Magog

Uit Christipedia

Magog is in de Bijbel de naam van een zoon van Jafet en van een naar hem genoemde landstreek.

Magog, de zoon van Jafet

Magog was een zoon van Jafet en een kleinzoon van Noach.

Ge 10:2 De zonen van Jafeth [zijn]: Gomer, en Magog, en Madai, en Javan, en Tubal, en Mesech, en Thiras.

Nageslacht van Jafet
Nakomelingen van Jafeth en hun vermoedelijke plaatsen van vestiging

Land van Magog

De landstreek waar Magogs nakomelingen, de Magogieten, woonden, heette eveneens Magog. “Magog” betekent letterlijk "van Gog”. In het land van Magog was eens een regent die Gog heette. De profeet Ezechiël moest tegen deze Gog profeteren (Eze. 38-39).

Eze 38:2 Mensenkind! zet uw aangezicht tegen Gog, het land van Magog, den hoofdvorst van Mesech en Tubal; en profeteer tegen hem (SV)

Volgens Ezechiël woonde Gog in het land van Magog "in het uiterste noorden" (Ezechiël 38:15, 39:2), gezien vanuit het land Israël.

Onder 'Magog' heeft men van ouds Scythië verstaan, de bergachtige gebieden rond de Zwarte Zee en de Kaspische Zee. Volgens de Joodse geschiedschrijver Flavius Josephus[1]en de Bijbelvertaler Hiëronymus was Magog een algemene aanduiding voor de Scythen. Josephus schrijft dat de Magogieten door de Grieken als Scythen worden aangeduid. 

Sommigen plaatsen Magog ten noorden van Georgië in Rusland, anderen[2] in het noorden van het huidige Turkije.

God zal eens een vuur zenden in Magog, het land van Gog, die in de toekomst Israël zal binnenvallen.

Eze 39:6 En Ik zal een vuur zenden in Magog, en onder degenen, die in de eilanden zeker wonen; en zij zullen weten, dat Ik de HEERE ben. (SV)

Voetnoten

  1. Joodse Oudheden, 1.6.1
  2. Zoals deze kaart van de Access Foundation