Brood
Brood is gebakken deeg dat mensen voor hun levensonderhoud eten. Het ware levensonderhoud vinden wij in de Heer Jezus, het brood des levens.
In de Schrift is brood in eigenlijke zin een 'gebak' uit deeg van tarwe- of gerstenmeel. Het is het eenvoudigste, algemeenste, gezondste voedsel van de mensen, een hoofdbestanddeel van iedere maaltijd (Gen. 27: 17). Brood en water, de noodzakelijkste levensbehoeften, waren in de eenvoudige oudheid voldoende tot een volledige maaltijd (Gen. 21:14; Dent. 23: 4; 1 Kon. 18 : 4; 19: 6; Ezra 10: 6; Neh. 13: 2; Ezech. 12: 18; Sir. 29: 28).
Het Hebreeuwse woord voor brood is lechem, dat ook zit in het woord Bethlehem, Hebr. Bethlechem, dat is ‘huis van brood’ , 'broodhuis'.
In de Schrift wordt brood steeds aangeduid als levensonderhoud voor de mens.
Juist als het meest algemene voedingsmiddel, staat brood dikwijls voor voedsel in 't algemeen (Gen. 3: 19; 49: 20; Exod. 16: 4; Lev. 26: 5; Ruth. 2: 14; 2 Sam. 3: 29; 9 : 7; 1 Kon. 21 : 4; Job 27 : 14; Ps. 37: 25; Spreuk. 6: 8); dat is 'het dagelijks brood' in het Onze Vader (Matth. 6: 11; 2 Thess. 3: 12). 'Lechem', Hebreeuws voor brood, komt daarom dikwijls voor in de algemene betekenis van 'voedsel, spijs'. 'Lechem' betekent 'vlees' in het Arabisch, dat verwant is met het Hebreeuws.
Ge 3:19 In het zweet van uw gezicht zult u brood eten, totdat u tot de aardbodem terugkeert, … (HSV)
Ru 1:6 … want zij had in het land Moab gehoord dat de HEERE naar Zijn volk omgezien had door hun brood te geven. (HSV)
Ps 41:9 (41:10) Zelfs de man met wie ik [in] vrede [leefde], op wie ik vertrouwde, die mijn brood at, heeft mij hard nagetrapt. (HSV)
Zo staat brood en water samen voor de noodzakelijkste levensbehoeften (Exod. 23 : 25; Deut. 23 : 4; Spr. 25: 21; Jes. 3: 1; 21: 14; 33: 16; Ezech. 4: 16; Amos 8: 11).
Overigens wordt brood dikwijls zinnebeeldig gebruikt, als zielespijze, geestelijk voedsel, voor a. het woord van God (Spr. 9: 5; vgl. ook Sir. 15: 3); b. Christus, het brood des levens (Joh. 6: 35), dat van de hemel gekomen is (vs. 33, 42, 50). Zie verderop.
Geheveld brood is eigenlijk gerezen brood; ongeheveld: ongerezen.
Vorm
Een brood heet in het Hebreeuws naar zijn vorm 'rond' (Hebr. kikkar) (vgl. Exod. 29, 23 'broodbol' Statenvertaling, 'rond brood' HSV, Naardense Bijbel, NB; Jer. 37, 21. 1 Kron. 16 , 3. 1 Sam. 2 , 36) en was een platte koek van de grootte van een bord.
Wij moeten ons het gewone brood niet te dik of te zwaar voorstellen, vgl. 2 Sam. 16: 1; Judith 10: 5. De broden waren verschillend van dikte, wisselden af tussen de dikte van de rug van een mes en die van een duim. Het deeg werd gekneed tot dunne koeken, die zeer snel konden worden gebakken wanneer een bezoeker arriveerde (Gen. 18: 6; 19: 3; 1 Sam. 28:24): broodkoeken.
Ge 18:6 Abraham haastte zich naar de tent, naar Sara, en zei: Haast je! Kneed drie maten meelbloem en maak [er] koeken [van]. (HSV)
De in de oostelijke oudheid gewone koekenvorm vindt men thans nog bij de Bedoeïnen (2 Sam. 6: 19; bolvorm, zie Jer. 37: 21).
Kleur
De broden die in de winkel te koop zijn verschillen in kleur. Sommige broden worden donkerder gemaakt met gebrande mout of gekarameliseerde suiker. De kleur van brood zegt niets over de voedingsstoffen in het brood. Donkerder brood is niet gezonder dan lichter brood.[1]
Gezond brood
Volkoren brood is het gezondste brood. "De beste keuze," stelde het Wereld Kanker Onderzoek Fonds (2020)[1]. Want dat soort brood wordt gemaakt van volkorenmeel, en volkoren meel bevat voedingsvezels, vitamines en mineralen. De voedingsvezels houden ons spijsverteringsstelsel gezond en kunnen de kans op darmkanker verkleinen.[1]
Bereiding
Van oudsher wisten de Hebreeërs een uit water en meel gekneed deeg in korte tijd door warmte vast en hard te maken en aldus het brood to bereiden, dat men het liefst vers at.
Degenen die bakten. In het Hebreeuwse huisgezin zal het wel een doorgaande regel geweest zijn, dat men zelf het dagelijks brood bakte van tarwe- of gerstemeel. Gelijk het malen (zie Art . Molen) gewoonlijk het werk van vrouwen was, zo zorgden zij ook meestal voor het dagelijks brood. In grote huishoudingen deden dit de dienstmaagden (vgl. de baksters in 1 Sam. 8: 13). Zie verder Gen. 18: 6, Lev. 26: 26, Matth. 13: 33 en vergel. het bakken voor de melechet, de koningin des hemels, Jer. 7: 18; 44: 19. Eerst later werd het bakken in de steden een handwerk. Te Jeruzalem was een Bakkersstraat (Jeremia 37: 21). Ook is het niet onmogelijk, dat de bakkers, zoals later in vele oosterse steden en in West-Europa op het platteland, voor een zeker loon de broden bakten, die de burgers bij hen brachten. De monumenten bewijzen, dat de Egyptenaren het in de kook- en bakkunst zeer ver hadden gebracht (Vgl. Gen. 27: 9; 2 Sam. 13: 6, 8). Hun koning had een opperste bakker (Gen. 40: 1 vv.; 41: 10). Verder wordt in het Oude Testament slechts in Hos. 7: 4, 6 van een bakker gesproken, en de hier vermelde bakoven zal wel een gemetselde oven geweest zijn.
Meel. Brood werd gemaakt van tarwemeelbloem, of van tarwe en gerst gemengd, of door de armen van alleen gerst. Andere soorten van koren dan tarwe en gerst komen nauwelijks in aanmerking (vgl. Ezech. 4: 9; Deut. 8: 8; Jer. 41: 8).
Desem. Gewoonlijk werd het deeg, om het brood smakelijker en luchtiger te makers , met zuurdeeg in gisting gebracht. Het werd gedesemd door een stuk oud deeg dat in een toestand van gisting was. Zie zuurdeeg.
Baktrog. Het mengen en het kneden van het deeg geschiedde in een houten vat, de baktrog (Exod. 8: 3). In Exod. 12:34 is in de Statenbijbel hetzelfde woord ten onrechte door deegklomp vertaald.
Ex 12:34 En het volk nam zijn deeg op, eer het gedesemd was, hun deegklompen, gebonden in hun klederen, op hun schouderen. (SV)
Ex 12:34 Toen nam het volk zijn deeg op, voordat het gezuurd was, met hun baktroggen in hun klederen gebonden op hun schouders. (NBG51)
Ex 12:34 Toen pakte het volk zijn deeg op [nog] vóór het gezuurd was. Hun baktroggen waren in hun kleren op hun schouders gebonden. (HSV)
Rijsmiddelen
Rijzen. Zuurdeeg was vroeger een gangbaar middel om het deeg te doen rijzen. Je kunt deeg ook laten rijzen door gist, baksoda, bakpoeder, zelfrijzend bakmeel, wijnsteen en bakferment.
Baksoda. Baksoda (natriumbicarbonaat) is een chemisch rijsmiddel dat zuur nodig heeft om geactiveerd te worden. Het zuur kan worden toegevoegd door yoghurt, citroensap, karnemelk of azijn. Het voordeel van baksoda vergeleken met desem en gist is dat het deeg of beslag, na gemengd te zijn met baksoda en zuur, meteen de oven in kan. Er komt net als bij gisting koolstofdioxide vrij die het baksel luchtig maakt. Baksoda met een zuur werkt dus gewoon hetzelfde als bakpoeder. Iers sodabrood is gemaakt met behulp van baksoda.
Bakpoeder. Bakpoeder (backin, Eng. baking powder, Duits backpulver) is een mengsel van natriumbicarbonaat (baksoda), wijnsteenzuur of citroenzuur en vaak het anti-klontermiddel maizena. Het is daardoor een compleet rijsmiddel en heeft dus - anders dan baksoda - geen toevoeging van zuur nodig om geactiveerd te worden. Van bakpoeder en bloem kan men eenvoudig zelfrijzend bakmeel maken[2].
Zelfrijzend bakmeel is de kant-en-klaar verkrijgbare combinatie van bloem en bakpoeder.
Wijnsteen. Wijnsteen (kaliumtartraat E336), een natuurlijk zout uit de wijnproductie, is een rijsmiddel dat een zuur (zoals yoghurt, citroensap, karnemelk of azijn) nodig heeft om geactiveerd te worden. Het deeg moet meteen de oven in.
Wijnsteenbakpoeder. Is een compleet rijsmiddel, waarmee al vorige generaties hun lekkernijen mee bakten. Wijnsteenbakpoeder reageert langzamer dan bakpoeder alleen. Van wijnsteenbakpoeder en bloem kan men eenvoudig zelfrijzend bakmeel maken[2].
Bakken
Men vergelijke over de ongeveer 3 voet hoge, van boven open, stenen potten, die sinds overoude tijden als ovens dienen: Lev. 2: 4; 11: 35; 26: 26. Gewoonlijk vulde men zo'n bakoven half met kleine, glanzige, heet gemaakte kiezelstenen en legde het deeg daarop, of men hechtte de broodkoeken aan de heet gemaakte zijwanden van de pot of kruik. In 1 Kon. 19:6 is waarschijnlijk sprake van een broodkoek, die op hete stenen gebakken is, zoals de Oosterlingen die ook zonder bakpan kunnen bereiden.
Behalve de bakkruik (nog in de 19e eeuw het meest in het land Israël gebruikelijk), gebruikten de Arabieren ook ijzeren platen om hunne ongezuurde broden te bakken (Vgl. Lev. 2: 5; 7: 9; Ezech. 4: 3). In Lev. 2:7 is waarschijnlijk een diepere pan met deksel bedoeld, waarin met olie gebakken werd; Statenvertaling: 'ketel'; NBG51, Naardense bijbel en HSV: 'pan'.
Brandstof. Als brandstof diende bij gebrek aan hout (vgl. 1 Kon. 17: 12; Joz. 44: 15; Ps. 120: 4) de mest van kameelen, welke brandt als houtskool, en vooral ook de droge drek van runderen; slechts in het uiterste geval gebruikte men ook die van mensen (vgl. Ezech. 4: 12-15). De spoedig uitgedroogde en dan geheel reukloze koemest werd als kostbare brandstof beschouwd en verzameld.
Provided ID could not be validated.
Hoven baking traditional bread in the Atlas Mountains of Morocco. Youtube.com: João Leitão, 4 april 2008. Duur: 4 min. 57 sec. Toont de traditionele wijze van bakken van marokkaans brood in een oven.
Broodbreking
De broden werden bij de maaltijd niet gesneden, maar gebroken (vgl. Matth. 14: 19; 26: 26; Hand. 20:11). De verdeling van de koekvormige broden gebeurde door breken (Matth. 26: 26; Hand. 2: 46; 27 : 35; Luk. 24 : 30). De verdeling van het brood bij de maaltijd van de Heer (avondmaal) heet dan ook wel 'broodbreking'.
Ongedesemd brood
Ongedesemde (ongezuurde of zoete) broodkoeken werden, als brood der ellende, ter herinnering aan de haastige uittocht uit Egypte gedurende het Paasfeest gegeten (Exod. 12: 39; Deut. 16: 3; Matth. 26: 17). Ongezuurd brood moest gegeten gedurende de zeven dagen van het Feest van de Ongezuurde Broden, dat volgde op Pasen, Ex. 34:18; 2 Kronieken 8:13; Luc. 22: 1; 1 Korinthiërs 5: 8. En het moest gegeten worden worden bij bepaalde offers, Lev. 6: 16,17.
Zuurdeeg is in het Nieuwe Testament een symbool van kwaad. Zuurdeeg verwijderen en ongezuurd brood eten staat symbolisch voor feest vieren zonder de tegenwoordigheid van kwaad.
1Co 5:8 Laten wij daarom feestvieren, niet met oud zuurdeeg, ook niet met zuurdeeg van slechtheid en boosheid, maar met ongezuurde broden van oprechtheid en waarheid. (TELOS)
Ongezuurd waren ook de heilige broden in het Heilige, de toonbroden. Tijdens hun reis door de woestijn werden de Israëlieten door God gevoed met 'brood uit de hemel', dat ze manna ('Wat is dat'?) noemden.
Joh 6:31 Onze vaderen hebben het manna gegeten in de woestijn, zoals geschreven staat: ‘Brood uit de hemel gaf Hij hun te eten’. (TELOS)
Brood uit de hemel
Het 'ware brood uit de hemel' (Joh. 6:32), 'het levende brood dat uit de hemel is neergedaald' (Joh. 6:51), is de Zoon van God, onze Heer Jezus Christus.
De Heer Jezus noemde Zichzelf: het brood van God, het brood dat uit de hemel neerdaalt (Joh. 6:50, 51), het brood van het leven, het levende brood (Joh. 6:51), waarvan iemand, die het eet, leeft tot in eeuwigheid (Joh. 6:51). De Heer zei: wie Mij eet, zal leven door Mij. Hij is het geestelijk voedsel, dat het nieuwe leven onderhoudt, Joh. 6: 31-58.
Joh 6:31 Onze vaderen hebben het manna gegeten in de woestijn, zoals geschreven staat: ‘Brood uit de hemel gaf Hij hun te eten’. Joh 6:32 Jezus dan zei tot hen: Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: niet Mozes heeft u het brood uit de hemel gegeven, maar mijn Vader geeft u het ware brood uit de hemel. Joh 6:33 Want het brood van God is Hij die uit de hemel neerdaalt en aan de wereld leven geeft. Joh 6:34 Zij zeiden dan tot Hem: Heer, geef ons altijd dit brood. Joh 6:35 Jezus zei tot hen: Ik ben het brood van het leven; wie tot Mij komt, zal nooit meer honger hebben; en wie in Mij gelooft, zal nooit meer dorst hebben. (TELOS)
De brood dat de Heer geeft, is Zijn vlees dat Hij gegeven heeft voor het leven van de wereld.
Joh 6:48 Ik ben het brood van het leven. Joh 6:49 Uw vaderen hebben het manna gegeten in de woestijn en zijn gestorven. Joh 6:50 Dit is het brood dat uit de hemel neerdaalt, opdat men daarvan eet en niet sterft. Joh 6:51 Ik ben het levende brood dat uit de hemel is neergedaald; als iemand van dit brood eet, zal hij leven tot in eeuwigheid. En het brood dat Ik zal geven, is mijn vlees dat Ik zal geven voor het leven van de wereld. Joh 6:52 De Joden dan twistten onder elkaar en zeiden: Hoe kan Deze ons zijn vlees te eten geven? Joh 6:53 Jezus dan zei tot hen: Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: tenzij u het vlees van de Zoon des mensen eet en zijn bloed drinkt, hebt u geen leven in uzelf. Joh 6:54 Wie mijn vlees eet en mijn bloed drinkt, heeft eeuwig leven, en Ik zal hem opwekken op de laatste dag. Joh 6:55 Want mijn vlees is waarlijk spijs en mijn bloed is waarlijk drank. Joh 6:56 Wie mijn vlees eet en mijn bloed drinkt, blijft in Mij en Ik in hem. Joh 6:57 Zoals de levende Vader Mij heeft gezonden en Ik leef door de Vader, zo zal ook degene die Mij eet, leven door Mij. Joh 6:58 Dit is het brood dat uit de hemel is neergedaald; niet zoals de vaderen het manna hebben gegeten en gestorven zijn; wie dit brood eet, zal leven tot in eeuwigheid. (TELOS)
Wij voeden ons met een gekruisigde Heiland, een gestorven Verlosser. Hij stierf om mij het leven te geven! De hemelse broodvoorziening werd in het oude Israël zinnebeeldig voorgesteld, behalve door het manna, ook door de toonbroden, de twaalf broden die op de tafel in het Heilige lagen en elke sabbat ververst werden. Dit brood was heilig en werd alleen door de priesters gegeten, Lev 24: 5-9. Het is letterlijk 'brood des aangezichts', Ex. 25:30; en 'broden der toerichting’ (1 Kron. 9:32, Statenvertaling); en in het Nieuwe Testament ‘toonbroden’, Mt 12:4, Hebr. 9: 2.
Mt 12:4 Hoe hij het huis van God inging en de toonbroden at, die hij niet mocht eten, en ook zij niet die bij hem waren, behalve alleen de priesters? (TELOS)
Dit tentoongestelde of uitgestalde brood stelt voor (1) het voedsel voor waarmee God voor Israël zou voorzien in Christus, (2) de twaalf stammen in hun orde. De broden verzinnebeeldden de bediening van Gods overvloed in Christus voor de aarde, zoals Christus thans het geestelijk levensonderhoud voor de Christusgelovige is.
De maaltijd van de Heer
De eenvoudige, gewone, versterkende en verkwikkende levensmiddelen van brood en wijn zijn door Christus als de zichbare tekenen gekozen, in, met en onder welke hij de voornaamste verkwikkings- en versterkingsmiddelen van de inwendige mens, Zijn lichaam en Zijn bloed ons wil meedelen. De innige verbinding van een veelheid van korrels tot de eenheid van het (ene) avondmaalsbrood laat een andere zinnebeeldige betekenis toe: het ene brood stelt het ene lichaam van Christus voor, de gemeente, waarvan Hij het hoofd is (1 Cor. 10:17; 11:26).
Broodbreken is (Hand. 2: 42, 46) de uitdrukking voor het vieren van het heilig Avondmaal.
Zie ook
Voedsel | Over het manna, brood uit de hemel, zie Manna | Over zuurdeeg (desem), zie Zuurdeeg | Over de toonbroden, zie Tafel der toonbroden.
Bronnen
A New and Concise Bible Dictionary (George Morris, 1899) s.v. Bread. Tekst van dit lemma is op 14 nov. 2014 vertaald en verwerkt.
Ed. Rhiem, C.H. van Rhijn (red.), Bijbelsch woordenboek voor ontwikkelde lezers der Heilige Schriften (Utrecht: Kemink & Zoon, z.j.) s.v. Bakken. Hieruit is op 27 aug. 2015 tekst genomen en verwerkt.
H. Zeller, Bijbelsch Woordenboek voor het Christelijke volk. Eerste deel A - J. ('s Gravenhage: M.J. Visser, 1867) s.v. Brood. Hieruit is op 13 april 2015 tekst genomen en verwerkt.