Oude kerkgeschiedenis

Uit Christipedia
Versie door Kees Langeveld (overleg | bijdragen) op 28 okt 2017 om 06:19 (Nieuwe pagina aangemaakt met 'De '''oude kerkgeschiedenis '''is hier de geschiedenis van de Christelijke kerk, of de geschiedenis van de christenheid, vanaf haar ontstaan bij de komst van de H...')
(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)

De oude kerkgeschiedenis is hier de geschiedenis van de Christelijke kerk, of de geschiedenis van de christenheid, vanaf haar ontstaan bij de komst van de Heilige Geest rond het jaar 30, tot paus Gregorius 590 na C. 

Voor een inleidend artikel over de kerkgeschiedenis, zie art. Kerkgeschiedenis

Van de oude kerkgeschiedenis man men de volgende tijdsindeling maken[1]:

1. c. 30 - c. 100 n.C.: de Apostolische eeuw
    De stichting van de gemeente en haar ontwikkeling in de tijd der apostelen.

2. 100 – 323: De wording van de katholieke kerk
    Het ontstaan en de ontwikkeling van de katholieke kerk tot op Constantijn de Grote (323 n.Chr.)

3. 323 – 590: Grieks-Romeinse rijkskerk.
    Van het jaar 323 tot Gregorius I 590.

De Apostolische eeuw (c. 30 - c. 100 n.C.)

Het eerste tijdvak van de oude kerkgeschiedenis is de apostolische eeuw (30 - c. 100 n.C.), de tijd van de Pinksterdag tot circa 100. Deze periode heeft door het werk van de apostelen en de teboek­stelling van de Nieuw-Testamentische geschriften een grondleggend karakter gehad. De kerkgeschiedenis begint met de geboorte van de gemeente van Jezus Christus: de samenvoeging van de gelovigen, door de Heilige Geest, tot één lichaam, met als Hoofd de verheerlijkte Heer in de hemel. 

33 n.C. Stichting van de Christelijke kerk. 
44 n.C. Jacobus, de broeder van johannes, gedood.
50 n.C. Apostelconvent te Jeruzalem.
50 n.C. Eerste zendingsreis.
52 n.C. Tweede zendingsreis.
54-58 n.C. Derde zendingsreis.
54-68 n.C. Nero, keizer te Rome.
62 n.C. Steniging van Jacobus de Rechtvaardige.
64 n.C. Vervolging der Christenen onder Nero. Paulus en Petrus (?) gedood.
70 n.C. Verwoesting van jeruzalem.
81-96 n.C. Domitianus, keizer te Rome.

Gedurende deze eerste eeuw heeft zich het Christendom uitgebreid over het gehele Romeinse rijk. Spanje en Brittannië (Engeland) beweren het zelfs van de apostel Paulus ontvangen te hebben. Klein-Azië was het brandpunt der evangelisatie die zich naar Europa, Africa en Azië uitstrekte. De werkzaamheden der apostelen behalve wat het boek der Handelingen meldt, zijn weinig bekend. Overleveringen van welke enigen weinig geloof verdienen, doen Petrus te Rome sterven, Mattheus in Ethiopië (Abyssinië) met de kamerling van Candacé arbeiden, Marcus Egypte evangeliseren, Andreas naar Scythië reizen, Stachys aanstellen als eerste bisschop van Byzantium (Constantinopel) en te Patras in Achaïa de marteldood ondergaan, Filippus van Bethsaïda in Gallië prediken, en te Hiërapolis in Phrygië gedood worden, Bartholomeus naar Indië (anderen zeggen Arabië) reizen en te Albanopolis in Armenië gekruisigd worden, Thomas Didymus, te Edessa in Mesopotamië de Koning Abgar bekeren, naar Arabië, Perzië, Indië ja tot Ceylon toe het evangelie brengen, en de kerken stichten der zogenoemde Christenen van St. Thomas op de kust van Malabaar, Jacobus de zoon van Alpheus in Spanje arbeiden, Judas Thaddeus na Arabië en Mesopotamië geëvangeliseerd te hebben, in Perzië de marteldood ondergaan, Matthias Macedonië en Simon Cananites het noorden van Africa tot arbeidsveld kiezen. Er zijn er die menen dat de Simon zoon van Cleopas die gedood werd in 106, deze Simon de Cananiter geweest is. 

Naast en na de apostelen zijn de oudste 'kerkvaders' en bepaaldelijk de vijf 'apostolische kerkvaders' tot deze eeuw te brengen, namelijk

  • Clemens (Filip. 4:3), ouderling te Rome, onder wiens naam wij twee brieven aan de Corinthiërs bezitten van welke de eerste waarschijnlijk echt is,
  • Hermas (Rom. 16:14) onder wiens naam een later geschreven boek de herder bekend is,
  • Barnabas, Paulus reisgenoot, onder wiens naam mede een brief tot ons is gekomen
  • Ignatius bisschop van Antiochië, ontslapen in 106
  • en Polycarpus bisschop van Smyrna, discipel van Johannes, ontslapen in 167

Zij zijn schrijvers van brieven (waarvan sommigen voor onecht zijn aangemerkt).

Reeds tot de eerste eeuw behoren ketters en ketterse sekten, als Doceten, Gnostieken van verschillende benamingen, Ebionieten, Nazareërs, Nazoreërs, Nicolaïeten.

Wording van de Katholieke kerk (100-323 n.C.)

Het tweede tijdvak van de oude kerkgeschiedenis is de tijd van de wording van de Katholieke kerk (100-323 n.C.): het ontstaan en de ontwikkeling van deze kerk. Dit tijdvak kenmerkt zich door strijd. Het oude Jodendom en het oude Heidendom riepen een strijd in het leven binnen de kerk en het geweld van den Romeinse staat en de Hei­dense wetenschap bekampten haar van buiten. Uit deze strijd kwam de kerk als de Katholieke zegevierend te voorschijn. Haar overwinning werd bekroond, toen Constantijn aan de regering kwam.

98-117 n.C. Trajanus, keizer te Rome.
115. Ignatius van Antiochië martelaar geworden.
117-138. Hadrianus keizer te Rome.
± 130. Gnosticisme.
138-161. Antoninus Pius, keizer te Rome.
± 150. Celsus.
154. Strijd tusschen Polycarpus en Anicetus over het Paasfeest.
155 (?) Polycarpus de marteldood gestorven.
± 160. Montanus treedt als profeet op.
161-180. Marcus Aurelius, keizer te Rome. Vervolging in Zuidelijk-Gallië.
166. Justinus de Martelaar ondergaat de marteldood.
174-189. Eleutherus, bisschop van Rome.
177. Christenvervolging te Lugdunum.
178. Irenaeus wordt bisschop te Lugdunum.
189-199. Victor, bisschop te Rome.
192-194. Strijd over het Paasfeest tussen Victor en Polycrates.
193-211. Regering van Romeins keizer Septimius Severus. Vervolging in Africa.

Uit de getuigenissen van Justinus Martyr, Irenaeus, Tertullianus blijkt dat zich het Christendom gedurende de tweede eeuw niet slechts in het Romeinse rijk maar ook in de omliggende landen heeft uitgebreid, ofschoon de stichting van de meeste gemeenten in duisterheid ligt. Niettegenstaande de zware vervolgingen vermeerdert het aantal Christenen steeds en vormt in de staat een zeer machtige minderheid, zoals de Israëlieten door natuurlijke aanwas in Egypte.

In de gemeente zelf ontstaan echter behalve de nagenoemde sekten, verscheidene dwaalbegrippen en verkeerde praktijken, als:

  • een overdreven zucht naar het martelaarschap, waardoor in de 4e vervolging Christenen genoopt worden zich zelven aan te klagen;
  • en daartegenover, het afkopen van vervolging door rijke gemeenten en particulieren bij heidense magistraten;
  • het gebruik maken van onedele wapenen in de strijd voor de waarheid als van ondergeschoven en onechte boeken, drogredenen die men zelf weet vals te zijn, het beroep op de zogenoemde Sibyllynse orakels enz.

Langzamerhand sluipt een meer uitgebreide hierarchie in de kerk; er wordt onderscheid gemaakt tusschen Episcopus (bisschop of opziener) en Presbyter (priester of ouderling); vier orden van geestelijken ontstaan, bisschop, priester, diaken en lector (voorlezer.)

Tegen het einde van de tweede eeuw verheffen zich de bisschoppen der hoofdsteden van provinciën, metropolitanen genaamd boven de opzieners van andere steden en plaatsen. De reden hiervan ligt in de concilies of synoden, kerkelijke vergaderingen, die van het midden der eeuw af eerst in Griekenland, daarna in geheel de Christenheid, in de hoofdplaatsen (metropolen) plegen samen te komen, en door de bisschop van die plaats worden voorgezeten en geleid. Deze concilies zijn tevens een stap tot de centralisatie van bestuur die in de volgende eeuwen zo sterk in de kerk toeneemt.

Ook beginnen eenige uiterlijke plechtigheden in de kerk te sluipen, bijzondere dagen als Pasen en Pinksteren worden voor de doop afgezonderd, daarbij geschiedt afzwering van de duivel, indompeling, het teken van het kruis, handoplegging, zalving, en tenslotte het nuttigen van melk en honig. Sponsoren, of doopgetuigen zijn bij de plechtigheid aanwezig. Waarschijnlijk geraakt de kinderdoop in deze eeuw in zwang; het geven van het avondmaal ook aan kinderen schijnt mede gebruikelijk geweest te zijn misschien reeds in de eerste eeuw.

Bij het bidden neemt men de gewoonte aan zich naar het Oosten te keren.  

Onder de sekten bekleden de gnostieken (of gnostici) een eerste plaats, zie artikel Gnostiek over de gnostieken in de 2e eeuw. 

± 242. Manicheïsme.
249-251. Eerste algemene Christenvervolging onder Decius.
251. Schisma van Novatianus.
251-253. Cornelius, bisschop van Rome.
253-260. Valerianus, keizer te Rome.
254. Origenes gestorven.
254-257. Stefanus I, bisschop van Rome.
258. Cyprianus gemarteld.
259-268. Dionysius, bisschop van Rome.
260-268. Galliennus, keizer te Rome.
276. Mani gestorven.
284-305. Diocletianus, keizer te Rome.

300. Synode te Elvira.
303. Begin van de vervolging onder Diocletianus.
310-314. Melchiades, bisschop te Rome.
312. Constantijns veldtocht tegen Maxentius-Donatisten.
313. Edict van Milaan.
314-335. Sylvester I, bisschop van Rome.
323-337. Constantijn, alleenheerser.

De Grieks-Romeinse rijkskerk (323-590 n.C.)

Het derde tijdvak van de oude kerkgeschiedenis is de tijd van de Grieks-Romeinse rijkskerk (323-590 n.C.). Daarin zien we de Katholieke kerk zich huwen aan de staat. Ze wordt daardoor Grieks-Romeinse rijkskerk. In die kerk ontwikkelt zich het dogma, wordt het leven veruitwendigd, neemt de leer van de dubbele moraal vaste vormen aan en komt de hierarchie tot meerdere ontplooiing. 

325. Eerste oecumenische concilie te Nicea.
336. Athanasius verbannen. Arius gestorven.
337-352. Julius I, bisschop van Rome.
344. Synode te Sardica.
350-361. Constantius alleenheerser.
354-430. Augustinus.
361-363. Julianus de Afvallige ('Julianus Apostata').
362. Synode te Alexandrië onder Athanasius.
366-384. Damasus I, bisschop van Rome.
368. Hilarius Pictaviensis gestorven.
373. Athanasius gestorven.
379. Basilius de Grote gestorven.
379-385. Theodosius de Grote, keizer.
380. Synode te Saragossa.
381. Tweede oecumenische concilie te Constantinopel.
384-398. Siricius, bisschop van Rome.
395. Priscillianus te Trier onthoofd.
390. Gregorius Nazianzus gestorven.
397. Ambrosius gestorven.
399. Rufinus te Rome als Origenist veroordeeld.
400. Martinus van Tours gestorven.
402-417. Innocentius I, bisschop van Rome.
407. Chrysostomus gestorven.
408-450. Theodosius II in het Oosten.
411. Collatio cum Donatistis te Carthago.
412. Synode te Carthago tegen Coelestinus.
415. Synode te jeruzalem en Diospolis tegen Pelagius.
416. Synode te Carthago tegen Pelagius.
420. Hieronymus gestorven.
422-432. Coelestinus I, bisschop van Rome.
428. Nestorius, patriarch te Constantinopel.
429. Theodorus van Mopsuestia gestorven. De Vandalen in Noord-Africa.
430. Augustinus gestorven.
431. Derde oecumenische concilie te Efeze.
432. Patricius in Ierland.
440-461. Leo I, de Grote, bisschop van Rome.
444. Cyrillus van Alexandrië gestorven.
448. Eutyches te Constantinopel geëxcommuniceerd.
449. Roversynode te Efeze.
451. Vierde oecumenische concilie te Chalcedon.
457. Theodoretus gestorven.
482. Henotikon van Zeno.
484-519. 35-jarig schisma tusschen het Oosten en het Westen.
496. Clovis gedoopt.
527-565. Justianus I, keizer.
529. Benedictus van Nursia geeft zijn regelen. De geleerdenschool te Athene opgeheven.
544. Veroordeeling der drie kapittels.
553. Vijfd oecumenische concilie te Constantinopel.
563. Concilie te Braga. Columba onder de Picten en Scoten.
589. Concilie van Toledo onder Rekkared.
590-604. Gregorius I, de Grote, bisschop te Rome.

Bronnen

  • J.H. Landwehr, Handboek der Kerkgeschiedenis. Vier delen. Kampen: J.H. Kok, 1922, 2e druk. Hieruit is tekst genomen.
  • J. W. van Loon, Beknopt chronologisch overzigt der Kerkgeschiedenis. Amsterdam, 1863. Google e-book. Hieruit is tekst genomen.

Voetnoot

  1. Naar J.H. Landwehr, Kerkgeschiedenis, artikel in: Christelijke Encyclopaedie voor het Nederlandsche Volk. Kampen: Kok, 1925-1931.