Efod

Uit Christipedia

De efod – vroeger gespeld ephod - was het belangrijkste kledingstuk van de hogepriester van Israël, het voornaamste onderdeel van zijn gewaad. De efod van de hogepriester is beschreven in Exod. 28: 6-30; 39: 2-21 (vgl. Lev. 8: 7 enz).

Van geringere stof werd hij ook door de gewone priesters gedragen (1 Sam. 2: 18; 22: 18; 2 Sam. 6: 14).

De efod van de hogepriester was een schouderkleed of korte mantel, een soort hes, bestaande uit twee stukken, die, zonder mouwen, hoofdzakelijk slechts de schouders bedekten en over dezen van voren en van achteren niet ver overhingen, - een prachtgewaad over de lange mantel, de mantel van de Efod, Exod. 28: 31 en elders genoemd, en met deze onafscheidelijk verbonden.

Hogepriester dragend de efod. De artistieke verbeeldingen lopen uiteen en zijn niet altijd juist.  © Copyright V. Gilbert & Arlisle F. Beers, bron: www.VisualBibleAlive.com

De beide stukken werden op de schouders aan elkaar vastgemaakt, terwijl zij aan hun benedeneinde door een gordel (Statenvertaling: riem) moesten worden samengehouden (Exod. 28: 8; 29:5; 39: 5; Lev. 8: 7).

Stof. De stof van de efod en van de gordel was zeer fijn wit linnen, zeer kunstig geheel met hemelsblauwe, purperen, scharlaken en gouden draden doorweven.

Schouderstenen. Op elke schouder was geplaatst een sardonyxsteen in goud gevat, hetzij te gelijk als haak dienende om de beide stukken aanéén te houden, hetzij zonder die bestemming, en in ieder van deze stenen waren zes namen van de stammen van Israël gegraveerd, waardoor zij stenen waren ter gedachtenis voor de kinderen Israëls, door de Hogepriester voor het aangezicht van de Heer op zijn schouderen te dragen, ten blijk van de zorg die hij voor hen droeg.

Borstlap/tas. Midden voor de borst, op de gordel van de efod, was de borstlap. Zijn naam zal, naar de meest gewone verklaring, iets schitterends aanduiden, zonder nadere bestemming van zijn doel. Ewald echter meent, dat die naam oorspronkelijk een beurs of iets dergelijks heeft betekend. Zeker is het, dat de bestemming van de borstlap was, om er iets in te bewaren, en wel, volgens Exod. 28: 30, de Urim en Thummim. Deze borsttas was een span lang en evenzo breed, dus vierkant, en dubbel, wat wel verstaan zal moeten worden van de binnenste en buitenste stukken of lappen, waaruit hij was samengesteld. De stof van de borsttas was als die van de efod.

Twaalf edelstenen. Op de buitenzijde van de borstlap, die dus zichtbaar was, waren twaalf edele stenen vastgehecht, die in Exod. 28 bij name worden genoemd. In elke steen was de naam van één der stammen van Israëls. De stenen waren in vier rijen aangebracht en in goud gevat.

Gouden ringen. Vier gouden ringen waren er aan de vier hoeken van de borstlap, met het doel om deze aan de efod vast te hechten. De beide bovenste ringen werden namelijk aan gouden kettinkjes gehangen, die met hun ander einde boven aan het invatsel van de beide schouderstenen bevestigd varen, zodat de borstlap eigenlijk van de schouders afhing en gedragen werd.

Aan de beide onderste ringen hingen hemelsblauwe draden, die naar beneden liepen en aan twee andere ringen van de efod gehecht waren.

Op deze wijze werd de borstlap naar boven en beneden tegen de efod en de borst gesloten gehouden, zodat elke beweging of schudding voorkomen werd, volgens de uitdrukkelijke bepaling van Exod. 28: 28.

David en de efod

Toen David zag dat Ziklag door de Amalekieten geplunderd, platgebrand en van zijn inwoners, onder wie Davids beide vrouwen Abigaïl en Ahinoam, beroofd waren, wilde hij God vragen wat nu te doen. Daartoe liet hij de priester Abjathar de efod brengen.

1Sa 30:7 En David zei tegen de priester Abjathar, de zoon van Achimelech: Breng mij toch de efod. En Abjathar bracht de efod bij David. 1Sa 30:8 Toen raadpleegde David de HEERE en zei: Zal ik deze bende achtervolgen? Zal ik ze inhalen? En Hij zei tegen hem: Achtervolg ze, want u zult ze zeker inhalen, en u zult de gevangenen zeker bevrijden. (HSV)

De efods van Gideon en Micha

Wij lezen dat Gideon (Richt. 8:27), en dat Micha (Richt. 17:1v) een efod hebben gemaakt, als het middelpunt van een bijzondere familie-godsdienst. De efod van Micha komt voor begeleid van Terafim en en beeldwerk. Gideon maakte een efod en stelde die op in zijn woonplaats Ofra.

Ri 8:26 Het gewicht van de gouden ringen, waar hij om gevraagd had, was zeventienhonderd [sikkel] goud, naast de maantjes, oorhangers en purperen kleding die de koningen van Midian gedragen hadden, en naast de kettingen om de halzen van hun kamelen. Ri 8:27 Gideon maakte daar een efod van en stelde die op in zijn stad, in Ofra. En heel Israël ging er als in hoererij achteraan, zodat het voor Gideon en zijn huis tot een valstrik werd. (HSV)

Waren de efods van Gideon en Micha kostbare kledingstukken of iets anders? De Hebraïst Gesenius en anderen menen dat die beelden waren. Hiertegen kan men inbrengen dat het volstrekt niet ongerijmd is, ook daar aan de hogepriesterlijke efod te denken, die door Gideon en Micha werden nagemaakt, om zelf de hogepriesterlijke ambtsverrichtingen, in de eerste plaats zeker het geven van Godspraken, zich aan te matigen. Niettemin blijft het nog altijd moeilijk, in welk verband men zich efod en terafiem heeft voor te stellen, die in de geschiedenis van Micha zo nauw verenigd zijn.

Bron

W. Moll, P.J. Veth, F.J. Domela Nieuwenhuis e.a., Bijbelsch woordenboek voor het christelijk gezin. Eerste deel A – H. Amsterdam: P.N. van Kampen, 1852. De tekst van het lemma Ephod is op 6 april 2013 verwerkt.