Johannes 12

Uit Christipedia

Johannes 12 wordt hieronder samengevat en/of een of meer passages worden becommentarieerd. Van het Evangelie naar Johannes zijn de volgende hoofdstukken samengevat en/of becommentarieerd op Christipedia.

Johannes: 1 · 2 · 3 · 4 · 5 · 6 · 7 · 8 · 9 · 10 · 11 · 12 · 13 · 14 · 15 · 16 · 17 · 18 · 19 · 20 · 21
Johannes, onderwerpen: TekenenDiverse onderwerpen

Samenvatting

In 't kort: Jezus voor zijn begrafenis gezalfd; Zijn intocht in Jeruzalem; over Zijn toekomstige verhoging aan het kruis. — Bij een maaltijd voor Hem aangericht zalft Maria van Bethanië de voeten van de Heer met kostbare nardus (1-11). Gezeten op een ezelsveulen houdt de Heer een glorieuze intocht in Jeruzalem (12-19). De Grieken; de Heer zou de kruisdood sterven; zijn toespraak tot de menigte (20 - 50).

7

Joh 12:7  Jezus dan zei: Laat haar begaan; zij heeft dit bewaard voor de dag van mijn begrafenis. (Telos)

Het was de gewoonte doden te balsemen met zalven en specerijen. Door de drang van haar hart te volgen, door de zo kostbare zalf te besparen en Jezus' voeten daarmee te zalven, heeft zij de dag van Jezus' begrafenis voorgesteld, die nu zeer nabij is. Zij heeft zijn lichaam vooraf gebalsemd.

Maria had misschien, met Thomas en de andere discipelen, weet van de dreiging van de zijde van de godsdienstige elite. Het is goed mogelijk dat zij de aanstaande dood van Jezus had aangevoeld en met het oog daarop Hem gezalfd had. Het is ook denkbaar dat zij geen kennis had van Jezus' aanstaande dood en hem niet met het oog daarop gezalfd had. Het kan een besturing van de Heilige Geest zijn geweest om door een zalving met kostbare nardus haar dankbaarheid voor de opwekking van Lazarus te uiten en zo de begrafenis van Jezus voor te stellen.

10

Joh 12:10  De overpriesters nu beraadslaagden om ook Lazarus te doden, (Telos)

Ook Lazarus te doden. Dus niet alleen Jezus.

31

Joh 12:31 Nu is het oordeel van deze wereld; nu zal de overste van deze wereld worden buitengeworpen. (Telos)

Nu is het oordeel van deze wereld. Omdat het duidelijk is dat de Verlosser wordt verworpen en gekruisigd.

Buitengeworpen. Uit de wereld, waaruit hij uiteindelijk verwijderd zal worden en een duizendjarige gevangenisperiode zal moeten uitzitten? Maar het gaat in dit ver om het oordeel van de wereld. Verwijdering van de duivel uit de wereld is geen oordeel, maar een verlossing. Daarom is het waarschijnlijker dat de Heer bedoeld dat de duivel uit de hemel wordt neergeworpen op deze aarde.

Lu 10:18 Hij nu zei tot hen: Ik zag de satan als een bliksem uit de hemel vallen. (Telos)

Voorziet de Heer wat in bijzonderheden wordt beschreven in Opb. 12?

Opb 12:7  En er kwam oorlog in de hemel: Michael en zijn engelen voerden oorlog tegen de draak, en de draak voerde oorlog en zijn engelen; Opb 12:8  en hij was niet sterk genoeg, en hun plaats werd in de hemel niet meer gevonden. Opb 12:9  En de grote draak werd neergeworpen, de oude slang, die genoemd wordt duivel en de satan, die het hele aardrijk misleidt; hij werd neergeworpen op de aarde en zijn engelen werden met hem neergeworpen. Opb 12:10  En ik hoorde een luide stem in de hemel zeggen: Nu is de behoudenis gekomen en de kracht en het koninkrijk van onze God en het gezag van zijn Christus; want de aanklager van onze broeders, die hen dag en nacht voor onze God aanklaagde, is neergeworpen. (...)  Opb 12:12  Daarom weest vrolijk, hemelen en die daarin woont. Wee de aarde en de zee, want de duivel is tot u neergekomen met grote grimmigheid, daar hij weet dat hij weinig tijd heeft. (Telos)

Merk op dat ook in Opb. 12 de buitenwerping uit de hemel verband houdt met het oordeel van deze wereld.

Nu... nu. Het werk van de verworpen Heiland betekent het einde van de macht van de duivel. Waarschijnlijk spreekt de Heer dit vanuit een goddelijk tijdsbewustzijn. Immers, voor God is duizend jaar als één dag.

32

Joh 12:32  En als Ik van de aarde ben verhoogd, zal Ik allen tot Mijzelf trekken. (Telos)

Tegenover de uitwerping van de overste van deze wereld (31) staat de aantrekking en aanneming van wereldlingen die in de Heiland der wereld geloven en zich tot Hem bekeren.

34

Joh 12:34 De menigte dan antwoordde Hem: Wij hebben uit de wet gehoord dat de Christus tot in eeuwigheid blijft; en hoe zegt U dan dat de Zoon des mensen moet worden verhoogd? Wie is die Zoon des mensen? (Telos)

Uit de wet gehoord.

Ps 89:3 (89-4) Ik heb een verbond gemaakt met Mijn uitverkorene; Ik heb Mijn knecht David gezworen: Ps 89:4 (89-5) Ik zal uw zaad tot in eeuwigheid bevestigen, en uw troon opbouwen van geslacht tot geslacht. Sela. (…) Ps 89:29 (89-30) En Ik zal zijn zaad in eeuwigheid zetten, en zijn troon als de dagen der hemelen. (…) Ps 89:36 (89-37) Zijn zaad zal in der eeuwigheid zijn, en zijn troon zal voor Mij zijn gelijk de zon. (SV)

Ps 110:4 De HEERE heeft gezworen en Hij zal er geen berouw van hebben: U bent Priester voor eeuwig, naar de ordening van Melchizedek. (HSV)

Jes 9:6 (9-5) Want een Kind is ons geboren, een Zoon is ons gegeven, en de heerschappij is op Zijn schouder; en men noemt Zijn naam Wonderlijk, Raad, Sterke God, Vader der eeuwigheid, Vredevorst; Jes 9:7 (9-6) Der grootheid dezer heerschappij en des vredes zal geen einde zijn op den troon van David en in zijn koninkrijk, om dat te bevestigen, en dat te sterken met gericht en met gerechtigheid, van nu aan tot in eeuwigheid toe. De ijver des HEEREN der heirscharen zal zulks doen. (SV)

Da 7:14 En Hem werd gegeven heerschappij, en eer, en het Koninkrijk, dat Hem alle volken, natiën en tongen eren zouden; Zijn heerschappij is een eeuwige heerschappij, die niet vergaan zal, en Zijn Koninkrijk zal niet verdorven worden. (SV)

12:35

Joh 12:35 Jezus dan zei tot hen: Nog een korte tijd is het licht onder u; wandelt terwijl u het licht hebt, opdat de duisternis u niet overvalt. En wie in de duisternis wandelt, weet niet waar hij heengaat. (Telos)

De Heer Jezus is het Licht der wereld. Hij zou heengaan naar de Vader. De zon gaat onder, maar komt gelukkig de volgende dag ook weer op, nadat de morgenster haar komst heeft aangekondigd.

44

Joh 12:44 Jezus nu riep en zei: Wie in Mij gelooft, gelooft niet in Mij, maar in Hem die Mij heeft gezonden. Joh 12:45  En wie Mij aanschouwt, aanschouwt Hem die Mij heeft gezonden. (Telos) 

Wie in Mij gelooft, gelooft niet in Mij, maar in Hem die Mij heeft gezonden. De Heer richt onze aandacht op Zijn Zender, de Vader. Deed Hij al eerder (Mark. 10:18; Luk. 18:19):

Mr 10:18  Jezus echter zei tot hem: Waarom noemt u Mij goed? Niemand is goed dan Een: God. (Telos)

Nabeschouwing

Maria, die aanvoelt wat Jezus zal overkomen, zalft zijn lichaam voor zijn begrafenis, en het huis wordt gevuld met de geur van de zalf. Het gelovig overblijfsel in Bethanië onderscheidt zich door de plaats die Jezus in hun hart had en Maria onderscheidt zich door haar verstaan van Jezus' waardij. Tegenover de dochter van Sion wordt een laatste getuigenis afgelegd, als haar koning Jeruzalem binnenkomt, zittend op het veulen van een ezelin, te midden van een juichende menigte, die getuige was geweest van Lazarus' opwekking. De Farizeeën zijn verward.

Nadat zijn heerlijkheid als Zoon van God was vertoond en de Heer aan Jeruzalem als Zoon van David was voorgesteld, wensen sommige Grieken, heidenen, Jezus te zien. Hun verzoek geeft aanleiding om een andere heerlijkheid van de Heer Jezus naar voren te brengen. Hij is de Zoon des mensen. En het uur was gekomen dat Deze verheerlijkt moest worden. Hij kon het koninkrijk niet aanvaarden en zegen brengen voor Joden of Grieken zonder te sterven. Terwijl de heerlijkheid van het koninkrijk werd uitgesteld, zou de Heer Zelf verheerlijkt worden als Zoon des mensen, en door te sterven als een graankorrel veel vrucht voortbrengen. Maar dit was voor een andere wereld - voor het eeuwige leven; men moet zijn leven in deze wereld haten een verworpen Christus volgen. We zien wat de raadsbesluiten van God zijn in verband met de mens die in de hemel wordt verheerlijkt, en hoe de dood van de Zoon des mensen dat tot stand zou brengen. De wereld hier beneden is nu definitief geoordeeld en haar vorst, de duivel, uitgeworpen. Een verhoogde Mensenzoon wordt het aantrekkende voorwerp en het verzamelpunt voor het geloof. Het hoofdstuk sluit af met de verwerping van de Joden. Van toen af is de bediening van de Heer in de besloten kring van zijn leerlingen.

Bronnen

Patrik, Polus en Wels, de Verklaring van de Geheele Heilige Schrift, door eenigen van de voornaamste Engelsche Godgeleerden (18e eeuw). Enige tekst van het commentaar bij Joh. 12:7 is onder wijziging verwerkt op 8 dec. 2021.

Karl August Dächsel; F. P. L. C. van Lingen; H. van Griethuijsen, Antz. et al, Bijbel, of De geheele Heilige Schrift, bevattende al de kanonieke boeken van het Oude en Nieuwe Testament (volgens de Staten-overzetting): met in den tekst ingelaschte verklaringen en aanmerkingen van de beroemdste godgeleerden uit alle tijden (Kampen: Bos, 1893-1901), commentaar op Joh. 12:7. Enige tekst hiervan is onder wijziging verwerkt op 8 dec. 2021.