Markus 7
Markus 7 is een hoofdstuk van Evangelie naar Markus, een geschrift in de Bijbel, en telt 37 verzen.
■ Hoofdstukken van Evangelie naar Markus samengevat en/of becommentarieerd: · 1 · 2 · 3 · 4 · 5 · 6 · 7 · 8 · 9 · 10 · 11 · 12 · 13 · 14 · 15 · 16 |
■ Verzen van Markus 7 becommentarieerd: · 10 · 11 · 12 · 15 · 22 · 24 · 31 · 33 · 34 · 35 |
Samenvatting
1-23 Menselijke overlevering inzake verontreiniging. De echte verontreiniging is zedelijk en komt voort uit het hart. 24-30 De SyroFenicische vrouw en haar bezeten dochtertje. Jezus geneest het kind op afstand. 31-37 In Dekápolis geneest Jezus een dove die moeilijk spreekt.
10
10 Want Mozes heeft gezegd: ‘Eer uw vader en uw moeder’, en: ‘Wie vader of moeder vloekt, moet de dood sterven’. (Telos)
Eer uw vader en uw moeder. Hen eren "betekende voor het Jodendom ook: voor hen zorgen, wanneer zij oud waren, hun te eten geven, te kleden, voor warm beddegoed te zorgen en met hen uit te gaan"[1].
11
11 Maar u zegt: ‘Als een mens tot zijn vader of zijn moeder zegt: Het is korban (dat is: een gave), wat u ook van mij ten nutte zou kunnen komen’, (Telos)
Het is korban (dat is: een gave). Dat wil zeggen: het is een aan God beloofd offer. Wat iemand zijn ouders voor hun onderhoud had kunnen geven, onthoudt hij hen met de woorden "het is korban", het is aan God gewijd. Het was niet vereist dat de gave metterdaad gebracht werd! De formule "het is korban" was bindend, zozeer, dat schriftgeleerden in de 2e eeuw er over discussieerden of en hoe hij weer ongedaan gemaakt kon worden[1].
Mt 9:13 Gaat dan heen en leert wat het is: ‘Barmhartigheid wil Ik en geen offer’; want Ik ben niet gekomen om rechtvaardigen te roepen, maar zondaars. (Telos)
Zie ook het commentaar op de parallel tekst Mattheüs 15:5.
12
12 dan laat u hem niet meer toe iets voor zijn vader of zijn moeder te doen, (Telos)
Want zou hij van zijn geheiligde gave iets geven aan zijn ouders, dan zou hij volgens de farizeeën God beroven.
15
15 Er is niets dat van buiten de mens in hem gaat dat hem kan verontreinigen; maar wat uit de mens naar buiten gaat, dat is het wat de mens verontreinigt. (Telos)
Er is niets dat van buiten de mens in hem gaat dat hem kan verontreinigen. Zie vs. 18v.
Wat uit de mens naar buiten gaat, dat is het wat de mens verontreinigt. Zie vs. 20v.
22
22 diefstallen, moorden, overspelen, hebzuchtigheden, boosheden, bedrog, losbandigheid, een boos oog, lastering, hoogmoed, onverstand; (CP[2])
Overspelen. Synoniem: overspelerijen. Het Griekse woord is een meervoud.
Hebzuchtigheden. Het Griekse woord is een meervoud. Statenvertaling: gierigheden.
24
24 Hij nu stond vandaar op en ging weg naar het gebied van Tyrus <en Sidon>; en toen Hij een huis was binnengegaan, wilde Hij niet dat iemand het wist; Hij kon echter niet verborgen blijven. (Telos)
Naar het gebied van Tyrus.
31
31 En toen Hij weer uit het gebied van Tyrus was weggegaan, kwam Hij door Sidon naar de zee van Galilea, midden door het gebied van Dekapolis. (Telos)
Door Sidon enz. Sidon ligt noordelijker dan Tyrus. Dat betekent dat hij vanaf Tyrus een eind in noordelijke richting is gegaan en toen is omgebogen naar het zuiden. Waarschijnlijk is de Heer door Gaulanitis en Dekapolis bij de zee van Galilea gekomen.
33
33 En Hij nam hem van de menigte afzonderlijk, stak zijn vingers in zijn oren en na gespuwd te hebben raakte Hij zijn tong aan; (SV)
Oren ... tong. De organen die niet of gebrekkig werkten (32).
34
34 en Hij keek op naar de hemel, zuchtte en zei tot hem: Effatha! dat is: Word geopend! (Telos)
Effatha! Een woord uit het Aramees, de gewone taal in Judea toentertijd. Zie Effatha.
35
35 En terstond werden zijn oren geopend en de band van zijn tong werd los en hij sprak goed. (Telos)
Hij sprak goed. Hij, die eerst "moeilijk sprak" (32).