De Hof van Eden was de lusthof, de prachtige tuin, die God Zelf in de landstreek Eden, in het huidige Midden-Oosten, aanlegde voor het eerste mensenpaar.

Artistieke verbeelding van de Hof van Eden.

De hof wordt, naar de Septuaginta, meestal het Paradijs wordt genoemd.

In de hof stonden onder meer de boom van het Leven en de boom der Kennis van Goed en Kwaad. Naar tenminste één ons bekende boomsoort in de hof wordt in de Schrift verwezen: de vijgenboom, waarvan Adam en Manninne bladeren namen.

Na hun schepping had God de eerste mensen in deze hof geplaatst. Daar leefden ze in een toestand van volmaakt geluk, onschuld en volmaakte gemeenschap met hun Schepper, totdat ze zondigden.

In Gen. 2 :10-14 wordt meegedeeld, dat een rivier van Eden uitging om de hof te bevochtigen, en dat deze rivier zich daarna splitste in vier armen. De eerste en tweede arm, Pison en Gihon zijn ons niet verder bekend. De derde, Hiddékel, is de Tigris, vergelijk Dan. 10 :4. En de vierde arm, Frath, is de Eufraat, zoals duidelijk blijkt uit de andere plaatsen in de Bijbel waar van deze rivier sprake is.

Ligging. De Hof van Eden lag in het huidige Midden-Oosten. Over de juiste ligging van de hof kan niets met zekerheid worden gezegd. Maar omdat gesproken wordt over de rivieren de Tigris en de Eufraat, moet gedacht worden aan een plek in Mesopotamië (in het huidige Irak). Het is niet met zekerheid te zeggen, of het aan de bovenloop van deze rivieren in Armenië, of aan de benedenloop, in Babylonië, moet worden gezocht; waarschijnlijk aan de bovenloop, omdat de rivieren in Eden hun aanvang namen. Anderen echter menen dat Eden in de omgeving van de monding van de Eufraat was gelegen[1]. Trouwens, de kennis van de juiste ligging zou voor ons niet nuttig zijn, en zou misschien zelfs wel tot bijgelovige en afgodische verering van deze plaats kunnen leiden.

Adam en Eva overtraden Gods verbod door te nemen van de vrucht van de boom der Kennis van Goed en Kwaad. In het paradijs werd dus de eerste zonde van de mens gedaan. God bracht een vloek over het aardrijk en zond onze oerouders weg uit de hof. Engelen bewaakten de toegang tot de boom van het Leven.

Nu de hof van Eden, het aardse Paradijs, is verzondigd en verloren, richt de Bijbel de blik van het geloof op het onverliesbaar Paradijs van God, zoals daarvan gesproken wordt in Luk. 23 :43, 2 Kor. 12:4, Opb. 2 :7.

Zie ook

Paradijs.

Bron

C. Lindeboom, Bijbelgids, of Handleiding tot het verkrijgen van Bijbelkennis (Middelburg: Stichting de Gihonbron, 2009; bewerking door J. Pluimers van de uitgave uit 1929), blz. 136. Hieruit is, onder toestemming, op 20 jan. 2013 tekst gebruikt.

Meer weten

Hugo Bouter, Het herwonnen Paradijs. Uitgever: Boeken om de Bijbel, 2e herz. druk, 2004. Omvang: 50 pagina's. Bijbelstudies over de hof van Eden en het paradijs van God.

Voetnoot

  1. Dr. ir. J. de Graaf e.a. (red.), Tekst voor Tekst; de Heilige Schrift kort verklaard en toegelicht (Boekencentrum, 1987), commentaar bij Gen. 2:8v. "Pison, Gihon, Tigris en Eufraat zijn takken van één rivier. Dit plaatst Eden in de omgeving van de monding van de Eufraat."