Eleazar

Uit Christipedia

Eleázar is de naam van verschillende personen in de Bijbel. De bekendste van hen is de hogepriester Eleazar.

In het Hebreeuws is de naam Elazar. Hij komt 72x in het Oude Testament voor en betekent ‘God heeft geholpen’.

Bijbelse naamgenoten

1. derde zoon van de hogepriester Aäron en diens opvolger. Na de plotselinge dood van zijn beide oudere broeders, was hij de oudste nog levende zoon van Aäron en Eliseba.

Geslachtslijn
Amram
 
Jochebed
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Aäron
 
Eliseba
 
Mozes
 
Mirjam
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Nadab
 
Abihu
 
Eleazar
 
Putiël
 
Ithamar
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Pinehas
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Abisua
 

Bijna onafgebroken, het tijdvak van Eli tot Salomo alleen uitgezonderd, bleef het hogepriesterschap tot op Onias en Simon de Makkabeeër in het geslacht van Eleazar. Hij was evenzeer Jozua, als vroeger Mozes, in alles, ook bij de verdeling van het land Kanaän, getrouw behulpzaam. Hij stierf ongeveer gelijktijdig met Jozua, en werd op een heuvel in het gebergte Efraïm begraven;

2. de zoon van Abinadab, die zorg moest dragen voor de ark van het verbond, welke in het huis van zijn vader te Kirjath-Jearim bewaard werd;

3. de zoon van Dodo. Hij was een der helden van David. Hij behoorde tot de beroemde drie krijgers, wier onversaagde dapperheid in 2 Sam. 23: 9-17 geschetst wordt;

2Sa 23:9 Na hem kwam Eleazar, de zoon van Dodo, zoon van een man uit Ahoah. Hij behoorde tot de drie helden die bij David waren, toen zij de Filistijnen hoonden die daar voor de strijd verzameld waren en de mannen van Israël waren opgetrokken. 2Sa 23:10 Hij stond op en versloeg velen van de Filistijnen, totdat zijn hand moe werd, ja, zijn hand aan het zwaard kleefde; de HEERE bracht een grote verlossing teweeg op die dag. En het volk keerde terug achter hem aan, maar alleen nog om te plunderen. (HSV)

4. een Leviet, afstammeling van Merari;

5. een priester die ten tijde van Ezra de muren van Jeruzalem herbouwde;

6. een ander priester, ten tijde van Nehemia;

7. een der Israëlieten, die vreemde vrouwen genomen hadden;

8. een der namen in Jezus’ geslachtsregister;

Naamgenoten ten tijde van de Makkabeeën

9. de vierde zoon van Mattathias, broeder van Judas de Makkabeeër. In de slag bij Beth-zur tegen Antiochus Eupator doorboorde hij de gelederen van de vijand, en doodde de olifant, waarop hij meende, dat de koning gezeten was. Deze heldendaad kostte hem het leven, daar het dier in het neerstorten hem verpletterde. De bijnaam Auaran, hem gegeven, schijnt betrekking te hebben op zijn uiteinde, daar dit woord waarschijnlijk afgeleid is van de Arabische wortel “een dier in de buik verwonden.” Het wordt op een andere plaats, in het eerste boek der Makkabeeën, enigszins anders gespeld;

10. de vader van Jason, een der gezanten, door Judas de Makkabeeër naar de Romeinen gezonden. Wellicht is hij dezelfde, als de vorige;

11. een Schriftgeleerde te Jeruzalem, die wegens zijn trouw aan de Joodse godsdienst, op negentigjarige leeftijd, door Antiochus Epifanes ter dood veroordeeld werd;

12. een reeds bejaard priester, op wiens godvruchtig gebed de Egyptische koning Ptolemeüs Philopator door God verhinderd werd, zijne wrede plannen tegen de Joden uit te voeren.

Bron

P.J. Gouda Quint, Woordenboek des Bijbels, inzonderheid ten gebruike bij de Statenvertaling. Haarlem: De erven F. Bohn, 1866. Tekst van het lemma 'Eleazar' is op 26 sept 2014 .