Abjathar

Uit Christipedia

Abjathar ('vader des overvloeds') was de zoon van de priester Achimelech, die uit vrees voor Saul naar David vluchtte en door deze naderhand naast Zadok tot hogepriester aangesteld werd.

Geslachtslijn
Aäron
 
 
 
 
Ithamar
 
 
 
 
Eli
 
 
 
 
Pinehas
 
 
 
 
Ahitub
 
 
 
 
Ahia
 
 
 
 
Achimelech
 
 
 
 
Abjathar
 
 
 
 
Jonathan

Zijn naam betekent 'vader des overvloeds', van Ab, 'vader', en Jether, 'overvloed'[1].

Abathar ontkwam, nadat Saul zijn vader en de hele stad Nob door de scherpte van het zwaard liet ombrengen. Hij vluchtte naar David en werd zijn vriend, 1 Sam. 22: 20; 23: 6; 30: 7. Hij had op zijn vlucht de efod met de urim en de tummim meegenomen.

Toen de Amalekieten de stad Ziklag hadden geplunderd en de inwoners inclusief Davids beide vrouwen hadden weggevoerd, vroeg David Abjathar om de efod om God te raadplegen:

1Sa 30:7 En David zei tegen de priester Abjathar, de zoon van Achimelech: Breng mij toch de efod. En Abjathar bracht de efod bij David. 1Sa 30:8 Toen raadpleegde David de HEERE en zei: Zal ik deze bende achtervolgen? Zal ik ze inhalen? En Hij zei tegen hem: Achtervolg ze, want u zult ze zeker inhalen, en u zult de gevangenen zeker bevrijden. (HSV)

Tijdens de opstand van Absalom bleef Abjathar te Jeruzalem. Later werd hij, wegens zijn ondersteuning van Adonia, door Salomo van zijn waardigheid ontzet, 2 Kon. 2: 26-27. Zo werd de godsspraak, in 1 Sam. 2: 30-36 aan Eli gedaan, vervuld, daar Ahitub, de (over)grootvader van Abjathar, de kleinzoon was van Pinehas, de zoon van Eli.

Op sommige plaatsen van de Heilige Schrift, als: 2 Sam. 7: 17; 1 Kron. 18: 16; 24 : 3, 6, 31; Mark. 2: 26, heeft een verwisseling plaats van Abjathar met Achimelech, zijn vader.

Bronnen

P.J. Gouda Quint, Woordenboek des Bijbels, inzonderheid ten gebruike bij de Statenvertaling. Haarlem: De erven F. Bohn, 1866. Tekst van het lemma 'Abjathar' is op 23 dec. 2016 verwerkt.

S.J. van Ronkel, Woordenboek der eigennamen, naar hunne eerste spelling en oorspronkelijke uitspraak met eene korte beschrijving de personen, landen en plaatsen, in het Oude Testament voorkomende, en voor het grootste gedeelte ook etymologisch behandeld. (Groningen: M. Smit, 1835) s.v. Ebjathar. Hieruit is op 23 dec. 2016 tekst genomen en verwerkt.

Voetnoot

  1. Aldus S.J. van Ronkel, Woordenboek der eigennamen, naar hunne eerste spelling en oorspronkelijke uitspraak met eene korte beschrijving de personen, landen en plaatsen, in het Oude Testament voorkomende, en voor het grootste gedeelte ook etymologisch behandeld. (Groningen: M. Smit, 1835).