Simeï

Uit Christipedia
(Doorverwezen vanaf Sjimi)

Simeï of Simi is de naam van een man die koning David beledigde en vervloekte, en van andere personen in de Bijbel.

De eigennaam (Hebr. Sjimi) betekent ‘van wie men hoort, vermaard’[1], van het werkwoord sjamoa, horen.

Simeï heten:

  1. zoon van Gerson, de zoon van stamvader Levi. Stamvader van de Simieten. De naam komt 8x voor in Ex. 6:17, Num. 3:18, 1 Kron. 6:2v, 17; 23: 7,9,10; Ex 6:17.
Nageslacht van Levi
  1. zoon van Gera, een zoon van Jemini, een Benjaminiet. Uit Bachurim. Afstammeling van stamvader Benjamin, uit de familie van koning Saul. Wordt 18x genoemd in 2 Sam. 16:5-13, 19:18-23, 1 Kon. 2:8-46; Hij beledigde David, noemde hem ‘een man van Belial’, vloekte hem en wierp hem met stof en stenen, 2 Sam. 16:5, toen David vluchtte uit Jeruzalem bij de opstand van Absalom. Bij Davids terugkeer onderwierp hij zich en werd toen niet gestraft. Vóór zijn dood herinnerde David zijn zoon Salomo aan de goddeloosheid van Simeï, omdat deze de door Jahweh gezalfde koning had gevloekt. Salomo beloofde Simeï in leven te laten mits hij in Jeruzalem bleef, maar Simeï verbrak de afspraak en werd daarom ter dood gebracht.
  2. een van degenen die zich verzetten tegen Adonia (1 Kon. 1:8). Met Zadok, Benaja, Nathan en Reï koos hij de zijde van Salomo, toen Adonia zich van de heerschappij wilde verzekeren. Wellicht is hij het ook, die over Davids wijngaarden het opzicht had;
  3. zoon van Ela, een van de twaalf stadhouders van koning Salomo, stadhouder in het gebied van Benjamin (1 Kon. 4:18);
  4. nakomeling van koning David; zoon van Pedaja, een zoon van Jechoniah; broer van Zerubbabel (1 Kron. 3:19);
  5. zoon van Zakkur, van de stam van Simeon, 1 Kron. 4:26, 27;
  6. zoon van Gog, van de stam van Ruben, 1 Kron. 5:4;
  7. zoon van Libni, van het nageslacht van Merari, een zoon van stamvader Levi, 1 Kron. 6:14;
  8. zoon van Jahat, een zoon van Gerson, een zoon van stamvader Levi, 1 Kronieken 6:42.
  9. afstammeling van stamvader Benjamin, vader van negen zonen; mogelijk identiek met Sema (1 Kron. 8:21);
  10. een der zonen van Jedutun (Jeduthun), hoofd van de tiende afdeling zangers (1 Kron. 25:17);
  11. ambtenaar van koning David; een Ramathiet; verantwoordelijk voor de wijngaarden, 1 Kron. 27:27;
  12. een leviet, een der zonen van Heman; leefde in de tijd van koning Hizkia van Juda; hij naam deel aan de reiniging van de tempel, 2 Kron. 29:14;
  13. een leviet, broer van Konanjahu; leefde in de tijd van koning Hizkia van Juda en was belast met het innen van de heffing, de tienden en de geheiligde dingen. 2 Kron. 31:12-13
  14. een leviet die getrouwd was met een vreemde (= uitheemse, heidense) vrouw, Ezra 10:23;
  15. zoon van Chasum, die getrouwd was met een vreemde (= uitheemse, heidense) vrouw, Ezra 10:33;
  16. zoon van Bani, die getrouwd met een vreemde (= uitheemse, heidense) vrouw, Ezra 10:38;
  17. zoon van Kis, van de stam van Benjamin; grootvader van Mordechai (Est. 2:5);
  18. een familie, met name genoemd, die zal rouwen in de rouwklacht van Jeruzalem over de geopenbaarde Messias, Zach. 12:13.

Het geslacht van Simeï in Zach. 12:13

Het geslacht van Simeï zal rouwen in de rouwklacht van Jeruzalem over de Messias, onze Heiland Jezus Christus, de zoon van David, die verworpen, veroordeeld en gekruisigd was.
Zac 12:11 Te dien dage zal te Jeruzalem de rouwklage groot zijn, gelijk die rouwklage van Hadadrimmon, in het dal van Megiddon. Zac 12:12 En het land zal rouwklagen, elk geslacht bijzonder; het geslacht van het huis Davids bijzonder, en hunlieder vrouwen bijzonder; en het geslacht van het huis van Nathan bijzonder, en hun vrouwen bijzonder; Zac 12:13 Het geslacht van het huis van Levi bijzonder, en hun vrouwen bijzonder; het geslacht van Simei bijzonder, en hun vrouwen bijzonder; (SV)
Sommigen[2] vereenzelvigen dit geslacht van Simeï met dat van Simeï-1 (zie boven), de kleinzoon van stamvader Levi. Het hoofdgeslacht Levi en het ondergeslacht van zijn kleinzoon Simeï worden genoemd, evenals het hoofdgeslacht van David en het ondergeslacht van zijn zoon Nathan. De levieten van het geslacht van Simeï waren kennelijk vooraanstaand in de tijd na de ballingschap. Zoals David en zijn zoon Nathan het landsbestuur vertegenwoordigen, zo vertegenwoordigen Levi en Simeï het godsdienstige leiderschap. Allen zullen de kruisiging van de Messias beklagen. Anderen echter lezen ‘Simeon’, zoals blijkt in de LXX en in Arabische en Syrische handschriften. Indien Simeon, de broer van Levi, begrepen moet worden, dan worden zij beiden mogelijk genoemd om hun gewelddadig optreden. Hun vader Jacob zei van dat stel;
Ge 49:5  Simeon en Levi zijn gebroeders! hun handelingen zijn werktuigen van geweld! Ge 49:6 Mijn ziel kome niet in hun verborgen raad; mijn eer worde niet verenigd met hun vergadering! want in hun toorn hebben zij de mannen doodgeslagen, en in hun moedwil hebben zij de ossen weggerukt. Ge 49:7 Vervloekt zij hun toorn, want hij is heftig; en hun verbolgenheid, want zij is hard! ik zal hen verdelen onder Jakob, en zal hen verstrooien onder Israël. (SV)
De Messias is door geweld om het leven gekomen (al ontnam niemand Hem het leven, hij legde het uit zichzelf af). Dit geweld ontsprong in het volk Israël.

Maar er kan met ‘Simeï’ ook gedoeld worden op Simeï-2, de man die David vloekte. David is een beeld van de verworpen messiaanse Koning.

Ook, het huis van Simeï kan mogelijk in figuurlijke zin betrekking hebben op de Joden die Jezus hem gevloekt, omdat ze hem als een afvallige zagen en om zijn invloed als een gevaar voor de Joodse godsdienst.

Tenslotte, het huis van Simeï kan ook het laagste volk voorstellen[3] en als zodanig een tegenstelling met het koningshuis van David vormen.

Bronnen

P.J. Gouda Quint, Woordenboek des Bijbels, inzonderheid ten gebruike bij de Statenvertaling. Haarlem: De erven F. Bohn, 1866. Tekst van het lemma 'Simeï' is op 13 dec. 2014 verwerkt.

Lemma ‘Sjimi’ op Sofeer.nl, geraadpleegd op 13 dec. 2014.

A New and Concise Bible Dictionary (George Morris, 1899) s.v. ‘Zechariah’. Tekst van dit lemma is verwerkt op 13 dec. 2014.

Voetnoten

  1. S.J. van Ronkel, Woordenboek der eigennamen, naar hunne eerste spelling en oorspronkelijke uitspraak met eene korte beschrijving de personen, landen en plaatsen, in het Oude Testament voorkomende, en voor het grootste gedeelte ook etymologisch behandeld. (Groningen: M. Smit, 1835) s.v. S’imï’. Van Ronkel was destijds hoofdonderwijzer aan een Joodse school en beëdigd vertaler.
  2. Zo het commentaar van de NET Bible, geraadpleegd 13 dec. 2014
  3. Zo A New and Concise Bible Dictionary (George Morris, 1899) s.v. ‘Zechariah, Prophecy of’.