneeslijke pijn der ingewanden en bittere inwendige pijnigingen bevangen;

26

26 Het gezicht nu van de avonden en de morgens, dat er gezegd is, is de waarheid; en u, sluit dit gezicht toe, want er zijn nog vele dagen toe. (CP[1]) 

Sluit dit gezicht toe. Maak het niet openbaar, opdat het niet aan ieder bekend wordt, omdat het voor heden nog niet nodig is. Als hij zijn werk aan het hof hervat, verzwijgt hij het gezicht (27).

Er zijn nog vele dagen toe. Zie 17, 19. Daniël kreeg het visioen in 550 v.C. Er zouden nog vele dagen komen, zo'n 383 jaren, voordat het gezicht een voorlopige vervulling zou krijgen door Antiochus Epifanes, die regeerde van 175-164 v.C.

300 — 200 v.C. < Israël 200 — 100 v.C. > 100 — 0 v.C.
Antiochus IV Epifanes

De volkomen vervulling vindt plaats in de eindtijd, door het optreden van het Beest en de plaatsing van zijn beeld in de tempel te Jeruzalem.

Nabeschouwing

Taal. Dit hoofdstuk (tot het eind van het boek Daniël) is weer in het Hebreeuws, de taal van de Israëlieten. De beschreven gebeurtenissen blijken gevolgen te hebben voor Israël, het sierlijke land (9), de heiligen, de tempel ( vs. 11: 'de woning van Zijn heiligdom') en de offerdienst.

Vergelijking met Dan. 7. In Dan. 7 worden de vier rijken beschreven. In hoofdstuk 8 wordt het conflict tussen het tweede en het derde rijk getekend. Daniël leeft nog onder de heerschappij van het eerste rijk, maar hij ziet al vooruit naar de gebeurtenissen in verband met het tweede en het derde rijk.

Deze twee rijken worden onder een ander beeld voorgesteld. Beer en luipaard (in hoofdstuk 7) zijn wilde en (naar de wet van Mozes) onreine dieren. Ram en geitenbok zijn gedomesticeerde en reine dieren. Waarom een ander dierbeeld? Een uitleg is: "De wereldrijken zijn onreine machten die gruwelijk verslinden. Toch is er ook een aspect in die wereldrijken waardoor ze met een ram en geitenbok kunnen worden vergeleken, wat aangeeft dat ze een welgevallen zijn voor God. Zij volbrengen namelijk het welgevallen van God door Zijn werk te doen. Dat werk bestaat uit het uitvoeren van Zijn oordeel, eerst en vooral over Zijn volk, maar dan ook over het volk dat Zijn oordeel heeft uitgevoerd, omdat dit volk verder is gegaan dan God wilde."[9] Zo wordt de Perzische koning Kores de gezalfde van God genoemd (Jes. 45:1), die God inzet voor Zijn plan: de vernedering van Babel en het herstel van Juda.

Eindtijdse vervulling. Het is een gezicht waarvan een deel in de eindtijd vervuld zal worden. Er zal afvalligheid zijn, het optreden van het Beest, vervolging van heiligen, doden van heiligen, stoppen van de offerdienst. Een belangrijk punt van dit "gezicht van de avonden en de morgens" is dat God dagelijks brandoffers onthouden worden gedurende 1160 dagen, dat is bijna 3,5 jaar, de periode van de Grote Verdrukking.

Meer weten

Ger de Koning, Daniël 8, op: Kingcomments.com.

Willem J. Ouweneel, Wereldrijken gaan op en onder. Youtube.com: Groeien in geloof, 22 kan. 2017. Lezing over Dan. 7 en 8, gehouden op 11 jan. 2017 te Vlaardingen. Duur: 53 min 3 sec. De vragenbespreking na afloop van de lezing: vragenbespreking, duur 34 min. 35 sec.

Zevendedagsadventisme - Maar wat betekent Daniël 8:14 dan wel?! Youtube.com: Christelijke Apologeet, 17 mrt. 2023. Duur: 16 min. 30 sec. Beoordeling van de uitleg door Zevende-dags_Adventisten van Dan. 8:14.

Bronnen

Antiochus IV Epifanes. Enige tekst hiervan is overgenomen op 17 maart 2023.

Ger de Koning, Daniël 8, op: Kingcomments.com.

Voetnoten

  1. 1,00 1,01 1,02 1,03 1,04 1,05 1,06 1,07 1,08 1,09 1,10 1,11 1,12 1,13 1,14 1,15 1,16 Hertaling of vertaling door Christipedia, uitgaande van de Statenvertaling.
  2. De jaartallen zijn merendeels ontleend aan Bijbels ontstaansmodel; tijdbalk Masoreten (Stichting De Oude Wereld, 2009).
  3. Zo volgens Antiochus IV, he.wikipedia.org (Hebreeuwse wikipedia). Geraadpleegd op 17 maart 2023.
  4. 4,0 4,1 4,2 4,3 Ger de Koning, Daniël 8, op: Kingcomments.com.
  5. Volgens Antiochus IV, he.wikipedia.org (Hebreeuwse wikipedia). Geraadpleegd op 17 maart 2023.
  6. De belijders van de ware God. Aldus Karl August Dächsel; F P L C van Lingen; H van Griethuijsen, Antz. et al, Bijbel, of De geheele Heilige Schrift, bevattende al de kanonieke boeken van het Oude en Nieuwe Testament (volgens de Staten-overzetting): met in den tekst ingelaschte verklaringen en aanmerkingen van de beroemdste godgeleerden uit alle tijden (Kampen: Bos, 1893-1901), commentaar op Dan. 8:8-12, 25.
  7. Over de dagelijkse brandoffers, zie Ex. 29:38-42.
  8. H.L. Heijkoop, De toekomst; volgens de profetieën van Gods woord (Winschoten: H.L. Heijkoop, 1950.) blz. 68.
  9. Ger de Koning, Daniël 8, op: Kingcomments.com. Aangehaald op 16 maart 2023.