Daniël 11

Uit Christipedia

Daniël 11 is een hoofdstuk van het boek Daniël. Het wordt hieronder samengevat en/of becommentarieerd.

Hoofdstukken samengevat en/of becommentarieerd:
Daniël: 1 · 2 · 3 · 4 · 5 · 6 · 7 · 8 · 9 · 10 · 11 · 12

1

1 Ik nu, ik stond in het eerste jaar van Darius de Meder, om hem te versterken en te stijven. (CP[1]) 

Ik nu. De engel die tot Daniël spreekt; zie hoofdstuk 10.

In het eerste jaar van Darius de Meder. Het jaar 538, waarin Daniël belijdenis had gedaan van de zonde van zijn volk Israël, en waarin Kores de Joden opriep terug te gaan naar hun vaderland en Gods huis te bouwen.

600 — 550 v.C. < Israël 550 — 500 v.C.[2] > 500 — 400 v.C.
Zacharia (Bijbelboek)Darius IKoresDarius de MederBelsazarKoresDaniël (profeet)

Om hem te versterken. Ook de Heer Jezus werd gesterkt door een engel.

Lu 22:43  Hem nu verscheen een engel uit de hemel die Hem sterkte. (Telos)

2

2 En nu, ik zal u de waarheid te kennen geven; ziet, er zullen nog drie koningen in Perzië staan, en de vierde zal verrijkt worden met groten rijkdom, meer dan al [de] [anderen]; en nadat hij zich in zijn rijkdom zal versterkt hebben, zal hij ze allen verwekken tegen het koninkrijk van Griekenland. (SV) 

Nog drie koningen in Perzië opstaan.

  1. Cambyses II (529-522 v.C.), naar wie verder niet verwezen wordt in het Oude Testament;
  2. Darius I Hystaspes (521-486 v.C.);
  3. Ahasveros, ook genoemd Xerxes I (486-464);
550 — 500 v.C. < Israël 500 — 400 v.C.[3] > 400 — 300 v.C.
Nehemia (persoon)ArthahsastaAhasverosDarius I

De vierde. Dat is, wanneer men Kores, die regeerde toen de engel tot Daniël sprak, als de eerste telt, de koning Ahasveros (Xerxes I).

Tegen het koninkrijk Griekenland. Hij bindt de strijd aan tegen Griekenland, maar de Perzen verliezen verscheidene slagen.

3

3 Daarna zal er een geweldig koning opstaan, die met grote heerschappij heersen zal, en hij zal doen naar zijn welgevallen. ((SV) 

Die koning is de Macedonische koning Alexander de Grote. In het boek Daniël wordt naar hem verwezen in 7:6; 8:5-8, 21-22.

500 — 400 v.C. < Israël 400 — 300 v.C. > 300 — 200 v.C.

4

4 En als hij zal staan, zal zijn rijk gebroken, en in de vier winden des hemels verdeeld worden, maar niet aan zijn nakomelingen, ook niet naar zijn heerschappij, waarmede hij heerste; want zijn rijk zal uitgerukt worden, en dat voor anderen, dan deze. (SV) 

Na Alexanders dood in 323 v.C. werd het rijk gebroken in vieren, waarover niet een nakomeling van Alexanders, maar generaals heersten:

  1. het rijk van Cassander (Macedonië)
  2. het rijk van Ptolemaeus (Egypte). Deze en diens opvolgers, de Ptolemaeën, regeerden 323-30 v. Chr.
  3. het rijk van Lysimachus (Thracië en Klein-Azië)
  4. het rijk van Seleucus (Syrië en de rest van het Nabije Oosten). Hij en zijn opvolgers staan bekend als de Seleuciden. Zij regeerden tot ca. 65 v.C.
De diadochenrijken in 300 v.Chr.

Hierboven de rijken van de vier koningen in 300 v.C. (Opmerking: Om een beter overzicht te bieden is deze kaart groter weergegeven. Gebruik de horizontale schuifbalk om de kaart verder te bekijken.)

5

5 En de koning van het Zuiden, die een van zijn vorsten is, zal sterk worden; doch [een] [ander] zal sterker worden dan hij, en hij zal heersen; zijn heerschappij zal een grote heerschappij zijn. (SV) 

De koning van het Zuiden. Ptolemaeus (I Soter), koning of farao van Egypte 304 - 285 v. Chr.,

[Een] ander zal sterker worden. Die ander is Seleucus, koning van het Seleucidenrijk 305-281.

Zijn heerschappij zal een grote heerschappij zijn. Seleucus, ook genoemd Seleucus I Nicator (de bijnaam 'Nicator' betekent 'overwinnaar') was de machtigste van allen die regeerden in het eens verenigde rijk van Alexander de Grote

6

6 Op het einde nu van [sommige] jaren, zullen zij zich met elkaar bevrienden, en de dochter van de koning van het Zuiden zal komen tot de koning van het Noorden, om billijke voorwaarden te maken; doch zij zal de macht van des arms niet behouden, daarom zal hij, noch zijn arm, niet bestaan; maar zij zal overgegeven worden, en die haar gebracht hebben, en die haar gegenereerd heeft, en die haar gesterkt heeft in die tijden. (CP[1]) 

Zullen zij zich met elkaar bevrienden. De dan regerenden, namelijk Antiochus II, de koning van het Zuiden, en Ptolemaeus II, de koning van het Noorden. 'Zuiden' en 'Noorden' zijn aanduidingen met Israël als standpunt.

400 — 300 v.C. < Israël 300 — 200 v.C. > 200 — 100 v.C.

De dochter van de koning van het Zuiden. Berenice is haar naam, de dochter van Ptolemaeus II van Egypte.

De koning van het Noorden. Antiochus II.

Om billijke voorwaarden te maken. In verband met de vredesovereenkomst tussen die koningen treedt zij in het huwelijk met Antiochus II, die hiervoor zijn vrouw Laodike opgeeft.

Zij zal de macht des arms niet behouden. Antiochus II scheidt weer van haar.

Daarom zal hij, noch zijn arm, niet bestaan. Antiochus II scheidt zes jaren later van Bernice en hertrouwt met Laodike, maar in datzelfde jaar sterft hij, volgens geruchten door Laodike vergiftigd, opdat haar oudste zoon Seleucus II Callinicus aan de macht kon komen.

Zij zal overgegeven worden. Laodike laat Berenice en haar zoon vermoorden.

7

         Da 11:7  Doch uit de spruit van haar wortelen zal er een opstaan [in] zijn staat, die zal met heirkracht komen, en hij zal komen tegen die sterke plaatsen des konings van het Noorden, en hij zal tegen dezelve doen, en hij zal ze bemachtigen.

         Da 11:8  Ook zal hij hun goden, met hun vorsten, met hun gewenste vaten van zilver en goud, in de gevangenis naar Egypte brengen; en hij zal [enige] jaren staande blijven boven den koning van het Noorden.

         Da 11:9  Alzo zal de koning van het Zuiden in het koninkrijk komen, en hij zal wederom in zijn land trekken.

         Da 11:10  Doch zijn zonen zullen zich [in] [strijd] mengen, en zij zullen een menigte van grote heiren verzamelen; en [een] [van] [hen] zal snellijk komen, en als een vloed overstromen en doortrekken; en hij zal wederom komen, en zich [in] [den] [strijd] mengen, tot aan zijn sterke plaats toe.

         Da 11:11  En de koning van het Zuiden zal verbitterd worden, en hij zal uittrekken, en strijden tegen hem, tegen den koning van het Noorden, die [ook] een grote menigte oprichten zal, doch die menigte zal in zijn hand gegeven worden.

28

28 En hij zal [in] zijn land wederkeren met groot goed, en zijn hart zal zijn tegen het heilig verbond; en hij zal het doen, en wederkeren in zijn land. (SV) 

Het heilig verbond. Zie ook vs. 30.

30

30 Want er zullen schepen van Chittim tegen hem komen, daarom zal hij met smart bevangen worden, en hij zal wederkeren, en gram worden tegen het heilig verbond, en hij zal het doen; want wederkerende zal hij acht geven op de verlaters des heiligen verbonds. (SV)  

Chittim. D.i. het eiland Cyprus.

Het heilig verbond. Zie ook vs. 28.

31

31 En er zullen armen uit hem ontstaan, en zij zullen het heiligdom ontheiligen, [en] de sterkte, en zij zullen het gedurige [offer] wegnemen, en een verwoestende gruwel stellen. (CP[1])  

Het gedurige [offer]. De dagelijkse brandoffers: het morgen- en avondoffer. Petrus Canisius-vertaling: "het dagelijks offer".

Een verwoestende gruwel. Een gruwelijk afgodsbeeld dat tot verwoesting leidt.

32

32 En die goddelooslijk handelen tegen het verbond, zal hij doen huichelen door vleierijen; maar het volk, die hun God kennen, zullen zij grijpen, en zullen het doen. (SV)  

Het verbond. Het heilig verbond, zie vs. 28, 30.

33

33 En de leraars van het volk zullen er velen onderwijzen, en zij zullen vallen door het zwaard en door vlam, door gevangenis en door beroving, [vele] dagen. (CP[1]) 

De leraars van het volk. Zie ook vs. 35.

35

35 En van de leraars zullen er [sommigen] vallen, om hen te louteren en te reinigen, en wit te maken, tot den tijd van het einde toe; want het zal nog zijn voor een bestemden tijd. (SV) 

De leraars. Zie ook vs. 35.

36

36 En die koning zal doen naar zijn welgevallen, en hij zal zichzelf verheffen en groot maken boven alle god, en hij zal tegen de God der goden wonderlijke dingen spreken; en hij zal voorspoedig zijn, totdat de gramschap voleind zij, want het is vastelijk besloten, het zal geschieden. (CP[1]) 

Die koning. De koning is de toekomstige koning der Joden die over Israël regeren zal.

En hij zal zichzelf verheffen en groot maken boven alle god. Zie ook vs. 37.

37

37 En op de goden zijner vaderen zal hij geen acht geven, noch op de begeerte der vrouwen; hij zal ook op geen God acht geven, maar hij zal zich boven alles groot maken. (SV) 

De goden. Of, de God. In het Hebreeuws wordt Elohiem gebruikt, een meervoudsvorm die zowel voor God als voor de (af)goden wordt gebezigd. De Nederlandse vertalingen hebben goden. Luther en de King James vertaling hebben hier God. De meeste Engelse vertalingen echter hebben 'gods'. Redenen om te denken aan 'goden' zijn: (1) het zinsverband, die niet naar de God van Israël verwijst; (2) het gebruik van het enkelvoudige Elah, in plaats van het meervoudige Elohiem, als Daniël verwijst naar de God van zijn vaderen.

Da 2:23  Ik dank en ik loof U, o God mijner vaderen! omdat Gij mij wijsheid en kracht gegeven hebt, en mij nu bekend gemaakt hebt, wat wij van U verzocht hebben, want Gij hebt ons des konings zaak bekend gemaakt. (SV)

De begeerte der vrouwen. Het verband doet vermoeden dat het voorwerp van deze begeerte een godin is, of een bij vrouwen populaire god. Sommigen denken aan de 'koningin van de hemel', de verafgode Maria, die in de eindtijd een rol speelt. Of aan de apocalyptische Grote Hoer.[4]

De meest voorkomende uitleg is: de begeerte der vrouwen is de Messias van Israël is en de vrouwen zijn Israëlitische vrouwen. Het verband doet echter denken aan godin of god.

Een moderne duiding, die dateert van de jaren 80 van de 20e eeuw, zegt dat de man een homoseksueel is, maar in het verband gaat het om goden, niet om seksuele voorkeuren of om celibaat[4].

Hij zal zich boven alles groot maken. Zie ook vs. 36.

38

38 En hij zal de god Mauzzim in zijn standplaats eren; namelijk de god, welke zijn vaders niet gekend hebben, zal hij eren met goud, en met zilver, en met kostelijk gesteente, en met gewenste dingen. (CP[1]) 

De god Mauzzim. Petrus Canisius-vertaling: "de burchtgod". Volgens sommigen een oorlogsgod[5].

Voetnoten

  1. 1,0 1,1 1,2 1,3 1,4 1,5 Hertaling of vertaling door Christipedia, uitgaande van de Statenvertaling.
  2. De jaartallen zijn merendeels ontleend aan Bijbels ontstaansmodel; tijdbalk Masoreten (Stichting De Oude Wereld, 2009).
  3. De jaartallen zijn deels ontleend aan Bijbels ontstaansmodel; tijdbalk Masoreten (Stichting De Oude Wereld, 2009).
  4. 4,0 4,1 The Mideast War: It's Coming! | LIVE with Bill Salus. Youtube.com: Hope For Our Times, 6 dec. 2021. Duur: 57 min. 33 sec. Vanaf 25 min. 50 sec.
  5. Zo Jaap Fijnvandraat in: https://www.jaapfijnvandraat.nl/index.php?page=artikel&id=3189. Geraadpleegd 6 apr. 2023.