Markus 9

Uit Christipedia

Markus 9 is een hoofdstuk van Evangelie naar Markus, een geschrift in de Bijbel, en telt 50 verzen.

Hoofdstukken van Evangelie naar Markus samengevat en/of becommentarieerd: · 1 · 2 · 3 · 4 · 5 · 6 · 7 · 8 · 9 · 10 · 11 · 12 · 13 · 14 · 15 · 16
Verzen van Markus 9 becommentarieerd: · 1 · 2 · 4 · 12 · 13 · 18 · 20 · 22 · 23 · 24 · 26 · 31 · 34 · 37 · 39 · 41 · 42 · 43 · 45 · 47 · 48 · 49 · 50

Samenvatting

1-8 Gedaanteverwisseling van Jezus, vooruitblik van drie leerlingen op de komst van het Gods koninkrijk. 9-10 Zwijgbevel voor hen. 11-13 Vraag over de komst van Elia. 14-27 Jezus bevrijdt een jongen van een stomme en dove kwelgeest. 28-29 Uitdrijven kan alleen door gebed, leert Jezus zijn leerlingen. 30-32 Jezus' tweede aankondiging van zijn lijden, door en opstanding. 33-37 De discipelen vragen zich af wie van hen de grootste is, waarop Jezus hun een kind als voorbeeld stelt. 38-41 De discipelen verhinderen iemand die in Jezus' naam demonen uitdrijft, waarop Jezus hen dat verbiedt. 42-50 Jezus leert verleidingen tot zonde af te kappen.

1

1 En Hij zei tot hen: Voorwaar, Ik zeg u, dat er sommigen zijn van hen die hier staan, die [de] dood geenszins zullen smaken voordat zij hebben gezien dat het koninkrijk van God is gekomen met kracht.(Telos) 

Opvallend is dat de Heer spreekt van 'hen' en 'is gekomen'. Het is alsof de Heer op afstand van de mensen ( 'hen' in plaats van 'u', terwijl hij vermoedelijk tot zijn leerlingen spreekt) en boven de tijd ('is gekomen' in plaats van 'zal komen') staat.

Is gekomen met kracht. Dat zullen zij na zes dagen zien (vs. 2). Iets van die kracht werd ook merkbaar bij de arrestatie van de Heer in de hof van Gethsémané, toen Hij zei: "Ik ben [het]".

Vooruitblik op de komst van Gods koninkrijk (2-10)

2

2 En na zes dagen nam Jezus Petrus, Jakobus en Johannes mee en bracht hen afzonderlijk op een hoge berg alleen. En Hij werd in hun bijzijn van gedaante veranderd;(Telos) 
Petrus, Jakobus en Johannes. Zij zouden getuige zijn.
Mt 18:16  als hij naar u luistert, hebt u uw broeder gewonnen. Als hij echter niet luistert, neem nog een of twee met u mee, opdat door de mond van twee of drie getuigen elk woord vaststaat. (Telos)
Een hoge berg. Misschien de berg Hermon, noordelijk van Caesarea-Filippi (8:27), want (1) Hermon is een hoge berg, (2) die berg was in de buurt van de dorpen waar zij gekomen waren (8:27).

Van gedaante veranderd. Ook wij, kinderen van God, zullen bij de opneming van de gemeente veranderd worden van gedaante, waarna wij Hem gelijk zullen wezen.

4

4 En hun verscheen Elia met Mozes, en zij onderhielden zich met Jezus. (Telos) 

Elia met Mozes. Veel uitleggers zien hen als vertegenwoordigers van 'de wet en de profeten'. Misschien zijn zij ook de twee profeten die in het boek Openbaring in Jeruzalem optreden. Bij de komst van de Heer Jezus om de gemeente tot Zich te nemen, worden de opgewekte doden bij de levenden gebracht en samen gaan zij de Heer tegemoet in de lucht (1 Thess. 4).

Nabeschouwing (2-10)

De gebeurtenissen doen denken aan de opname van de gemeente en de verschijning van de Heer in heerlijkheid:

  1. De Heer Jezus neemt de drie mee en brengt hen afzonderlijk op een hoge berg. → Opneming van de gemeente.
  2. Op een hoge berg. → We worden daar gebracht waar God woont, in het vaderhuis.
  3. De drie aanschouwden de Heer in heerlijkheid. → Wij, eens verheven boven het aards toneel, zullen de Heer Jezus aanschouwen in heerlijkheid.
  4. De verschijning van Elia met Mozes aan de drie leerlingen. → De opgenomen levenden zullen met de ontslapen heiligen worden herenigd.
  5. De afdaling van de berg en de ontmoeting met de mensen beneden. → Wij zullen met Hem terugkeren en verschijnen in deze wereld.

12

12 Hij nu zei tot hen: Elia komt wel eerst en herstelt alles, en hoe staat er geschreven van de Zoon des mensen, dat Hij veel moet lijden en als niets geacht worden? (Telos) 

Als niets geacht worden. Zo wordt hij nog altijd geacht het volk Israël, althans door het orthodoxe deel.

13

13 Maar Ik zeg u dat Elia ook gekomen is, en zij hebben met hem gedaan alles wat zij wilden, zoals van hem geschreven staat. (Telos) 

Zoals van hem geschreven staat. Waar staat dit geschreven? Op deze vraag zijn de volgende antwoorden gegeven:

1. Het is onbekend waarnaar verwezen wordt;

2. Het is een verwijzing naar Elia's komst (Mal 4), niet naar zijn lijden[1];

3. Wat Johannes de Doper overkwam is de vervulling van Achabs en Izebels plannen. Elia had de profeten van Baäl gedood. Wat Izebel wilde, namelijk Elia doden, gebeurde niet, maar werd later vervuld aan Johannes. Elia ontkwam destijds, maar Johannes werd opgepakt en gedood. Vergelijk Izaak als type van Christus: Izak werd bijna geslacht, Christus werd geslacht.
1Kon 19:2 Toen zond Izebel een bode tot Elia, om te zeggen: Zo doen [mij] de goden, en doen zo daartoe, voorzeker, ik zal morgen omtrent dezen tijd uw ziel stellen, als de ziel van een hunner. (SV)
1Kon 19:10 En hij zeide: Ik heb zeer geijverd voor den HEERE, den God der heirscharen; want de kinderen Israels hebben Uw verbond verlaten, Uw altaren afgebroken en Uw profeten met het zwaard gedood; en ik alleen ben overgebleven, en zij zoeken mijn ziel, om die weg te nemen.

18

18 en waar hij hem ook aangrijpt, werpt hij hem neer, en hij schuimt, knarst met zijn tanden en verstijft; en ik heb uw discipelen gezegd dat zij hem moesten uitdrijven, en zij waren er niet toe in staat. (Telos) 

Werpt hij hem neer. Zie vs. 22.

Hij schuimt. Dit gebeurt even later (20).

20

20 En zij brachten hem bij Hem. En toen de geest Hem zag, liet hij hem terstond stuiptrekken; en op de grond gevallen wentelde hij zich, al schuimend.(Telos) 

Stuiptrekken. Gebeurt ook bij de uitdrijving van deze onreine geest (26).

Al schuimend. Zie vs. 18.

22

22 En hij zei: Van zijn jeugd af; en dikwijls heeft hij hem ook in het vuur en in het water geworpen om hem om te brengen; maar als U iets kunt, wees met ontferming over ons bewogen en help ons!(Telos) 

Geworpen. Zie vs. 18.

In het water geworpen. Varkens, bezeten door onreine geesten, hadden zich in de zee gestort.
Mr 5:13  En Jezus liet het hun toe. En de onreine geesten gingen uit de man en gingen in de varkens; en de kudde stortte zich van de steilte in de zee, ongeveer tweeduizend, en zij verdronken in de zee. (Telos)
Help ons! Zie vs. 24.

23

23 Jezus nu zei tot hem: ‘Als U kunt!’ -alle dingen zijn mogelijk voor hem die gelooft. (Telos) 

De man doet een beroep op Jezus' vermogen, maar de Heer wenst dat zulk een vermogen bij de man komt - door het geloof.

24

24 Terstond riep de vader van het kind onder tranen de woorden: Ik geloof, kom mijn ongeloof te hulp! (Telos) 

Kom ... te hulp! Zie vs. 22: "help ons!"

26

26 En terwijl de geest riep en hem hevig liet stuiptrekken, ging hij uit; en hij werd als een dode, zodat de meesten zeiden dat hij was gestorven. (Telos) 

Stuiptrekken. Zie vs. 20.

31

31 want Hij leerde zijn discipelen en zei tot hen: De Zoon des mensen wordt overgeleverd in handen van mensen en zij zullen Hem doden; en na gedood te zijn zal Hij na drie dagen opstaan. (Telos)  
Overgeleverd in handen van mensen. Koning David viel als straf liever in de hand van God dan van mensen.
1Kr 21:13  Toen zei David tegen Gad: Het benauwt mij zeer. Laat mij toch in de hand van de HEERE vallen, want Zijn barmhartigheid is zeer groot. Laat mij echter niet in de hand van mensen vallen. (HSV)

34

34 Zij zwegen echter, want onderweg hadden zij er onder elkaar woorden over gehad wie de grootste was. (Telos) 
Onderweg hadden zij er onder elkaar woorden over gehad wie de grootste was. Petrus, Jakobus en Johannes waren getuige geweest van Jezus' verheerlijking en de verschijning van Mozes en Elia. Zij verzwegen dat, maar de ervaring kan licht de gedachte opwekken dat zij voorname leerlingen waren. Petrus had beleden dat Jezus de Christus, de Zoon van de levende God was en Jezus had daarop grote dingen van hem gezegd.
Mt 16:16  Simon Petrus nu antwoordde en zei: U bent de Christus, de Zoon van de levende God. Mt 16:17  Jezus nu antwoordde en zei tot hem: Gelukkig ben jij, Simon, Bar-jona, want vlees en bloed heeft je dat niet geopenbaard, maar mijn Vader die in de hemelen is. Mt 16:18  En ook Ik zeg je dat jij Petrus bent, en op deze rots zal Ik mijn gemeente bouwen, en de poorten van de hades zullen haar niet overweldigen. Mt 16:19  Ik zal je de sleutels van het koninkrijk der hemelen geven, en alles wat jij zult binden op de aarde, zal gebonden zijn in de hemelen, en alles wat jij zult ontbinden op de aarde, zal ontbonden zijn in de hemelen. (Telos)
Was Petrus de grootste? Helaas is hij later diep gevallen, toen hij driemaal loochende Jezus te kennen.

37

37 Wie een van zulke kinderen ontvangt in mijn naam, ontvangt Mij; en wie Mij ontvangt, ontvangt niet Mij, maar Hem die Mij heeft gezonden. (Telos) 

Vgl. vers 41.

Een van zulke kinderen. Zie vs. 42.

39

39 Jezus echter zei: Verhindert het hem niet; want er is niemand die een kracht zal doen in mijn naam en kort daarna smadend van Mij zal kunnen spreken.(Telos)  

Kort daarna. Na lange tijd kan zo iemand wel afvallen en smadend van Jezus spreken.

41

41 Want wie u een beker water zal te drinken geven vanwege het feit dat u van Christus bent, voorwaar, Ik zeg u, dat hij zijn loon geenszins zal verliezen. (Telos) 
Vgl. vers 37, en Matth. 25:40.
Mt 25:35  Want Ik ben hongerig geweest, en gij hebt Mij te eten gegeven; Ik ben dorstig geweest, en gij hebt Mij te drinken gegeven; Ik was een vreemdeling, en gij hebt Mij geherbergd. (...) Mt 25:37  Dan zullen de rechtvaardigen Hem antwoorden, zeggende: Heere! wanneer hebben wij U hongerig gezien, en gespijzigd, of dorstig, en te drinken gegeven? (...) Mt 25:40  En de Koning zal antwoorden en tot hen zeggen: Voorwaar zeg Ik u: Voor zoveel gij [dit] een van deze Mijn minste broeders gedaan hebt, zo hebt gij [dat] Mij gedaan. (Telos)

42

42 En wie een van de kleinen die in Mij geloven, een aanleiding tot vallen is, het zou beter voor hem zijn als een molensteen om zijn hals gedaan en hij in de zee geworpen was. (Telos) 

Een van de kleinen. Zie vzn. 36-37.

Het zou beter voor hem zijn enz. Beter voor hem dan dat hij vrij rondgaat en anderen ergert (ten val brengt, doet struikelen).

43

43 En als uw hand u een aanleiding tot vallen is, hak die af; het is beter voor u verminkt het leven in te gaan, dan met twee handen naar de hel te gaan, naar het onuitblusbare vuur. (Telos) 
Hak die af. Hieronder volgen andere leden van het fysieke lichaam. Waarschijnlijk moeten we deze woorden zinnebeeldig verstaan:
Col 3:5  Doodt dan uw leden, die op de aarde zijn, [namelijk] hoererij, onreinigheid, [schandelijke] beweging, kwade begeerlijkheid, en de gierigheid, welke is afgodendienst. (Telos)

45

45 En als uw voet u een aanleiding tot vallen is, hak die af; het is beter voor u kreupel het leven in te gaan, dan met twee voeten in de hel geworpen te worden. (Telos) 

Het leven. Tegenover het leven staat het bestaan in de hel, dat derhalve een doods bestaan is. Bestaan in de hel is een toestand die genoemd wordt "de tweede dood"; zie Hel.

In te gaan. Tegenover het ingaan staat het geworpen worden. Zie ook vs. 46, 47.

Het leven in te gaan. Oftewel het koninkrijk van God in te gaan (47).

47

47 En als uw oog u een aanleiding tot vallen is, werp het uit; het is beter voor u met een oog het koninkrijk van God in te gaan, dan met twee ogen in de hel geworpen te worden, (Telos)  

Het koninkrijk van God in te gaan. Oftewel het leven in te gaan (vs. 45).

Nabeschouwing 43-47

Het gaat telkens om één lid uit een paar. Dit, en Col. 3:5, maakt het waarschijnlijk dat we de woorden van de Heer zinnebeeldig moeten verstaan: kap met verkeerde neigingen voordat ze uitwassen en uitmonden in een zondedaad.
Col 3:5  Doodt dan uw leden die op de aarde zijn: hoererij, onreinheid, hartstocht, boze begeerte en de hebzucht, die afgodendienst is, (Telos)

48

48 waar hun worm niet sterft en het vuur niet wordt uitgeblust. (Telos)  

Volgens de beste handschriften komen deze woorden in de passage over de verleidingen slechts één keer voor, namelijk in dit vers, en niet ook in de verzen 44 en 46. Daardoor verkrijgt de rede een opmerkelijke opklimming, omdat het zwaarste wat gezegd kan worden haar eindelijk besluit.[2]

De woorden komen ook voor in, en schijnen ontleend aan, Jes. 66:24.
Jes 66:24  En zij zullen henen uitgaan, en zij zullen de dode lichamen der lieden zien, die tegen Mij overtreden hebben; want hun worm zal niet sterven, en hun vuur zal niet uitgeblust worden, en zij zullen allen vlees een afgrijzing wezen. (SV)
Hun worm. Hun knagende spijt.

49

49 Want ieder zal met vuur gezouten worden. (Telos) 
Deze beeldspraak schijnt ontleend aan de bereiding van het brandoffer, dat met zout vermengd of bestrooid werd; vgl. Lev. 2:13, Ezech. 43:24 .
Le 2:13  En alle offerande uws spijsoffers zult gij met zout zouten, en het zout des verbonds van uw God van uw spijsoffer niet laten afblijven; met al uw offerande zult gij zout offeren. (SV)
Eze 43:24  En gij zult ze offeren voor het aangezicht des HEEREN; en de priesteren zullen zout daarop werpen, en zullen ze offeren [ten] brandoffer den HEERE. (SV)
Sommige tekstvarianten lezen: ‘Elk offer zal met zout gezouten worden.’

Gezouten. Zout geeft smaak aan eten (vs. 50). Het schijnt dat de smaakgevende en niet de conserverende werking van zout hier vooropstaat.

Hoe dit vers te verstaan? De volgende verzen werpen er mogelijk licht op:
1Co 3:12  Als nu iemand op het fundament bouwt: goud, zilver, kostbare stenen, hout, hooi, stro, 1Co 3:13  ieders werk zal openbaar worden. Want de dag zal het aan het licht brengen, omdat deze in vuur geopenbaard wordt, en hoe ieders werk is, dat zal het vuur beproeven. 1Co 3:14  Als iemands werk dat hij daarop gebouwd heeft, zal blijven, zal hij loon ontvangen; 1Co 3:15  als iemands werk zal verbranden, zal hij schade lijden; maar zelf zal hij behouden worden, maar zo als door vuur heen. (Telos)
1Pe 1:6 Daarin verheugt u zich, zo nodig nu een korte tijd bedroefd door allerlei verzoekingen, 1Pe 1:7  opdat de beproefdheid van uw geloof, veel kostbaarder dan die van goud, dat vergankelijk is en door vuur beproefd wordt, blijkt te zijn tot lof en heerlijkheid en eer bij de openbaring van Jezus Christus. (Telos)
Misschien wil de Heer zeggen dat iedere discipel beproefd moet worden door moeite en lijden, opdat weggebrand wordt wat verkeerd is en overblijft wat goed (aangenaam, smakelijk voor God) is. Een ander verklaring zegt: iedere goddeloze komt in het vuur van de hel en zal er niet door verteerd worden.

50

50 Het zout is goed; als nu het zout zouteloos wordt, waarmee zult u het smakelijk maken? Hebt zout in uzelf en houdt vrede onder elkaar. (Telos) 
Zijn wij smakelijk, m.a.w. aangenaam voor de naaste?
Ps 34:8  Smaakt en ziet, dat de HERE goed is; welzalig de man die bij Hem schuilt. (NBG51)

Voetnoten

  1. Aldus John Gill in John Gill's Expositor.
  2. Karl August Dächsel; F. P. L. C. van Lingen; H. van Griethuijsen, Antz. et al, Bijbel, of De geheele Heilige Schrift, bevattende al de kanonieke boeken van het Oude en Nieuwe Testament (volgens de Staten-overzetting): met in den tekst ingelaschte verklaringen en aanmerkingen van de beroemdste godgeleerden uit alle tijden (Kampen: Bos, 1893-1901).  Enige tekst van het commentaar is onder wijziging verwerkt op 31 jan. 2024.