Psalmen (boek)/Onderwerpen/Hallel
Op deze pagina wordt het onderwerp Hallel in verband met het bijbelboek Psalmen (boek) behandeld.
De psalmen 113 - 118 maken het zogenaamde „Hallel" (= lofzang) uit. Ze werden gezongen op de Joodse feesten: Pasen, Wekenfeest, Loofhutten, Nieuwemaan en Tempelwijding (chanoekafeest). Op Pasen werden de psalmen 113 en 114 aangeheven vóór de paasmaaltijd, de andere daarna, nadat de vierde beker was ingeschonken (vergelijk Matth. 26: 30; Marc. 14: 26).
Mr 14:24 En Hij zei tot hen: Dit is mijn bloed, dat van het nieuwe verbond, dat voor velen vergoten wordt. Mr 14:25 Voorwaar, Ik zeg u, dat Ik geenszins meer zal drinken van de vrucht van de wijnstok tot op die dag wanneer Ik die nieuw zal drinken in het koninkrijk van God. Mr 14:26 En nadat zij de lofzang hadden gezongen, gingen zij naar buiten naar de Olijfberg. (TELOS)
Grote Hallel. Werden andere psalmen, als Psalmen 120 -136, er aan toegevoegd, dan heette het „het grote Hallel". Deze "grote lofzang" werd gezongen bij vreugdevolle gelegenheden en ook door hen die bij de viering van Pasen nog een vijfde beker wijn dronken.