David

Uit Christipedia

David was de tweede koning van Israël. Hij was een man naar Gods hart en een voorvader van onze Heer Jezus Christus. Ook is David in zekere opzichten een voorafbeelding van Christus.

Over David gaan onder mee de volgende Schriftplaatsen: 1 Sam. 16v.; 17: 34-54; 18: 6-9; 2 Sam. 2: 4, 11; 12: 1-19; 5: 3; 1 Kron. 11: 30.

Zijn naam betekent ‘bemind, beminde, geliefde, vriend’, van het werkwoord Dôd = Jadôd, ‘beminnen’[1], vgl. 1 Sam. 16:19.

Hij was de jongste zoon van Isaï, een aanzienlijke Hebreeër te Bethlehem van de stam Juda. Zijn moeder noemt hij Gods dienares.

Ps 86:16 Wend U tot mij en wees mij genadig, geef Uw dienaar Uw kracht, verlos de zoon van Uw dienares. (HSV)

Geslachtslijn
Boaz
 
Ruth
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Obed
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Isaï
 
?
 
Nahas
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Eliab
 
Zeruja
 
 
 
 
Abinadab
 
Abigaïl
 
 
 
 
Simea
 
 
 
 
Nethaneël
 
 
 
 
Raddai
 
 
 
 
Ozem
 
 
 
 
David
David versloeg Goliath met een slinger en een steen. De steen trof de reus aan zijn voorhoofd.

In zijn jeugd weidde hij het kleinvee van zijn vader, en gaf reeds vroeg blijken van verstand, moed, dapperheid en kennis in de toonkunst, waardoor bij de herhaalde zwaarmoedige vlagen van Saul, de eerste koning van Israël, verdreef. En als lierdichter verhief hij zijn psalmen tot een zeer hoge trap van voortreffelijkheid.

Zijn overwinning op de reus Goliath verwierf hem de eer en liefde van zijn volk, doch verwekte ook de nijd en de afgunst van de toen regerende koning Saul, die hem van toen af met een afgunstig oog aanzag. Samuël zalfde hem, nog bij Sauls leven, tot toekomstige koning over Israël, en nu trad Saul als openlijke vijand op, en vervolgde hem tot zijn dood.

Na Sauls dood besteeg David eerst de troon van Juda, en, na de dood van Sauls zoon Isboseth, die van heel Israël.

2Sa 2:10 Isboset, de zoon van Saul, was veertig jaar oud, toen hij koning werd over Israel, en hij regeerde twee jaar. Slechts het huis van Juda volgde David. (NBG51)

Hij huwde meerdere vrouwen en kreeg meerdere kinderen. Zijn eerste vrouw was Michal, een dochter van koning Saul. Toen David voor Saul op de vlucht was, huwelijkte Saul haar uit aan Palthiël. Te Hebron kreeg hij zijn eerste zes zonen (2 Sam. 3:2-5). Ammon was zijn eerstgeborene.

Davids vrouwen en kinderen
 
 
 
 
Saul
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Talmai
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Ammiël
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
David
 
Michal
 
Abigaïl
 
Ahinoam
 
Maächa
 
Haggith
 
Abital
 
Egla
 
Bathseba
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Kileab
2e zoon
 
Amnon
1e zoon
 
Absalom
3e zoon
 
Adonia
4e zoon
 
Sefatja
5e zoon
 
Jithream
6e zoon
 
[?]
 
 
 
 
 
 
 
 
Daniël
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Salomo
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Simea
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Sobab
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Nathan

Zijn rijk strekte zich uit van de Eufraat tot aan de Middellandse Zee, en van Fenicië tot de Arabische zeeboezem.

Hij moedigde de kunsten, en voornamelijk de bouwkunst, aan , voerde een betere krijgstucht in en verbeterde het rechterambt. Doch hij mocht geen voortdurende rust genieten, en had met veel onaangenaamheden en verdriet te kampen, onder meer de opstand van zijn zoon Absalom. Hij regeerde 40 jaren.

Psalmen

David heeft veel psalmen gedicht. Psalm 3 bijvoorbeeld schreef hij naar aanleiding van de opstand van zijn zoon Absalom. Sommige psalmen van David wijzen heen naar de Messias, bijvoorbeeld Psalm 22.

Ps 22:1 Een psalm van David, voor de koorleider, op ‘De hinde van de dageraad’. Ps. 22:2 Mijn God, mijn God, waarom hebt U mij verlaten, [bent U] ver van mijn verlossing, [van] de woorden van mijn jammerklacht?

De woorden ‘Mijn God, mijn, waarom hebt U mij verlaten’ sprak de Heer Jezus toen Hij aan het kruis leed.

David en Jezus

David was de voorvader van Jezus Christus en de grote koning van Israel, de koning die door lijden en vervolging heen tot heerlijkheid en heerschappij kwam. Ook zijn zoon, onze Heer Jezus, komt door lijden en vervolging heen tot heerlijkheid en heerschappij.

Zijn overwinning over Goliath is een type van de overwinning van onze Heer Jezus over de satan, 'de sterke' (Matth. 12:29; Marc. 3:27), 'de overste van de macht der lucht' (Ef. 2:5).

In de tijd dat David vervolgd werd en leed, voegden zich allerlei mensen bij hem. Sommigen waren verbitterd, anderen hadden schulden. Ze kozen ervoor het leven met hem door te brengen en uiteindelijk te delen in zijn overwinning en verhoging.

1 Sam 22:2 Ook voegde zich bij hem ieder die in moeilijkheden verkeerde, ieder die een schuldeiser had, ieder die verbitterd was, en hij werd hun aanvoerder.(NBG51)

We zien het ook bij de Heer Jezus, de zoon van David. Bij Hem voegen zich mensen die in de kreukels zitten, die schulden hebben. Ook zij zullen delen in Zijn overwinning en verheerlijking.

David was “een man naar Gods hart”. De naam “David” betekent “bemind, geliefd”. De Heer Jezus was eveneens een “man naar Gods hart”, door God de vader bemind.

Bron

S.J. van Ronkel, Woordenboek der eigennamen, naar hunne eerste spelling en oorspronkelijke uitspraak met eene korte beschrijving de personen, landen en plaatsen, in het Oude Testament voorkomende, en voor het grootste gedeelte ook etymologisch behandeld. (Groningen: M. Smit, 1835) s.v. David. Hieruit is op 28 maart 2015 tekst genomen en verwerkt.

Voetnoot

  1. S.J. van Ronkel, Woordenboek der eigennamen, naar hunne eerste spelling en oorspronkelijke uitspraak met eene korte beschrijving de personen, landen en plaatsen, in het Oude Testament voorkomende, en voor het grootste gedeelte ook etymologisch behandeld. (Groningen: M. Smit, 1835) s.v. David, heeft de betekenis ‘vriend, geliefde’. Van Ronkel was destijds hoofdonderwijzer aan een Joodse school en beëdigd vertaler.