Kaïn
Kaïn was de eerstgeboren mens en de oudste zoon van Adam en Eva, het eerste mensenpaar. Een andere, niet nader bekende Kaïn was de stamvader van de Kenieten.
Zoon van Adam
Geneaologie. Kaïn was de eerstgeboren mens, de eerstgeboren man en de tweede man in de menselijke geschiedenis.
Adams nageslacht |
---|
Zijn naam betekent 'gekregen'[1], 'aanwinst', 'bezit'.
Ge 4:1 En Adam had gemeenschap met Eva, zijn vrouw, en zij werd zwanger en baarde Kaïn, en zei: Ik heb een man van de HEERE gekregen! (HSV)
Kaïn was voor zijn moeder Eva 'de gekregene'. Misschien had zij bij de naamgeving gedacht aan de belofte van een zaad. De belofte was haar door God gedaan. Van Hem had zij dan ook een zoon gekregen. Eva, de eerste vrouw, was uit de man; de Gekregene, de tweede man, was uit haar, uit de vrouw.
Toen hij en zijn broer elk een offer aan God brachten, zag God Abel en zijn offer aan, maar Kaïn en diens offer zag Hij niet aan. Daarop ontstak Kaïn in toorn.
Ge 4:6 En de HEERE zei tegen Kaïn: Waarom bent u [in woede] ontstoken en waarom heeft u uw hoofd laten zakken? Ge 4:7 Is het niet zo dat u, als u het goede doet, [uw hoofd] kunt opheffen? Maar als u niet het goede doet, ligt de zonde aan de deur. Naar u gaat zijn begeerte uit, maar ú moet over hem heersen. (HSV)
De eerstgeborene van de gevallen mensheid werd helaas de eerste moordenaar: hij sloeg zijn jongere broer Abel dood. Hij was "uit de boze", de duivel had invloed op zijn leven.
1Jo 3:11 Want dit is de boodschap die u van het begin af hebt gehoord, dat wij elkaar zouden liefhebben; 1Jo 3:12 niet zoals Kain uit de boze was en zijn broer doodsloeg. En waarom sloeg hij hem dood? Omdat zijn werken boos waren en die van zijn broer rechtvaardig. (TELOS)
Kaïns werken vóór zijn moord waren boos. Het goede deed het niet (vgl. Gen. 4:7). Daarom zag God hem en zijn offer niet aan. Dit was niet te wijten aan de aard van het offer - de schaapherder Abel bracht een bloedig offer, de landbouwer Kaïn een onbloedig offer - maar aan zijn boze werken.
Kaïn werd door God vervloekt, hoewel God hem bescherming bood tegen verwanten die wraak wilden nemen.
De 'moeder van alle levenden' (Eva = 'levengeefster') had een zoon gebaard, die helaas een doodslager was geworden. Gekregen (of Aanwinst) berokkende haar verlies, het verlies van haar zoon Abel en misschien, door zijn vertrek, het 'sociale' verlies van haar tweede zoon.
De vrouw van Kaïn
Ge 4:16 Toen ging Kaïn weg van het aangezicht van de HEERE; en hij woonde in het land Nod, ten oosten van Eden. Ge 4:17 En Kaïn had gemeenschap met zijn vrouw, en zij werd zwanger en baarde Henoch. [Kaïn] was een stad aan het bouwen, en hij noemde de naam van die stad naar de naam van zijn zoon, Henoch. (HSV)
Kaïn huwde met een vrouw, die een zus of nicht van hem was. Want behalve Kain en Abel kregen Adam en Eva nog meer kinderen. Vergelijk:
Ge 5:4 En Adams dagen, nadat hij Seth gewonnen had, zijn geweest achthonderd jaren; en hij gewon zonen en dochteren. (SV)
We kennen niet de naam van Kaïns vrouw. De dochters zijn Kaïns ouders worden evenmin met name genoemd. Van Adam kennen we slechts drie mannelijke nakomelingen bij name: Kain, Abel en Seth. Dat er al ten tijde van Kaïn en Abel meer nakomelingen van Adam en Eva op aarde leefden, blijkt uit de opmerking van Kain: 'al wie mij vindt':
Ge 4:14 Zie, Gij hebt mij heden verdreven van den aardbodem, en ik zal voor Uw aangezicht verborgen zijn; en ik zal zwervende en dolende zijn op de aarde, en het zal geschieden, dat al wie mij vindt, mij zal doodslaan. (SV)
Wie zou Kain willen doden? Zijn broers of zussen, of neven en nichten (oomzeggers) zouden het meest gemotiveerd zijn! Die zouden de dood van Abel willen wreken. Bedenk ook dat de eerste generaties een hoge leeftijd bereikten. Onbekend is op welke leeftijd Kaïn de broedermoord pleegde.
Nageslacht van Kaïn
Kaïn verwekte Henoch (= 'toegewijd'). De vroege nakomelingschap van Kaïn wordt vermeld in Gen. 4:18v:
Ge 4:18 En bij Henoch werd Hirad geboren; en Hirad verwekte Mechujaël; en Mechujaël verwekte Methusaël; en Methusaël verwekte Lamech. (HSV)
Aan Henoch werd Hirad (= 'vloot') geboren. Hirad gewon Mechújaël (= 'door God verdelgd'). Mechújaël verwekte Methúsaël (= 'wie is van God'). Aan Methúsaël werd geboren Lamech (= 'krachtig'), niet te verwarren met Noach’s vader (Gen 5.25-29 ). Lamech gewon Jabal (= 'waterstroom') en Jubal (= 'stroom').
Stamvader der Kenieten
In de Bijbel wordt ook een andere Kaïn genoemd: de stamvader van de Kenieten. Hij is ons niet nader bekend. Bileam verwees in een spreuk met 'Kain' naar diens nageslacht, de Kenieten:
Nu 24:21 Toen hij de Kenieten zag, zo hief hij zijn spreuk op, en zeide: Uw woning is vast, en gij hebt uw nest in een steenrots gelegd. Nu 24:22 Evenwel zal Kaïn verteerd worden, totdat u Assur gevankelijk wegvoeren zal! (SV)
Voetnoot
- ↑ Aldus de Herziene Statenvertaling in een voetnoot.