Daniël 8

Uit Christipedia

Daniël 8 is een hoofdstuk van het boek Daniël. Het wordt hieronder samengevat en/of becommentarieerd.

Hoofdstukken samengevat en/of becommentarieerd:
Daniël: 1 · 2 · 3 · 4 · 5 · 6 · 7 · 8 · 9 · 10 · 11 · 12

Samenvatting

Het gezicht van de ram (de koningen van de Meden en de Perzen) en de geitenbok (de koning van Griekenland), oftewel het gezicht van de avonden en de morgens.

1

1 In het derde jaar van het koninkrijk van de koning Belsazar, verscheen mij een gezicht, mij Daniël, na hetgeen mij in het eerste verschenen was. (CP[1])

In het derde jaar van het koninkrijk van de koning Belsazar. Deze werd in 553 koning. Zijn 1e jaar was, naar Babylonische tijdrekening, 552 v.C.; zijn derde jaar is dan 550 v.C. Het vorige gezicht, dat van de vier dieren, was twee jaar eerder, in het eerste regeringsjaar van Belsazar.

650 — 600 v.C. < Israël 600 — 550 v.C.[2] > 550 — 500 v.C.
BelsazarKoresEvilmerodachHofraEzechiël (Bijbelboek)ZedekiaJojachinRechabietenNebukadnezarJojakimNechoDaniël (profeet)Jeremia (profeet)

2

2 En ik zag een gezicht, (het geschiedde nu, toen ik het zag, dat ik in de burg Susan was, welke in het landschap Elam is) ik zag dan in een gezicht, dat ik aan de rivier Ulai was. (CP[1])

Het geschiedde nu, toen ik het zag, dat ik in de burg Susan was. Susan was de hoofdstad van Perzië. Daar bevond Daniël zich toen hij het gezicht kreeg. Sommige uitleggers denken dat hij niet werkelijk, maar in het gezicht in de burg was. Hiertegen kan men opwerpen dat Daniël volgens dit vers zich in het gezicht aan de rivier Ulai was bevond, niet in de burg.

Dat ik aan rivier Ulai was. Deze stroomde langs Susan.

3

3 En ik hief mijn ogen op, en ik zag, en ziet, een ram stond voor die rivier, die had twee hoornen, en die twee hoornen waren hoog, en de een was hoger dan de andere, en de hoogste kwam in het laatste op. (CP[1]) 

Twee hoornen. Vs. 6. Die "de koningen der Meden en der Perzen" (20) beduiden.

Stond voor die rivier. Vs. 6.

Die twee hoornen waren hoog. Machtig waren zij.

De een was hoger dan de andere. De Perzen waren machtiger dan de Meden.

De hoogste kwam in het laatste op. Het Perzische rijk kwam later dan het Medische rijk op.

4

4 Ik zag, dat de ram met de hoornen tegen het westen stiet, en tegen het noorden, en tegen het zuiden, en geen dieren konden voor zijn aangezicht bestaan, en er was niemand, die uit zijn hand verloste; maar hij deed naar zijn welgevallen, en hij maakte zich groot. (SV) 

Tegen het westen stiet, en tegen het noorden, en tegen het zuiden. In dit richtingen breidde het rijk zich uit. Vergelijk de drie ribben in de muil van de beer, welk beest het Medo-Perzische rijk afbeeldt (Daniël 7).

Geen dieren. Zinnebeeldig gezegd van stammen, volken, koninkrijken.

Hij maakte zich groot. Het rijk werd enorm groot.

Medo-Perzische rijk ca. 500 v.C.

5

5 Toen ik [dit] overlegde, ziet, er kwam een geitenbok van het westen over de hele aardbodem, en raakte de aarde niet aan; en die bok had een aanzienlijke hoorn tussen zijn ogen. (CP[1]) 

Er kwam een geitenbok van het westen. Een "harige" (21) geitenbok. Dit verbeeldt "de koningen der Grieken" (21).

Over de hele aardbodem. Over het hele Midden-Oosten.

En raakte de aarde niet aan. Hij vloog snel als een arend. Vergelijk het zinnebeeld van het gevleugelde luipaard in het gezicht van Daniël 7; ook deze luipaard stelt het Griekse rijk voor.

Die bok had een aanzienlijk hoorn tussen zijn ogen. Vs. 8: "grote hoorn". Vs. 21: "de grote hoorn, welke tussen zijn ogen is"(21). Deze hoorn symboliseert "de eerste koning" (21) der Grieken, Alexander de Grote.

6

6 En hij kwam tot den ram, die de twee hoornen had, dien ik had zien staan voor den vloed; en hij liep op hem aan in de grimmigheid zijner kracht. (SV)  

7

7 En ik zag hem, nakende aan den ram, en hij verbitterde zich tegen hem, en hij stiet den ram, en hij brak zijn beide hoornen; en in den ram was geen kracht, om voor zijn aangezicht te bestaan; en hij wierp hem ter aarde, en hij vertrad hem, en er was niemand, die den ram uit zijn hand verloste. (SV)

En hij brak de beide hoornen. Het rijk van de Meden en de Perzen werd verbroken.

8

8 En de geitenbok maakte zich uitermate groot; maar toen hij sterk geworden was, brak die grote hoorn, en er kwamen op zijn plaats vier aanzienlijke, naar de vier winden van de hemel. (CP[1]) 

Zie vs. 22.

De geitenbok maakte zich uitermate groot. De ram maakte zich groot (vs. 4), de geitenbok werd uitermate groot.

Toen hij sterk geworden was, brak die grote hoorn. Hij werd "verbroken" (22). Op het toppunt van zijn macht stief Alexander de Groot onderweg aan de gevolgen van een ziekte.

Vier aanzienlijke. "Vier koninkrijken zullen uit dat volk ontstaan" (22). Het grote rijksgebied werd verdeeld onder vier generaals van Alexanders leger en zo ontstonden er vier koninkrijken. Deze waren weliswaar aanzienlijke hoornen, maar zonder de kracht (22) van de eerste koning (21) Alexander de Grote.

Naar de vier winden van de hemel. Een rijk in het westen, een in het oosten, een in het noorden en een in het zuiden.

9

9 En uit een van die kwam voort een kleine hoorn, welke uitnemend groot werd, tegen het zuiden, en tegen het oosten, en tegen het sierlijke [land]. (SV) 

Uit een van die kwam voort een kleine hoorn. Uit het Seleucidische koningshuis kwam Antiochus IV Epifanes voort.

Op de plaats van de afgebroken hoorn kwamen vier hoornen. Uit een van hen komt een grote hoorn voort.

Tegen het zuiden. Tegen Egypte.

Tegen het sierlijke [land]. Het land Israël.

10

10 En hij werd groot tot aan het leger van de hemel; en hij wierp er [sommigen] van dat leger, namelijk van de sterren, ter aarde neder, en hij vertrad ze. (CP[1]) 

Het leger van hemel. De menigte sterren in het hemelruim.

[Sommigen] van dat leger. Van de Israëlieten, zo menen sommige uitleggers.

11

11 Ja, hij maakte zich groot tot aan de Vorst van dat leger, en van Hem werd weggenomen het gedurig [offer], en de woning van Zijn heiligdom werd neergeworpen. (SV) 

Hij maakt zich groot tot aan. Hij "zal staan tegen de Vorst der vorsten" (26).

De Vorst van dat leger. De God van Israël, de Heer Jezus Christus.

Van Hem werd weggenomen het gedurig [offer]. De dagelijkse brandoffers: het morgen- en het avondoffer. Antiochus deed de offerdienst ophouden.

Neergeworpen. Vernederd, ontwijd, ontheiligd.

12

12 En een leger werd overgegeven tegen het gedurig [offer], wegens de overtreding; en hij wierp de waarheid ter aarde; en deed [het] en het gelukte wel. (CP[1]) 

Het leger. Zie vs. 10-11, 13. De Israëlieten.

Hij. Antiochus IV.

13

13 Daarna hoorde ik een heilige spreken en een [andere] heilige zei tot degene die sprak: tot hoelang zal dat gezicht van het gedurig [offer] en [van] de overtreding van verwoesting zijn, dat beide het heiligdom en het leger [ter] vertreding overgegeven zullen worden? (CP[1])  

Het heiligdom. Vs. 11.

Het leger enz. Vs.12.

De overtreding van verwoesting. Een overtreding die verwoesting met zich brengt.

14

14 En hij zeide tot mij: Tot twee duizend en driehonderd avonden [en] morgens; dan zal het heiligdom gerechtvaardigd worden. (SV) 

Tot twee duizend en driehonderd avonden [en] morgens. De avonden en morgens opgeteld is 2300. Dit getal gedeeld door 2 geeft het aantal dagen: 1150 dagen. Zo lang duurt de periode waarin het gedurig offer is weggenomen.

Dit gebeuren is misschien een type (voorafbeelding) van wat er in de eindtijd gaat gebeuren. In de eindtijd zal de heilige stad 42 maanden lang vertreden worden.

Opb 11:2 En de voorhof die buiten de tempel is, verwerp die en meet die niet, want hij is aan de naties gegeven, en zij zullen de heilige stad vertreden tweeenveertig maanden lang. (Telos)

42 maanden = 3 x 12 + 6 maanden = 3 ½ jaren = 42 x 30 dagen = 1260 dagen. De twee getuigen uit Openbaring zullen 1260 dagen lang profeteren.

Opb 11:3 En ik zal aan mijn twee getuigen macht geven en zij zullen profeteren twaalfhonderdzestig dagen lang, met zakken bekleed. (Telos)

De vrouw uit Openbaring ( = gelovig overblijfsel) wordt 3 ½ tijd (= 3 ½ jaar) verborgen en gevoed

Opb 12:14 En aan de vrouw werden de twee vleugels van de grote arend gegeven, opdat zij in de woestijn zou vliegen naar haar plaats, waar zij gevoed wordt een tijd en tijden en een halve tijd, buiten het gezicht van de slang. (Telos)

Het Beest heeft 42 maanden lang gezag om te handelen.

Opb 13:5 En hem werd een mond gegeven die grote dingen en lasteringen sprak; en hem werd gezag gegeven om te handelen, tweeenveertig maanden. (Telos)

Gerechtvaardigd worden. In rechten hersteld worden; de rechtmatige plaats herkrijgen.

15

15 En het geschiedde, toen ik dat gezicht zag, ik Daniel, zo zocht ik de betekenis ervan, en ziet, er stond voor mij als de gedaante van een man. (CP[1]) 

De gedaante van een man. De engel Gabriël (vs. 16). Zijn naam betekent "man Gods", zie Gabriël.

16

16 En ik hoorde een stem van [een] mens tussen [de oevers van de] Ulai, en hij riep en zei: Gabriel! geef deze het gezicht te verstaan. (CP[1]) 

Een stem van [een] mens. Het schijnt de stem van de Mensenzoon te zijn: van onze Heer Jezus, de Heer der engelen.

17

17 En hij kwam nevens waar ik stond; en als hij kwam, verschrikte ik, en viel op mijn aangezicht. Toen zeide hij tot mij: Versta, gij mensenkind! want dit gezicht zal zijn tot den tijd van het einde. (SV) 

Dit gezicht zal zijn tot de tijd van het einde. Zie ook vs. 19. Het gezicht heeft een betekenis die zich uitstrekt tot de eindtijd, het heeft ook betrekking op die tijd. Antiochus IV was een type, het eindtijdse Beest zal de vervulling zijn.

20

20  De ram met de twee hoornen, dien u gezien hebt, zijn de koningen der Meden en der Perzen. (CP[1])  

De ram met de twee hoornen, dien u gezien hebt. Vers 3v.

21

21 Die harige bok nu, is de koning van Griekenland; en de grote hoorn, welke tussen zijn ogen is, is de eerste koning. (SV) 

Die harig bok nu. Zie vs. 5v.

De eerste koning. Alexander de Grote.

22

22 Dat er nu vier aan zijn plaats stonden, toen hij verbroken was; vier koninkrijken zullen uit dat volk ontstaan, doch niet met zijn kracht. (SV)  

Zie vs. 8.

24

24 En zijn kracht zal sterk worden, doch niet door zijn kracht; en hij zal het wonderlijk verderven, en zal geluk hebben, en zal het doen; en hij zal de sterken, mitsgaders het heilige volk verderven; (SV)  

Zijn kracht zal sterk worden, doch niet door zijn kracht. Waardoor zal zijn kracht sterk worden? Volgens Heijkoop[3] zal hij gesterkt worden door een bondgenootschap met grootmacht Rusland. “Hij zal dus een macht achter zich hebben die zo sterk is dat hij het Romeinse rijk durft tarten. Waar er in die tijd maar één macht, ongeveer gelijkwaardig aan Rome, zal zijn, n.l. Rusland, moet het dit land wezen dat achter hem staat. En dit is ook duidelijk als we zien dat het Russische rijk onmiddellijk achter het rijk van de koning van het Noorden ligt. En dat in de legers van Rusland ook troepen zullen zijn uit de landen waarover de koning van het Noorden regeert (Ezechiel 38 en 39).”

25

25 En door zijn kloekheid zo zal hij de bedriegerij doen gedijen in zijn hand; en hij zal zich in zijn hart verheffen; en in stille rust zal hij er velen verderven, en zal staan tegen de Vorst der vorsten, doch hij zal zonder hand verbroken worden. (CP[1]) 

En zal staan tegen. Vs. 11: "hij maakte zich groot tot aan de Vorst".

De Vorst der vorsten. D.i. de hoogste vorst, onze Heer Jezus, die genoemd wordt "Koning der koningen" en "Heer der heren". In verzen 10 en 11 is hij de vorst van het hemelleger.

26

26 Het gezicht nu van de avonden en de morgens, dat er gezegd is, is de waarheid; en u, sluit dit gezicht toe, want er zijn nog vele dagen toe. (CP[1]) 

Nabeschouwing

Het is een gezicht waarvan een deel in het eindtijd vervuld zal worden.

Meer weten

Willem J. Ouweneel, Wereldrijken gaan op en onder. Youtube.com: Groeien in geloof, 22 kan. 2017. Lezing over Dan. 7 en 8, gehouden op 11 jan. 2017 te Vlaardingen. Duur: 53 min 3 sec. De vragenbespreking na afloop van de lezing: vragenbespreking, duur 34 min. 35 sec.

Voetnoot

  1. 1,00 1,01 1,02 1,03 1,04 1,05 1,06 1,07 1,08 1,09 1,10 1,11 1,12 Hertaling of vertaling door Christipedia, uitgaande van de Statenvertaling.
  2. De jaartallen zijn merendeels ontleend aan Bijbels ontstaansmodel; tijdbalk Masoreten (Stichting De Oude Wereld, 2009).
  3. H.L. Heijkoop, De toekomst; volgens de profetieën van Gods woord (Winschoten: H.L. Heijkoop, 1950.) blz. 68.