Obadja: verschil tussen versies

Uit Christipedia
Toegevoegde inhoud Verwijderde inhoud
kGeen bewerkingssamenvatting
kGeen bewerkingssamenvatting
 
(5 tussenliggende versies door dezelfde gebruiker niet weergegeven)
Regel 1: Regel 1:
'''Obadja''' is in de Bijbel de naam van verschillende mannen. Over de profeet Obadja en zijn geschrift, zie [[Obadja (bijbelboek)]].
'''Obadja''' (= 'knecht van Jah') is in de [[Bijbel]] de naam van verschillende mannen. Over de profeet Obadja en zijn geschrift, zie [[Obadja (bijbelboek)]].


De naam betekent: "Knecht van Jah". "Jah" is een verkorting van de Hebreeuwse eigennaam van God ("Jahweh", zie [[Jhwh]]). De volgende personen in de Bijbel dragen de naam Obadja.
De naam betekent: "Knecht van Jah". "Jah" is een verkorting van de Hebreeuwse eigennaam van God ("Jahweh", zie [[Jhwh]]). De volgende personen in de Bijbel dragen de naam Obadja.
[[Bestand:Obadja voedt honderd profeten in een grot, RP-P-OB-45.351.jpg|miniatuur|442x442px|Obadja de hofmeester voedt profeten die zich schuilhouden in een grot.]]
1. een van de Gadietische soldaten, die zich bij David, toen hij te [[Ziklag]] vertoefde, aansloten;


2. de vader van Ismaja, een stamhoofd over Zebulon, ten tijde van [[David]];
1. een van de Gadietische soldaten, die zich bij David, toen hij te Ziklag vertoefde, aansloten;


3. [[hofmeester]] van koning [[Achab]], die ondanks de ijver van [[Izebel]] voor de Baälsdienst en het levensgevaar, dat elke getrouwe dienaar van [[Jahweh]] in die dagen bedreigde, onwankelbaar aan de God van Israël getrouw bleef. Dit bleek uit (a) de pogingen, door hem aangewend, om profeten en profetenzonen aan de woede van de goddeloze Izebel te onttrekken; (b) uit zijn eigen verklaring, dat hij de Heer vreesde van zijn jeugd af ; en (c) uit zijn gesprek met [[Elia]], toen hij op bevel van Achab het rijk rondtrok, om water te zoeken. Obadja bood 100 profeten van God - twee groepen van vijftig zielen - een schuilplaats en onderhield hen met brood en water.
2. de vader van Ismaja, een stamhoofd over Zebulon, ten tijde van David;
[[Bestand:Obadja en Achab.jpg|geen|miniatuur|574x574px|Obadja (links) laat koning Achab weten dat de profeet Elia eraan komt. (c) [[:Bestand:Obadja en Achab.jpg|FreeBibleImages]]]]
4. een van de vorsten of veldheren van [[Josafat]];


5. een nakomeling van Issaschar, en een afstammeling van [[Saul]] uit [[Jonathan (zoon van Saul)|Jonathan]];
3. hofmeester van koning Achab, die ondanks de ijver van Izebel voor de Baälsdienst en het levensgevaar, dat elke getrouwe dienaar van Jahweh in die dagen bedreigde, onwankelbaar aan de God van Israël getrouw bleef. Dit bleek uit (a) de pogingen, door hem aangewend, om profeten en profetenzonen aan de woede van de goddeloze [[Izebel]] te onttrekken; (b) uit zijn eigen verklaring, dat hij de Heer vreesde van zijn jeugd af ; en (c) uit zijn gesprek met Elia, toen hij op bevel van Achab het rijk rondtrok, om water te zoeken. Obadja bood 100 profeten van God - twee groepen van vijftig zielen - een schuilplaats en onderhield met boord en water.


4,. een van de vorsten of veldheren van Josafat;
6. een aanzienlijk [[Levieten|Leviet]], ten tijde van [[Josia]];


5. een nakomeling van Issaschar, en een afstammeling van Saul uit Jonathan;
7. een nakomeling van [[Zerubbabel]];


8. een Leviet, een Israëliet en een priester, uit de [[ballingschap]] teruggekeerd;
6. een aanzienlijk Leviet, ten tijde van Josia;

7. een nakomeling van Zerubbabel;

8. een Leviet, een Israëliet en een priester, uit de ballingschap teruggekeerd;


9. de vierde van de zogenaamde twaalf kleine profeten, wiens geschrift het kleinst van omvang onder alle boeken van het Oude Testament is. Over hem en zijn geschrift, zie [[Obadja (bijbelboek)]].
9. de vierde van de zogenaamde twaalf kleine profeten, wiens geschrift het kleinst van omvang onder alle boeken van het Oude Testament is. Over hem en zijn geschrift, zie [[Obadja (bijbelboek)]].

Huidige versie van 7 jun 2020 om 11:10

Obadja (= 'knecht van Jah') is in de Bijbel de naam van verschillende mannen. Over de profeet Obadja en zijn geschrift, zie Obadja (bijbelboek).

De naam betekent: "Knecht van Jah". "Jah" is een verkorting van de Hebreeuwse eigennaam van God ("Jahweh", zie Jhwh). De volgende personen in de Bijbel dragen de naam Obadja.

Obadja de hofmeester voedt profeten die zich schuilhouden in een grot.

1. een van de Gadietische soldaten, die zich bij David, toen hij te Ziklag vertoefde, aansloten;

2. de vader van Ismaja, een stamhoofd over Zebulon, ten tijde van David;

3. hofmeester van koning Achab, die ondanks de ijver van Izebel voor de Baälsdienst en het levensgevaar, dat elke getrouwe dienaar van Jahweh in die dagen bedreigde, onwankelbaar aan de God van Israël getrouw bleef. Dit bleek uit (a) de pogingen, door hem aangewend, om profeten en profetenzonen aan de woede van de goddeloze Izebel te onttrekken; (b) uit zijn eigen verklaring, dat hij de Heer vreesde van zijn jeugd af ; en (c) uit zijn gesprek met Elia, toen hij op bevel van Achab het rijk rondtrok, om water te zoeken. Obadja bood 100 profeten van God - twee groepen van vijftig zielen - een schuilplaats en onderhield hen met brood en water.

Obadja (links) laat koning Achab weten dat de profeet Elia eraan komt. (c) FreeBibleImages

4. een van de vorsten of veldheren van Josafat;

5. een nakomeling van Issaschar, en een afstammeling van Saul uit Jonathan;

6. een aanzienlijk Leviet, ten tijde van Josia;

7. een nakomeling van Zerubbabel;

8. een Leviet, een Israëliet en een priester, uit de ballingschap teruggekeerd;

9. de vierde van de zogenaamde twaalf kleine profeten, wiens geschrift het kleinst van omvang onder alle boeken van het Oude Testament is. Over hem en zijn geschrift, zie Obadja (bijbelboek).

Bron

P.J. Gouda Quint, Woordenboek des Bijbels, inzonderheid ten gebruike bij de Statenvertaling. Haarlem: De erven F. Bohn, 1866. Tekst van het lemma 'Obadja' is op 29 juli 2017 verwerkt.