Debir

Uit Christipedia

Debir verwijst in de Bijbel naar een koning en naar enkele steden.

Debir, koning van Eglon

Deze was een van de vijf koningen, die het met Israël verbonden Gibeon aanvielen, maar die door Jozua verslagen, daarenboven gevangen en gedood werden (Joz. 10:3).

Debir in Zuid-Juda

Debir was een Kanaänitische koningsstad op het gebergte Juda (Joz. 13 : 38; 11 : 21; 12 : 18)

Naam. Ze werd door de Kanaänieten Kirjath-Sepher (Stad der boeken) (Joz. 15 : 16) of Kirjath-Sanna ("Stad der palmtakken"[1] of "Stad der leer"[2]) (Joz. 15 : 49) genoemd. De naam Debir wordt afgeleid van „achter", wegens de meest westelijke ligging der stad op het zuidelijk gebergte Juda[2]. De vroegere naam Kirjath-Sepher werd reeds door de oude joodse uitleggers overgezet door: "Stad der boeken", Kirjath-Sanna, "Stad der leer", waaruit blijkt, dat de Kanaänieten reeds schrift en boeken. kenden.

Ligging. Debir wordt vereenzelvigd met de huidige tell Beit-Mirsim, dat bijna 21 km ten zuidwesten van Hebron ligt[3].

Debir werd door Jozua met het gehele zuiden van Kanaän veroverd (Joz. 12 : 13), en verdelgd (Joz. 10:38-39), maar naderhand wederom door de Kanaänieten bezet.

Vermoedelijke ligging van Debir. De ligging is niet met zekerheid te bepalen[1].

Kaleb toch, tot wiens erfdeel het moet behoord hebben, gaf tot prijs voor de herovering zijn dochter Achsa, door Othniel gewonnen (Joz. 15: 16. Rigt. 1: 13).

Zij werd later door de Levieten ingeruimd (Joz. 21 : 15).

Kanaäitische vestingmuur te Tell beit mirsim, misschien Debir. De plaats ligt niet ver van Hebron. De foto toont een deel van de stevige Kanaanitische muur, waarvoor dus de Israëlieten hebben gestaan. Slechts het glooiende onderstuk is bewaard; het bovenstuk, dat loodrecht oprees, is verwoest.
Een gedeelte van de huizen en muren van Tell beit mirsim, misschien het oude Debir. Binnen de muren lagen de huizen van de stad. Ook is (in het midden) een stuk zichtbaar van de oostelijke stadspoort. Een leek ontwaart op zulk een opgravingsterrein niets dan een grote verwarde verzameling van stenen, muren, puin en stof; maar voor de vakman is dit alles een geopend boek, een soort verklaring van sommige bladzijden van de oude Bijbel. Hier heeft de dappere Othniël gestreden en als prijs een verstandige vrouw gekregen, die goed met haar vader wist om te gaan (Achsa en Kaleb).
Foto: resten van een Kanaänitisch heiligdom te Tell beit mirsim, misschien het oude Debir. De Kanaanieten ver­eerden hun goden dikwijls bij heilige opgerichte stenen. Hier schijnt een rij van zulke heilige staande stenen te zien. Men offerde daarbij, goot er olie op en kuste ze, omdat ze als symbolen gol­den van de plaatse­lijke Baäl. De Israë­lieten lieten zich maar al te dikwijls en al te gemakkelijk verleiden tot de Baalsdienst, waartegen de profeten zo fel fulmineerden. Rondom het heilig­dom ontwaart men de rotsachtige omge­ving van de stad, die trouwens vrucht­baarder is dan de foto zou doen ver­moeden.

Debir bij Gilgal

Een ander Debir noemt men aan de noordoostelijke grens van Juda (Joz. 15: 7), nabij Gilgal.

Debir in Gad

Een derde stad genaamd Debir lag in het oostelijk-Jordaanland, in het stamgebied van Gad, oostelijk van Mahanaïm (Joz. 13 : 26).

Meer informatie

Debir, en.wikipedia.org

Bronnen

F. W. Grosheide, J.H. Landwehr, C. Lindeboom, J.C. Rullmann, Christelijke Encyclopaedie voor het Nederlandsche volk. Kampen: J.H. Kok, 1925-1931. Zes delen. Tekst van het lemma 'Debir' is onder wijziging verwerkt op 24 dec. 2020.

H. Zeller, Bijbelsch Woordenboek voor het Christelijke volk. Eerste deel A - J. ('s Gravenhage: M.J. Visser, 1867) s.v. Debir. Tekst hiervan is onder wijziging verwerkt op 24 dec. 2020.

A. Noordtzij, Joh. de Groot, Des Heeren heirscharen. Premieboek bij de N.C.R.V.-kalender 1938. Tekst van blz. 39. 41, 42 is onder wijziging verwerkt op 24 dec. 2020.

Voetnoten

  1. 1,0 1,1 F. W. Grosheide, J.H. Landwehr, C. Lindeboom, J.C. Rullmann, Christelijke Encyclopaedie voor het Nederlandsche volk (Kampen: J.H. Kok, 1925-1931) s.v. Debir.
  2. 2,0 2,1 H. Zeller, Bijbelsch Woordenboek voor het Christelijke volk. Eerste deel A - J. ('s Gravenhage: M.J. Visser, 1867) s.v. Debir.
  3. A. Noordtzij, Joh. de Groot, Des Heeren heirscharen. Premieboek bij de N.C.R.V.-kalender 1938. Blz. 45.