Hebron

Uit Christipedia

Hebron is een stad 36 km ten zuiden van Jeruzalem. De oude naam is Kirjath-Arba. Hier woonden Abraham (Gen. 13:18), Isaäk (Gen. 35:27) en Jacob (Gen. 37:14). Abraham kocht er een akker met een grot waarin hij zijn overleden vrouw Sara begroef. In dit familiegraf zijn begraven: Sara, Abraham, Isaäk, Rebekka, Jacobs vrouw Lea en Jacob zelf.

Ligging van Hebron in Kanaän


De stad ligt op een heuvel, bij een dal. Het dal Hebron is gelijk aan de vlakke velden van Mamré[1].

Hebron was een zeer oude Kanaänitische stad, reeds in de geschiedenis van de aartsvaders beroemd, die zich dikwijls in haar omstreken of binnen haar muren ophielden. Jacob zond zijn zoon Jozef uit het dal Hebron naar diens broers in Sichem.

Ge 37:14 En hij zeide tot hem: Ga toch heen, zie naar den welstand van uw broederen, en naar den welstand van de kudde, en breng mij een woord wederom. Zo zond hij hem uit het dal Hebron, en hij kwam te Sichem. (SV)

Tijdens het verblijf van de Israëlieten in Egypte, werden de Enakieten voor een tijd meester van Hebron, en noemden deze stad naar hun stamvader Kirjath-Arba. Later kregen de eigenlijke bewoners, de Hethieten, wederom de overhand, in wier midden de Enakieten bleven wonen. Nadat zij door Jozua veroverd was, viel Hebron als erfdeel toe aan Kaleb (Joz. 14:13).

Joz 14:13 Toen zegende Jozua hem en hij gaf Kaleb, de zoon van Jefunne, Hebron als erfelijk bezit. Joz 14:14 Daarom werd Hebron voor Kaleb, de zoon van Jefunne, de Keneziet, tot erfelijk bezit tot op deze dag, omdat hij erin volhard had de HEERE, de God van Israël, na te volgen. Joz 14:15 De naam van Hebron was vroeger stad van Arba, die een groot man was onder de Enakieten. En het land rustte van de strijd. (HSV)

Hebron werd tot een vrij- en Levietenstad in de stam Juda verheven. Weldra werden ook alle nog overgeblevene Kanaänieten en Enakieten verdreven, zodat zij geheel in de macht van haar nieuwe meesters kwam. Na de dood van Saul zei God tot David dat hij zou optrekken naar Hebron.

2Sa 2:1 Daarna gebeurde het dat David de HEERE vroeg: Zal ik naar een van de steden van Juda optrekken? De HEERE zei tegen hem: Trek op. David zei: Waarheen zal ik optrekken? Hij zei: Naar Hebron. (HSV)

Hebron was tijdelijk de zetel en woonplaats van David (2 Sam. 2:1v); hier werd hij tot koning gezalfd (2 Sam. 5:1v). Haar oude roem werd niet weinig vermeerderd, toen David hier gedurende ruim zeven jaren zijn heerschappij vestigde, totdat, na Isboseths dood, Jeruzalem hoofdstad van zijn koninkrijk werd.

Ofschoon door Rehabeam versterkt, viel Hebron later in de macht van Nebukadnezar, en na de ballingschap in die der Edomieten. Doch door Judas de Makkabeeër heroverd, was zij sedert die tijd aan vele lotswisselingen onderworpen.

Hebron was in het midden van de 19e eeuw nog altijd een vrij aanzienlijke stad met (aldus een opgave uit 1866[2]) 10.000 inwoners, waaronder geen Christenen, maar 700 Joden.

Hebron ca. 1890-1900

In 2007 telde Hebron 163.146 inwoners.

De volgende video geeft een geschiedenis van Hebron (Engels gesproken):


Video 'Hebron, the roots of the Jewish People'. Engelse gesproken. Duur: 13 minuten.

Bron

P.J. Gouda Quint, Woordenboek des Bijbels, inzonderheid ten gebruike bij de Statenvertaling. Haarlem: De erven F. Bohn, 1866. Tekst van het lemma 'Hebron' is op 3 jan. 2017 verwerkt. 

Voetnoot

  1. Aldus John Gill’s Expositor bij Gen. 37:14
  2. P.J. Gouda Quint, Woordenboek des Bijbels, inzonderheid ten gebruike bij de Statenvertaling (Haarlem: De erven F. Bohn, 1866), s.v. Hebron.