Salomo (Hebreeuws: שלמה - Sjelomo/Shlomo), de zoon van David en Bathseba, was een koning van Israël in de 10e eeuw vóór Christus. Hij was de meest wijze en heerlijke koning in de geschiedenis van Israël, in menig opzicht een voorafbeelding van Christus.

Naam. De naam Salomo betekent “vrede-rijk" vgl. Frederik. God had David laten weten:

1Kr 22:9 Zie, een zoon zal u geboren worden; díe zal een man van rust zijn, want Ik zal hem rust geven van al zijn vijanden van rondom. Ja, Salomo zal zijn naam zijn, want Ik zal in zijn dagen vrede en stilte over Israël geven. (HSV)

Na zijn geboorte kreeg hij van God de bijnaam Jedidja, "geliefde van de HEERE".

Familie en opvoeding

Familie. Hij was de zoon van David en Bathseba. Zijn broers waren Simea, Sobab en Nathan. Doordat David meerdere vrouwen had, had Salomo meerdere halfbroers.

Davids vrouwen en kinderen
 
 
 
 
Saul
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Talmai
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Ammiël
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
David
 
Michal
 
Abigaïl
 
Ahinoam
 
Maächa
 
Haggith
 
Abital
 
Egla
 
Bathseba
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Kileab
2e zoon
 
Amnon
1e zoon
 
Absalom
3e zoon
 
Adonia
4e zoon
 
Sefatja
5e zoon
 
Jithream
6e zoon
 
[?]
 
 
 
 
 
 
 
 
Daniël
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Salomo
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Simea
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Sobab
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Nathan

Hij heerste over een groot gebied:

1Kon 4:21 En Salomo was heersende over al de koninkrijken, van de rivier [tot] het land der Filistijnen, en tot aan de landpale van Egypte; die brachten geschenken, en dienden Salomo al de dagen zijns levens. (SV)

 
Salomo's invloed reikte tot de rivier Eufraat
 
Salomo's economische ondernemingen.

Opvoeding. Over zijn opvoeding schrijft Salomo:

Spr 4:3 Want toen ik nog als zoon bij mijn vader was, teder en een enig kind voor het aangezicht van mijn moeder, Spr 4:4 onderwees hij mij en zeide tot mij: Laat uw hart mijn woorden vasthouden onderhoud mijn geboden, opdat gij moogt leven.

Zijn heerlijkheid en regering

Regeerperiode. Hij regeerde van ongeveer 971 - 930 v.Chr.

Zijn gebied. Zijn gebied is het grootste dat een koning van Israël of Juda ooit gehad heeft.

2Kr 9:26 Hij heerste over al de koningen, van de Rivier af tot aan het land der Filistijnen en de grens van Egypte. (NBG51)

Zijn heerlijkheid. De heerlijkheid van Davids zoon vertoonde zich in zijn maaltijden, de kleding van zijn knechten, zijn opgaan naar het huis van God (2 Kron. 9:4), zijn troon (2 Kron. 9:17v), de gouden drinkvaten (2 Kron. 9:20). Hij had 4000 paardenstallen, en wagens, en 12.000 ruiters (2 Kron. 9:25). De koningin van het Zuiden stond versteld ook over Salomo's heerlijkheid (2 Kron. 9:4). Hij was "groter dan alle koningen der aarde in rijkdom en wijsheid" (2 Kron. 9:22). Op Gods troon. De koningin van het Zuiden beleed dat God Salomo op Zijn troon had gezet.

2Kr 9:8 Geloofd zij de HEERE, uw God, Die behagen in u heeft gehad, door u als koning voor de HEERE, uw God, op Zijn troon te zetten! Omdat uw God Israël liefheeft, om het voor eeuwig te doen standhouden, daarom heeft Hij u als koning over hen aangesteld, om recht en gerechtigheid te doen. (HSV)

Luisterrijke troon. David zoon had een prachtige troon, "voor geen enkel koninkrijk ooit gemaakt" (2 Kron 9:19). Opmerkenswaard zijn de dieren bij Salomo's troon: 14 beelden van leeuwen, waarvan 2 aan zijn hand, bij de leuningen van de troon, en 12 op de treden van de troon.

2Kr 9:17 Ook maakte de koning een grote ivoren troon en overtrok die met zuiver goud. 2Kr 9:18 Deze troon had zes treden en er was een voetbank van goud aan de troon bevestigd; en aan beide zijden naar de zitplaats toe zaten leuningen, en bij die leuningen stonden twee leeuwen. 2Kr 9:19 Er stonden daar dus twaalf leeuwen op de zes treden, aan beide zijden. Zoiets werd er voor geen enkel koninkrijk ooit gemaakt. (HSV)

"Leuningen", in het Hebreeuws letterlijk "handen".

 
Koning Salomo op zijn troon.

De twaalf leeuwen op de treden naar de troon zijn staan waarschijnlijk voor de 12 stammen van Israël staan. Van deze stam was Juda, voorgesteld door een leeuw, de leidende stam. Bij de Sinaï komt de stam Juda aan het hoofd van het leger voor, zij gaan aan de spits, Num. 2 : 3-9. Salomo was uit de stam van Juda. Voorvader Jacob zei van zijn zoon Juda:

Ge 49:9 Juda is een leeuwenwelp; van je prooi ben je opgestaan, mijn zoon. Hij heeft zich gekromd, zich als een leeuw neergelegd, als een leeuwin; wie zal hem doen opstaan? (HSV)

Geschenken. De koningin van het Zuiden bracht grote geschenken:

2Kr 9:9 Zij gaf de koning honderdtwintig talent goud en specerijen in zeer grote hoeveelheid, en edelstenen. Zoals deze soort specerij die de koningin van Sjeba aan koning Salomo gaf, is er nooit geweest. (HSV)

2Kr 9:14 ..., en de inkomsten aan goud en zilver voor Salomo van alle koningen van Arabië en van de landvoogden van het land. (HSV)

2Kr 9:23 En alle koningen der aarde zochten Salomo’s aangezicht, om zijn wijsheid te horen, die God in zijn hart gegeven had. 2Kr 9:24 En zij brachten een ieder zijn geschenk, zilveren vaten, en gouden vaten, en klederen, harnas, en specerijen, paarden, en muilezelen, van elk van jaar tot jaar. (SV)

David zei in een gedicht opgedragen Salomo:

Ps 72:10 De koningen van Tharsis en de eilanden zullen geschenken aanbrengen; de koningen van Scheba en Seba zullen vereringen toevoeren. Ps 72:11 Ja, alle koningen zullen zich voor hem nederbuigen, alle heidenen zullen hem dienen. (...) Ps 72:15 En hij zal leven; en men zal hem geven van het goud van Scheba, en men zal geduriglijk voor hem bidden; den gansen dag zal men hem zegenen. (SV)

Wijsheid en godsdienst

Wijsheid. God schonk Salomo een "wijs en verstandig hart" (1 Kon. 3:12). Dit maakte van hem een uniek mens in de geschiedenis.

1Kon 3:12 zie, daarom doe Ik overeenkomstig uw woorden: zie, Ik geef u een wijs en verstandig hart, zodat uws gelijke er vóór u niet geweest is, en uws gelijke na u niet zal opstaan. (HSV)

De wijsheid Salomo was tot in het buitenland bekend.

2Kr 9:22 Zo werd koning Salomo, wat rijkdom en wijsheid betrof, aanzienlijker dan alle koningen van de aarde. 2Kr 9:23 En alle koningen van de aarde zochten Salomo op, om zijn wijsheid te horen, die God hem in zijn hart had gegeven. (HSV)

Uit zijn antwoorden en raadgevingen aan de koningin van Sjeba bleek haar Salomo's grote wijsheid (2 Kron. 9:3).

2Kr 9:6 .... Zie, nog niet de helft van uw grote wijsheid was mij verteld. U hebt het gerucht dat ik gehoord had, overtroffen. 2Kr 9:7 Gelukkig zijn uw mannen, en gelukkig deze dienaren van u, die voortdurend in uw dienst staan en uw wijsheid horen! (HSV)

Tempel. Hij bouwde de eerste tempel van God in Jeruzalem.

Vreemde vrouwen en afgoderij. Salomo had helaas veel uitheemse vrouwen lief. Hij had 700 vrouwen en 300 bijvrouwen, uit verschillende volken (1 Kon. 11:1):

  • de dochter van farao
  • Moabitische vrouwen
  • Ammonitische vrouwen
  • Edomitische vrouwen
  • Sidonische vrouwen, uit de Fenicische stad Sidon
  • Hethitische vrouwen

Deze vrouwen waren het die "zijn hart deden afwijken, achter andere goden aan" (1 Kon. 11:3). Van deze afgoden worden genoemd:

  • Astoreth, de god van de Sidoniërs
  • Milkom. de god van de Ammonieten
  • Kamos, de god van de Moabieten
  • Molech, de god van de Ammonieten

1Kon 11:1 En de koning Salomo had veel vreemde vrouwen lief, en dat benevens de dochter van Farao: Moabietische, Ammonietische, Edomietische, Sidonische, Hethietische; 1Kon 11:2 Van die volken, waarvan de HEERE gezegd had tot de kinderen Israëls: Gijlieden zult tot hen niet ingaan, en zij zullen tot u niet inkomen; zij zouden zekerlijk uw hart achter hun goden neigen; aan deze hing Salomo met liefde. 1Kon 11:3 En hij had zevenhonderd vrouwen, vorstinnen, en driehonderd bijwijven en zijn vrouwen neigden zijn hart. 1Kon 11:4 Want het geschiedde in den tijd van Salomo’s ouderdom, [dat] zijn vrouwen zijn hart achter andere goden neigden; dat zijn hart niet volkomen was met den HEERE, zijn God, gelijk het hart van zijn vader David. 1Kon 11:5 Want Salomo wandelde Astoreth, den god der Sidoniërs, na, en Milchom, het verfoeisel der Ammonieten. 1Kon 11:6 Alzo deed Salomo, dat kwaad was in de ogen des HEEREN; en volhardde niet den HEERE te volgen, gelijk zijn vader David. 1Kon 11:7 Toen bouwde Salomo een hoogte voor Kamos, het verfoeisel der Moabieten, op den berg, die voor Jeruzalem is, en voor Molech, het verfoeisel der kinderen Ammons. 1Kon 11:8 En alzo deed hij voor al zijn vreemde vrouwen, die haar goden rookten en offerden. (SV)

De straf, door God op deze afgoderij aangekondigd, was de scheuring van het rijk Israël (1 Kon. 11:9v). In de dagen van Nehemia (5e eeuw v. Chr.) waren er "Joden die Asdoditische, Ammonitische en Moabitische vrouwen bij zich hadden doen wonen. Hun kinderen spraken voor de helft Asdoditisch, en ze konden geen Judees spreken, maar spraken overeenkomstig de taal van elk volk." (Neh. 13:23-24, HSV) Nehemia werd toornig over dit kwaad en herinnerde de Joden aan de zonden van Salomo:

Ne 13:26 Is het niet met betrekking tot deze dingen dat Salomo, de koning van Israël, gezondigd heeft? Terwijl er onder veel heidenvolken geen koning was zoals hij, en hij zijn God lief was en God hem tot koning gesteld had over heel Israël? Ook hem deden de uitheemse vrouwen zondigen. Ne 13:27 Zullen wij dan naar u luisteren door al dit grote kwaad te doen door onze God ontrouw te zijn door uitheemse vrouwen bij u te doen wonen? (HSV)

Opvolging en scheuring van zijn rijk

Hij werd opgevolgd door zijn zoon Rehabeam, zoon van de Ammonietische Naäma.

Koningshuis van David
David
 
Bathseba
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Salomo
 
Naäma
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Rehabeam
 
Maächa
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Abia(m)
 
Maächa
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Asa
 
Azuba
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Josafat
 
?
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Joram
 
Athalia
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Ahazia
 
Zibja
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Joas
 
Joaddan
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Amazia
 
Jecholia
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Uzzia
 
Jerusa
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Jotham
 
?
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Achaz
 
Abia
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Hizkia
 
Hefziba
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Manasse
 
Mesullemet
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Amon
 
Jedida
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Josia
 
Hamútal
 
Zebudda
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Jóahaz
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Jojakim
 
Nehusta
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Jojachin
 
 
 
 
 
Zedekía

Onder Rehabeam scheurde het rijk.

1Kon 11:9 Daarom vertoornde Zich de HEERE tegen Salomo, omdat hij zijn hart geneigd had van den HEERE, den God Israëls, Die hem tweemaal verschenen was. 1Kon 11:10 En hem van deze zaak geboden had, dat hij andere goden niet zou nawandelen; doch hij hield niet, wat de HEERE geboden had. 1Kon 11:11 Daarom zeide de HEERE tot Salomo: Dewijl dit bij u geschied is, dat gij niet hebt gehouden Mijn verbond en Mijn inzettingen, die Ik u geboden heb; Ik zal gewisselijk dit koninkrijk van u scheuren, en datzelve uw knecht geven. 1Kon 11:12 In uw dagen nochtans zal Ik dat niet doen, om uws vaders Davids wil, van de hand uws zoons zal Ik het scheuren. 1Kon 11:13 Doch Ik zal het gehele koninkrijk niet afscheuren; een stam zal Ik uw zoon geven, om Mijns knechts Davids wil, en om Jeruzalems wil, dat Ik verkoren heb. (SV)

1100 - 1000 v.C. < Israël 1000 - 900 v.C.[1] > 900 - 800 v.C.
BaësaNadabAsaAbiaJerobeam ISisakRehabeamSisakSalomoDavid

Voorafbeelding van Christus

Salomo is in menig opzicht (wijsheid, omvang van zijn rijk, vrede, welvaart) een voorafbeelding van de toekomstige koning van Israël en zijn rijk, van de Vredevorst Jezus Christus.

Antwoord op raadsels

De koningen van Sjeba kwam tot hem met veel raadsels en "sprak met hem al wat in haar hart was" (2 Kron. 9:1). Hij verklaarde al haar vragen (2 Kron 9:2).

2Kr 9:1 Toen de koningin van Sjeba het gerucht over Salomo hoorde, kwam zij naar Jeruzalem om Salomo met raadsels op de proef te stellen, met een zeer groot gevolg, en met kamelen, beladen met specerijen, met goud in grote hoeveelheid, en met edelstenen. Zij kwam bij Salomo en sprak met hem over alles wat zij op haar hart had. 2Kr 9:2 En Salomo verklaarde haar al haar vragen. Geen ding was voor Salomo verborgen dat hij haar niet kon verklaren. (HSV)

De Heer Jezus verklaarde veel aan zijn discipelen.

Mr 4:34 maar zonder gelijkenis sprak Hij niet tot hen, maar afzonderlijk verklaarde Hij alles aan zijn eigen discipelen. (TELOS)

Joh 15:15 Ik noem u niet meer slaven, want de slaaf weet niet wat zijn heer doet; maar Ik heb u vrienden genoemd, omdat Ik u alles wat Ik van mijn Vader heb gehoord, bekend gemaakt heb. (TELOS)

Joh 16:12 Nog veel heb Ik u te zeggen, maar u kunt het nu niet dragen. Joh 16:13 Maar wanneer Hij is gekomen, de Geest van de waarheid, zal Hij u in de hele waarheid leiden; want Hij zal vanuit Zichzelf niet spreken, maar alles wat Hij zal horen, zal Hij spreken en de toekomstige dingen zal Hij u verkondigen. Joh 16:14 Hij zal Mij verheerlijken, want Hij zal uit het mijne nemen en het u verkondigen. (TELOS)

Wijsheid

De wijsheid Salomo, hem door God geschonken, was zeer groot. Zie boven. Jesaja voorzegde van de Heer Jezus:

Jes 11:2 En op Hem zal de Geest des HEEREN rusten, de Geest der wijsheid en des verstands, de Geest des raads en der sterkte, de Geest der kennis en der vreze des HEEREN. Jes 11:3 En Zijn rieken zal zijn in de vreze des HEEREN; en Hij zal naar het gezicht Zijner ogen niet richten; Hij zal ook naar het gehoor Zijner oren niet bestraffen. (SV)

Zijn dorpsgenoten te Nazareth stonden versteld over de wijsheid van Jezus:

Lu 2:40 Het kind nu groeide op en werd gesterkt, vervuld met wijsheid; en de genade van God was op Hem. (...) Lu 2:52 En Jezus nam toe in de wijsheid en grootte en gunst bij God en mensen. (TELOS)

Mr 6:2 En toen het sabbat was geworden, begon Hij te leren in de synagoge; en velen die Hem hoorden, stonden versteld en zeiden: Waar heeft Deze die dingen vandaan en wat is dat voor wijsheid die Hem gegeven is, en zulke krachten, die door zijn handen gebeuren? (TELOS)

Mt 12:42 De koningin van het Zuiden zal worden opgewekt in het oordeel met dit geslacht en het veroordelen, want zij kwam van de einden der aarde om de wijsheid van Salomo te horen; en zie, meer dan Salomo is hier! (TELOS)

De Heer Jezus kan zijn leerlingen wijsheid geven:

Lu 21:15 Want Ik zal u mond en wijsheid geven, die al uw tegenstanders niet zullen kunnen weerspreken of weerstaan. (TELOS)

Opgezocht om raad en wijsheid

2Kr 9:23 En alle koningen van de aarde zochten Salomo op, om zijn wijsheid te horen, die God hem in zijn hart had gegeven. (HSV)

In de toekomst zullen vele heidenen naar Jeruzalem gaan om van Jahweh, dat is Jezus, te leren hoe zij hebben te handelen en te wandelen.

Mic 4:2 En vele heidenen zullen henengaan, en zeggen: Komt en laat ons opgaan tot den berg des HEEREN, en ten huize van den God Jakobs, opdat Hij ons lere van Zijn wegen, en wij in Zijn paden wandelen; want uit Sion zal de wet uitgaan, en des HEEREN woord uit Jeruzalem. Mic 4:3 En Hij zal onder grote volken richten, en machtige heidenen straffen, tot verre toe; en zij zullen hun zwaarden slaan tot spaden, en hun spiesen tot sikkelen; het [ene] volk zal tegen het [andere] volk geen zwaard opheffen, en zij zullen den krijg niet meer leren.

Heerlijkheid

De heerlijkheid van Davids zoon was groot (zie boven). De Heer Jezus is "met eer en heerlijkheid gekroond" (Hebr. 2:9) en zal in grote heerlijkheid verschijnen in deze wereld.

Heb 2:9 maar wij zien Jezus, die een weinig minder dan de engelen gemaakt was vanwege het lijden van de dood met heerlijkheid en eer gekroond, .... (TELOS)

Mt 25:31 Wanneer nu de Zoon des mensen komt in zijn heerlijkheid en alle engelen met Hem, dan zal Hij zitten op de troon van zijn heerlijkheid; (TELOS)

Mt 19:28 Jezus nu zei tot hen: Voorwaar, Ik zeg u, dat u die Mij gevolgd bent, in de wedergeboorte, wanneer de Zoon des mensen zal zitten op de troon van zijn heerlijkheid, u ook op twaalf tronen zult zitten om de twaalf stammen van Israel te oordelen. (TELOS)

Mr 13:26 En dan zullen zij de Zoon des mensen zien komen in wolken, met grote kracht en heerlijkheid. (TELOS)

Tit 2:13 in de verwachting van de gelukkige hoop en verschijning van de heerlijkheid van onze grote God en Heiland, Jezus Christus, (TELOS)

Op Gods troon

De heidense koningin beleed dat God Salomo op Zijn troon had gezet, 2 Kron. 9:8.

Vergelijk:

Opb 12:5 En zij baarde een zoon, een mannelijk kind, die alle naties zal hoeden met een ijzeren staf; en haar kind werd weggerukt naar God en naar zijn troon. (TELOS)

Opb 3:21 Wie overwint, hem zal Ik geven met Mij te zitten op mijn troon, zoals ook Ik overwonnen en Mij gezet heb met mijn Vader op zijn troon. (TELOS)

Opb 5:6 En ik zag in het midden van de troon en van de vier levende wezens en in het midden van oudsten een Lam staan als geslacht; ... (TELOS)

Opb 7:17 want het Lam dat in het midden van de troon is, zal hen weiden en hen leiden naar bronnen van levenswateren, ... (TELOS)

Opb 19:5 En van de troon ging een stem uit die zei: Prijst onze God, al zijn slaven, en u die Hem vreest, kleinen en groten! (TELOS)

Opb 22:1 En hij toonde mij een rivier van levenswater, blinkend als kristal, die uitging vanuit de troon van God en van het Lam. (...) Opb 22:3 En er zal geen enkele vervloeking meer zijn; en de troon van God en van het Lam zal daarin zijn en zijn slaven zullen Hem dienen, (TELOS)

Luister van zijn troon

Salomo had een luisterrijke troon, "voor geen enkel koninkrijk ooit gemaakt" (2 Kron 9:17-19).

De Heer Jezus "zal zitten op de troon van Zijn heerlijkheid" (Matth. 25:31).

Mt 19:28 Jezus nu zei tot hen: Voorwaar, Ik zeg u, dat u die Mij gevolgd bent, in de wedergeboorte, wanneer de Zoon des mensen zal zitten op de troon van zijn heerlijkheid, u ook op twaalf tronen zult zitten om de twaalf stammen van Israel te oordelen. (TELOS)

Mt 25:31 Wanneer nu de Zoon des mensen komt in zijn heerlijkheid en alle engelen met Hem, dan zal Hij zitten op de troon van zijn heerlijkheid; (TELOS)

Opmerkenswaard zijn de dieren bij Salomo's troon: 14 beelden van leeuwen, waarvan 2 aan zijn hand, bij de leuningen van de troon, en 12 op de treden van de troon. Bij en in de troon van God, zijn twee leeuwen: de Leeuw uit de stam van Juda (die is het Lam, in het midden van de troon, Opb. 5:5-6) en een van de vier levende wezens, waarvan het door Johannes eerstgenoemde "een leeuw gelijk" is.

Opb 4:7 En het eerste levende wezen was een leeuw gelijk, en het tweede levende wezen een kalf gelijk, en het derde levende wezen had het gezicht als van een mens, en het vierde levende wezen was een vliegende arend gelijk. (TELOS)

Opb 5:5 En een van de oudsten zei tot mij: Ween niet, zie, de leeuw uit de stam van Juda, de wortel van David, heeft overwonnen om het boek en zijn zeven zegels te openen. Opb 5:6 En ik zag in het midden van de troon en van de vier levende wezens en in het midden van oudsten een Lam staan als geslacht; het had zeven horens en zeven ogen, welke zijn de zeven Geesten van God, uitgezonden over de hele aarde. (TELOS)

De twaalf leeuwen op de treden naar de troon zijn staan waarschijnlijk voor de 12 stammen van Israël staan. Rondom de troon van God, waarin de Heer Jezus gezeten is, zijn - in het visioen van Johannes - 24 oudsten. Zij, 2 x 12 in getal, vertegenwoordigen waarschijnlijk de heiligen uit Israël (12 stammen) en de heidenvolken.

Gebiedsomvang

De omvang van Salomo's rijk is de grootste in de geschiedenis van Israëls koningen. Zijn heerschappij strekte zich uit van de rivier de Eufraat tot aan de grens met de Filistijnen en met Egypte. Het rijk van Christus is eveneens enorm groot, groter dan ooit een koning op aarde heeft gehad: het omvat de hele wereld.

Ps 72:8 En hij zal heersen van de zee tot aan de zee, en van de rivier tot aan de einden der aarde.

Vrede en welvaart

Onder de regering van Salomo kende Israël rust, vrede, welvaart. Onder de regering van de Heer Jezus Christus zal Israël weer rust, vrede en welvaart genieten. Wat meer is, de hele wereld zal tot rust gekomen zijn. De oorlogen zijn opgehouden. De mensen zullen gemiddeld zeer veel ouder worden dan thans het geval is. → Vrederijk.

Geschenken

De koningin van het Zuiden bracht grote geschenken:

2Kr 9:9 Zij gaf de koning honderdtwintig talent goud en specerijen in zeer grote hoeveelheid, en edelstenen. Zoals deze soort specerij die de koningin van Sjeba aan koning Salomo gaf, is er nooit geweest. (HSV)

2Kr 9:14 ..., en de inkomsten aan goud en zilver voor Salomo van alle koningen van Arabië en van de landvoogden van het land. (HSV)

David zei in een gedicht opgedragen Salomo:

Ps 72:10 De koningen van Tharsis en de eilanden zullen geschenken aanbrengen; de koningen van Scheba en Seba zullen vereringen toevoeren. Ps 72:11 Ja, alle koningen zullen zich voor hem nederbuigen, alle heidenen zullen hem dienen. (...) Ps 72:15 En hij zal leven; en men zal hem geven van het goud van Scheba, en men zal geduriglijk voor hem bidden; den gansen dag zal men hem zegenen. (SV)

Het gedicht wijst over Salomo heen naar de ware koning van Israël, onze Heer Jezus. De kleine Jezus, de toekomstige koning der Joden, werden geschenken gebracht door wijzen uit het Oosten (Matth. 2:8, 11).

Mt 2:11 En toen zij het huis waren binnengegaan, zagen zij het kind met Maria, zijn moeder, en zij vielen neer en huldigden het; en zij openden hun schatten en boden het geschenken aan: goud, wierook en mirre. (TELOS)

Wanneer het Licht (= de Heer Jezus) over Israël is opgegaan, als de Zon der gerechtigheid, en Israël zich bekeerd zal hebben, zullen heidenvolken hun vermogen toebrengen:

Jes 60:11 Uw poorten zullen steeds openstaan; dag en nacht zullen ze niet gesloten worden, opdat men het vermogen van de heidenvolken naar u toe zal brengen en hun koningen naar u toe geleid zullen worden. (HSV)

Jes 61:6 Ú echter zult genoemd worden: priesters van de HEERE, men zal u noemen: dienaren van onze God. U zult het vermogen van heidenvolken eten, u zult u beroemen in hun luister. (HSV)

Jes 45:14 Zo zegt de HEERE: De arbeidsopbrengst van de Egyptenaren en de koophandel van de Cusjieten, en de Sabeeërs, mannen van grote lengte, zullen naar u overgaan en zullen van u zijn. Zíj zullen u navolgen, in boeien zullen zij overkomen en voor u zullen zij zich buigen, zij zullen u smeken en zeggen:Voorzeker, God is bij u, en niemand anders; er is geen andere God. (HSV)

Mt 12:42 De koningin van het Zuiden ... kwam van de einden der aarde om de wijsheid van Salomo te horen; en zie, meer dan Salomo is hier!

Voetnoot

  1. De jaartallen zijn meerendeels ontleend aan Bijbels ontstaansmodel; tijdbalk Masoreten (Stichting De Oude Wereld, 2009).