Markus 4
Markus 4 is een hoofdstuk van Evangelie naar Markus, een geschrift in de Bijbel, en telt 41 verzen.
■ Hoofdstukken van Evangelie naar Markus samengevat en/of becommentarieerd: · 1 · 2 · 3 · 4 · 5 · 6 · 7 · 8 · 9 · 10 · 11 · 12 · 13 · 14 · 15 · 16 |
■ Verzen van Markus 4 becommentarieerd: · 12 · 15 · 16 · 17 · 21 · 31 · 32 |
Samenvatting
1-2 Jezus leert door gelijkenissen een grote menigte bij de zee. 3-9 Gelijkenis van de zaaier. 10-12 Reden van Jezus' gebruik van gelijkenissen. 13-20 Uitleg van de gelijkenis van de zaaier. 21-23 Gelijkenis van de lamp. 24-25 Oordelen en geoordeeld worden. 26-29 Gelijkenis van het zaad, de groei en de oogst. 26-32 Gelijkenis van het mosterdzaad. 33-34 Jezus' gebruik van gelijkenissen. 35-41 Jezus, met zijn discipelen in een boot op het meer, legt een hevige stormwind het zwijgen op.
12
12 opdat zij kijkend kijken en niet zien, en horend horen en niet verstaan; opdat zij niet misschien zich bekeren en hun vergeven wordt. (Telos)
Opdat zij ... niet ... opdat zij niet. Dit is moeilijk te begrijpen. Immers, de Heer wil dat iedereen behouden wordt, Hij kwam om zieken (zondaars) te genezen. Hoe kan hij dan willen voorkomen dat mensen zich bekeren en vergeving ontvangen? Hoe dat 'opdat zij niet' te verstaan? Gegeven antwoorden zijn:
- 'Gevolg'. Volgens de aantekening in de Willibrordvertaling uit 1978 geeft 'opdat zij niet' meer het feitelijk gevolg dan het doel van Jezus' onderwijs aan. De gebruikte Griekse wending, aldus de aantekening in de Willibrordvertaling van 1995, drukt gewoonlijk het doel uit, soms ook het resultaat, of zelfs de oorzaak. "In het joodse taalgebruik, aldus Mark Water[1] , wordt vaak een resultaat beschreven als een van te voren bepaald doel. Uit vs. 22-23 blijkt duidelijk dat de luisteraar zelf moet bedenken wat de betekenis is van het verhaal."
- 'Opdat de Schrift verwerkelijkt wordt'. Ook suggereert men deze betekenis: ‘opdat de Schrift wordt verwerkelijkt, die zegt.’[2]
- 'Middendoel'. Volgens sommigen is het ‘opdat’ in vers 12 te verstaan als middendoel, als subdoel, niet als einddoel. Zoals Dächsel het zegt: “Men heeft hier een goddelijke straf op het oog, die de bestemming heeft om op te voeden.” [3]
- 'Oordeel over de ongehoorzamen'. De Kanttekenaren van de Statenvertaling zeggen: “Met deze woorden, genomen uit Jes 6:9, wordt verklaard het oordeel van God over degenen, die het Evangelie ongehoorzaam zijn. Zie Mt 13:14, en 2 Thess. 2:11, 12.”[4]
15
15 Dit nu zijn zij die bij de weg zijn, waar het woord wordt gezaaid: en wanneer zij horen, komt terstond de satan en neemt het woord weg dat in hen was gezaaid. (Telos)
En neemt het woord weg dat in hen was gezaaid. De satan neemt het woord weg uit de gedachten, uit het hart. Hoe? Door een leugen in te blazen, een afleiding te geven of iets anders.
16
16 En dit zijn zij die op de rotsachtige bodems worden gezaaid, die wanneer zij het woord horen, het terstond met vreugde aannemen; (Telos)
De rotsachtige bodem. Waarin ze niet goed kunnen wortelen.
17
17 en zij hebben geen wortel in zichzelf, maar zijn mensen van het ogenblik; als daarna verdrukking of vervolging komt om het woord, dan worden zij terstond ten val gebracht. (Telos)
Deze ontvangers van het woord blijken mensen met een oppervlakkig geloof.
Nabeschouwing van de gelijkenis van de zaaier
In alle vier gevallen wordt het woord ontvangen, komt het in het hart van de hoorder. Volgorde in de gelijkenis: geen aarde, weinig aarde, goede aarde. Zaad heeft nodig: goede aarde. Ontleding:
- aarde om te ontkiemen en te groeien;
- diepe aarde: Het moet diep genoeg in de aarde wortelen. In het tweede voorbeeld kreeg het zaad geen wortel, doordat de aarde niet diep was;
- ruimte boven de aarde, om te groeien
Merk op dat de ondergrond in de eerste twee voorbeelden hard is. Merk op dat in het derde voorbeeld er bovengronds iets gebeurt: verstikking.
21
21 En Hij zei tot hen: Komt de lamp soms om onder de korenmaat of onder het bed gezet te worden, en niet om op de kandelaar gezet te worden? (Telos)
Vergelijk:
Mt 5:16 Laat zo uw licht schijnen voor het oog van de mensen, opdat zij uw goede werken zien en uw Vader die in de hemelen is, verheerlijken. (Telos)
Nabeschouwing gelijkenis van het zaad, de groei en de oogst (26-29)
Opnieuw een gelijkenis van het Koninkrijk van God. Dit koninkrijk groeit vanzelf. Aan het eind is de oogst. De stichter is Jezus. Hij is de Heer van de oogst. Uit deze gelijkenis blijkt dat het Koninkrijk van God er nu al is, en wel in een vorm die voor de wereld ten diepste verborgen is. Men ziet wel iets, maar doorziet het niet. De gelijkenis biedt ook troost voor de zaaiers: God geeft de wasdom.
31
31 Als een mosterdzaad, dat wanneer het op de aarde wordt gezaaid, kleiner is dan alle zaden die op de aarde zijn; (Telos)
Mosterdzaad. Zie Mosterdzaad.
Aarde ... aarde. Gr. γη, ge. Het gaat hier om bouwland[5], vgl. het volgende vers: land met 'groenten'.
32
32 en wanneer het is gezaaid, komt het op en wordt groter dan alle groenten en maakt grote takken, zodat de vogels van de hemel onder zijn schaduw kunnen nestelen. (Telos)
Vogels van de hemel onder zijn schaduw kunnen nestelen. Deze vogels symboliseren hemelwezens, inzonderheid boze geesten. In de gelijkenis van de zaaier (Marc. 4:1v) staan de vogels, die het zaaisel opeten (4:4), voor de satan, die het woord van het evangelie wegneemt uit de harten van de toehoorders (4:15).
Het koninkrijk van God op aarde eindigt - zo weten wij uit het laatste boek van de Bijbel - in een overspelige toestand, een stad als Babylon gelijk.
Opb 18:2 En hij riep met krachtige stem de woorden: Gevallen, gevallen is het grote Babylon, en het is een woonplaats van demonen en een bewaarplaats van elke onreine geest en een bewaarplaats van elke onreine en gehate vogel geworden. (Telos)
Nabeschouwing gelijkenis van het mosterdzaad (26-34)
Opnieuw een gelijkenis van het Koninkrijk van God. Kenmerken: gering begin; groei en omvang; vogels van de hemel nestelen erin.
Nabeschouwing van de storm op het meer (35-41)
De gebeurtenis vind plaatst na de geschiedenis van het koninkrijk van God in verborgen vorm (gelijkenis vd mosterdzaad). Vinden wij nu vervolgens een typische voorstelling van de opname van de gemeente (35: oversteek naar de overkant, 36: achterlating van de menigte)? De hevige stormwind, die na het vertrek en de achterlating opsteekt, is misschien een type van het oordeel na het vertrek van de gemeente. De discipelen op het schip zijn misschien een type van het gelovig overblijfsel in de eindtijd. Wanneer de nood hoog is, wordt Jezus, dood gewaand door de Joden, aangeroepen (38). Jezus staat op en bevrijdt (39).
Voetnoten
- ↑ Mark Water, Begrijp de Bijbel (Ark Boeken, 2001).
- ↑ Aldus de aantekening in de Willibrordvertaling uit 1995.
- ↑ Karl August Dächsel; F. P. L. C. van Lingen; H. van Griethuijsen, Antz. et al, Bijbel, of De geheele Heilige Schrift, bevattende al de kanonieke boeken van het Oude en Nieuwe Testament (volgens de Staten-overzetting) : met in den tekst ingelaschte verklaringen en aanmerkingen van de beroemdste godgeleerden uit alle tijden (Kampen: Bos, 1893-1901), commentaar op 1 Cor. 4:12
- ↑ Kanttekening in de Statenvertaling, met gemoderniseerde spelling.
- ↑ Thayer's Greek—English Lexicon of the New Testament.