Markus 10
Markus 10 is een hoofdstuk van Evangelie naar Markus, een geschrift in de Bijbel, en telt 50 verzen.
■ Hoofdstukken van Evangelie naar Markus samengevat en/of becommentarieerd: · 1 · 2 · 3 · 4 · 5 · 6 · 7 · 8 · 9 · 10 · 11 · 12 · 13 · 14 · 15 · 16 |
■ Verzen van Markus 10 becommentarieerd: · 3 · 5 · 6 · 14 · 18 · 21 · 23 · 27 · 33 · 34 · 38 · 39 · 40 · 44 · 45 · 46 · 47 · 49 |
Samenvatting
1-10 Jezus beantwoordt de vraag van farizeeën, en later van zijn discipelen, of een man zijn vrouw mag verstoten. 13-16 Jezus bestraft zijn leerlingen, die kinderen bij hem willen weghouden. Hij stelt kinderen tot voorbeeld: van de zodanigen is het koninkrijk der hemelen. Hij ontvangt de kinderen en zegent hen. 17-22 Een rijke vrome man wenst het eeuwige leven te beërven, maar hij wil zijn rijkdom er niet voor opgeven. 23-27 Een rijke kan, zegt Jezus, moeilijk het koninkrijk van God binnengaan. Op de vraag van de discipelen, wie dan behouden kan worden, antwoordt Jezus dat bij God alles mogelijk is. 28-31 Goederen opgeven voor Jezus en voor het evangelie, en terugontvangen. 32-34 Op weg met zijn bevreesde discipelen naar Jeruzalem kondigt Jezus hen voor de derde maal zijn lijden, dood en opstanding aan. 35-45 Twee discipelen verzoeken Jezus naast Hem te mogen zitten in Zijn heerlijkheid, wat de andere discipelen hen zeer kwalijk nemen. Daarop onderwijst Jezus de discipelen over grootheid en dienstbaarheid en over Zijn dienst voor velen. 46-50 Bij Jericho geneest Jezus de blinde Bartimeüs, die om zijn erbarming roept.
3
3 Hij nu antwoordde en zei tot hen: Wat heeft Mozes u geboden? (Telos)
Wat heeft Mozes u geboden? De wet van Mozes had gezag voor de farizeeën. Jezus verwijst hen naar die wet.
5
5 Jezus nu zei tot hen: Om de hardheid van uw hart heeft hij u dit gebod geschreven; (Telos)
Om de hardheid van uw hart enz. Het was een onwenselijke tegemoetkoming. De Heer zegt niet in het algemeen: "om de hardheid van 's mensen hart" of "om de hardheid van het hart der mensen", maar "om de hardheid van uw hart". Hij wil hun geweten raken, hun zelfinzicht bijbrengen. De hardheid van het hart van de farizeeën maakte hen onontvankelijk voor de goddelijkheid van Jezus' woorden en daden.
6
6 van het begin van de schepping echter heeft Hij hen mannelijk en vrouwelijk gemaakt. (Telos)
Mannelijk en vrouwelijk gemaakt. Twee varianten, niet meer. Non-binaire genderidentiteiten zijn vormen van zelfmisleiding, zijn stoornissen (geslachtsidentiteitsstoornis).
14
14 Toen Jezus echter dit zag, nam Hij het hun zeer kwalijk en zei bestraffend tot hen: Laat de kinderen bij Mij komen, verhindert ze niet, want van de zodanigen is het koninkrijk van God. (Telos)
Van de zodanigen. Van hen die zijn als de kinderen; zie vs. 15.
18
18 Jezus echter zei tot hem: Waarom noemt u Mij goed? Niemand is goed dan Een: God. (Telos)
Daarmee zegt Jezus niet dat Hijzelf niet goed is. Hij vestigt de aandacht op de goedheid van God. Mensen zijn niet 'goed' (behalve de mens Jezus, die een zondeloze natuur had en zich door de Geest liet leiden), alleen God verdient het 'goed' genoemd te worden. De rijke man zag Jezus als een vrome leraar.
Jezus, onze goede Meester, toont zich hier een nederig mens: Hij wijst op God.
21
21 Jezus nu keek hem aan en had hem lief, en Hij zei tot hem: Een ding ontbreekt u: ga heen, verkoop alles wat u hebt en geef het aan de armen, en u zult een schat hebben in de hemel, en kom, volg Mij. (Telos)
Jezus nu keek hem aan. Vs. 23: "terwijl Jezus rondkeek". Vs. 27: "Jezus keek hen aan".
23
23 En terwijl Jezus rondkeek, zei Hij tot zijn discipelen: Hoe moeilijk zullen zij die vermogen hebben het koninkrijk van God binnengaan. (Telos)
Terwijl Jezus rondkeek. Vs. 21: "Jezus nu keek hem aan". Vs. 27: "Jezus keek hen aan".
27
27 Jezus keek hen aan en zei: Bij mensen is het onmogelijk, maar niet bij God, want alles is mogelijk bij God. (Telos)
Jezus keek hen aan. Zie ook vs. 21, 23.
33
33 Zie, wij trekken op naar Jeruzalem, en de Zoon des mensen zal overgeleverd worden aan de overpriesters en de schriftgeleerden, en zij zullen Hem ter dood veroordelen en Hem overleveren aan de volken; (Telos)
's Heren overlevering zou in twee etappes gebeuren: eerst aan de godsdienstige elite, daarna aan de Romeinse prefect Pilatus.
34
34 en zij zullen Hem bespotten, Hem bespuwen, Hem geselen en doden; en na drie dagen zal Hij opstaan. (Telos)
Al deze afzonderlijk genoemd daden tegen Hem zijn gebeurd.
En na drie dagen zal Hij opstaan. De Heiland is in hope gestorven en zijn hoop is vervuld. Ook wij mogen sterven, ontslapen, in de zekere hoop op de opstanding.
38
38 Jezus echter zei tot hen: U weet niet wat u vraagt. Kunt u de drinkbeker drinken die Ik drink, of met de doop worden gedoopt waarmee Ik word gedoopt? (Telos)
Met de doop worden gedoopt waarmee Ik word gedoopt. Hij werd ondergedompeld in lijden, gedoopt met vuur, d.w.z. met een straf, "die ons de vrede aanbrengt" (Jes. 53:5).
Jes 53:5 Maar Hij is om onze overtredingen verwond, om onze ongerechtigheden is Hij verbrijzeld; de straf, die ons den vrede aanbrengt, was op Hem, en door Zijn striemen is ons genezing geworden. (SV)
Mt 3:11 Ik doop u wel met water tot bekering; maar Hij die na mij komt, is sterker dan ik, Wiens sandalen ik niet waard ben te dragen; Hij zal u dopen met de Heilige Geest en vuur; (Telos)
Lu 3:16 antwoordde Johannes en zei tot allen: Ik doop u wel met water, maar Hij komt die sterker is dan ik, Wiens schoenriemen ik niet waard ben los te maken; Hij zal u dopen met de Heilige Geest en vuur; (Telos)
39
39 Zij nu zeiden tot Hem: Wij kunnen het. Jezus nu zei tot hen: De drinkbeker die Ik drink, zult u drinken, en met de doop waarmee Ik word gedoopt, zult u worden gedoopt; (Telos)
Ook zij zouden door de weg van lijden gaan tot heerlijkheid.
Ro 8:18 Want ik acht, dat het lijden van de tegenwoordige tijd niet waard is vergeleken te worden met de toekomstige heerlijkheid die aan ons geopenbaard zal worden. (Telos)
1Pe 4:13 maar naarmate u deel hebt aan het lijden van Christus, verblijdt u, opdat u zich ook verblijdt met vreugdegejuich bij de openbaring van zijn heerlijkheid. (Telos)
1Pe 5:1 De oudsten onder u vermaan ik dus, de medeoudste en getuige van het lijden van Christus en ook de deelgenoot van de heerlijkheid die geopenbaard zal worden; (Telos)
Jakobus was de eerste apostel die werd gedood. Zijn broer Johannes werd verbannen naar het eiland Patmos. Beiden hebben Jezus' heerlijkheid gezien op de hoge berg, waarop hij verheerlijkt werd. En Johannes aanschouwde, lijfelijk op Patmos, maar in de geest door een engel gevoerd op een hoge berg, de heerlijkheid van het hemelse Jeruzalem.
40
40 maar het zitten aan mijn rechterhand of aan mijn linkerhand is niet aan Mij om te geven, maar is voor hen wie het is bereid. (Telos)
Voor hen wie het is bereid. Voor wie die plaats aan Zijn zijde ook bereid is, in elk geval bereidt de Heer voor ons allen, die Hem als Heiland en Heer hebben aangenomen, een plaats in het Vaderhuis.
Johannes 14: 2 In het huis van mijn Vader zijn vele woningen; als het niet zo was, zou Ik het u hebben gezegd, want Ik ga heen om u plaats te bereiden. 3 En als Ik ben heengegaan en u plaats heb bereid, kom Ik weer en zal u tot Mij nemen, opdat ook u zult zijn waar Ik ben.
44
44 maar wie onder u groot wil worden, zal uw dienstknecht zijn, en wie onder u de eerste wil zijn, zal slaaf van allen zijn. (Telos)
Dienstknecht. Gr. diakonos. Statenvertaling en Herziene Statenvertaling: 'dienaar'.
Slaaf. Gr. doulos. Statenvertaling: 'dienstknecht'. Herziene Statenvertaling: 'dienaar'.
45
45 Want ook de Zoon des mensen is niet gekomen om Zich te laten dienen, maar om te dienen en zijn leven te geven als losprijs voor velen. (Telos)
Maar om te dienen enz. Zijn hoogste dienst was het overgeven van Zijn rein en heilig leven tot een losprijs. Voordien diende Hij bij gelegenheid van het laatste avondmaal: als een slaaf wast Hij de voeten van zijn discipelen.
Genezing van de blinde Bartimeüs (46-52)
46
46 En zij kwamen in Jericho; en toen Hij Jericho uitging met zijn discipelen en een aanzienlijke menigte, zat de zoon van Timeüs, Bartimeüs, een blinde bedelaar, langs de weg. (Telos)
Bartimeüs. Zijn naam wordt niet genoemd in de parallelteksten in Matth. en Luk. De naam betekent "zoon van Timeüs". Wellicht heeft Markus, de schrijver van het evangelie, hem gekend.
47
Mr 10:47 En toen hij had gehoord dat het Jezus de Nazarener was, begon hij de woorden te roepen: Zoon van David, Jezus, erbarm U over mij! (Telos)
Jezus de Nazarener. Een Nazarener heet de inwoner van Nazareth of iemand die afkomstig is uit Nazareth. Jezus is in Nazareth opgegroeid.
Zoon van David. Een messiaanse titel. Bartimeüs erkent dat Jezus de Christus is, de Verlosser-Koning.
49
Mr 10:49 En Jezus bleef staan en zei: Roept hem; en zij riepen de blinde en zeiden tot hem: Heb goede moed, sta op, Hij roept u. (Telos)
Heb goede moed, sta op, Hij roept u. In vers 48 waarschuwen ze hem en in vers 49 bemoedigen ze hem. Het schijnt dat de houding van de mensen omslaat. Een ander verklaring heeft het, dat in vers 48 mensen uit de menigte hem waarschuwden en in vers 49 discipelen van de Heer hem waarschuwden. Men kan immers onderscheiden, met vs. 46, de discipelen en de aanzienlijke menigte. De discipelen waren nabij de Heer en hoorden hem zeggen "Roept hem". De menigte vond Bartimeüs een stoorzender. Zij was met Jezus op weg naar Jeruzalem, wellicht hopend dat Hij als de messiaanse koning begroet en aangenomen zou worden.
51
Mr 10:51 En Jezus antwoordde hem en zei: Wat wilt u dat Ik u doe? De blinde nu zei tot Hem: Rabboeni, dat ik weer kan zien. (Telos)
Rabboeni. Een eretitel, zie Rabboeni.
52
Mr 10:52 En Jezus zei tot hem: Ga heen, uw geloof heeft u behouden. En terstond kon hij weer zien, en hij volgde Hem op de weg. (Telos)
Ga heen. Meermalen zond Jezus genezen en bevrijden heen, gaf hen terug (jongeling van Naïn). Het ging hem niet om een groot gevolg van mensen die hem fysiek volgden.
Uw geloof. Bartimeüs gaf blijk dat hij Jezus als de Messias erkende en dat hij Jezus hem kon genezen.
Hij volgde Hem op de weg. De genezen blinde ging niet terstond naar zijn familie, maar volgde eerst zijn Heiland op de weg.
Nabeschouwing (46-52)
Parallelplaatsen: Matth. 20:29-34, Luk. 18:35-43. Markus en Lukas hebben het over een enkele blinde. Mattheüs, die de koninklijke majesteit van de Heer Jezus voorstelt, spreekt van twee blinden. Het gaat hem niet zozeer om een enkeling, maar om de omvang van Jezus' machtig werk. Alleen Markus noemt de naam van die ene blinde.