Mattheüs 26

Uit Christipedia

Mattheüs 26, een hoofdstuk van het Evangelie naar Mattheüs, wordt hier samengevat en/of een of meer passages ervan worden becommentarieerd.

Hoofdstukken die zijn samengevat en/of passages ervan becommentarieerd:
Mattheüs: 1 · 2 · 3 · 4 · 5 · 6 · 7 · 8 · 9 · 10 · 11 · 12 · 13 · 14 · 15 · 16 · 17 · 18 · 19 · 20 · 21 · 22 · 23 · 24 · 25 · 26 · 27 · 28

Samenvatting

1 Jezus kondigt zijn aanstaande overlevering en kruisiging aan. 3-5 Plan van de overpriesters en oudsten om Jezus te grijpen en te doden. 6-13 Jezus gezalfd in Bethanië. 14-16 Het verraad van Judas. 17-25 Jezus houdt het pascha met zijn discipelen en voorzegt dat een van hen hem zal overleveren. 26-30 Tijdens de paasmaaltijd stelt Jezus het avondmaal in. 31-34 Jezus voorzegt de val van zijn leerlingen in deze nacht én Petrus' verloochening. 36-46 In Gethsémané bidt Jezus in zware benauwdheid tot Zijn Vader.

2

2 U weet dat na twee dagen het pascha is en de Zoon des mensen wordt overgeleverd om gekruisigd te worden. (Telos) 

De Zoon des mensen wordt overgeleverd om gekruisigd te worden. Zijn aanstaande lijden stond hem klaar voor ogen, zie ook vs. 12 ("mijn begrafenis").

12

12 Want dat zij deze balsem op mijn lichaam heeft gegoten, heeft zij gedaan voor mijn begrafenis. (Telos) 

Voor mijn begrafenis. Zijn einde stond hem duidelijk voor ogen, ook in vs. 2.

16

16 Zij nu betaalden hem dertig zilverlingen uit. En van toen af zocht hij een gelegenheid om Hem over te leveren. (Telos) 

Zij nu betaalden hem dertig zilverlingen uit. Zilverstukken, zilveren sikkels. Deze som had een waarde gelijk aan 120 daglonen, zie Sikkel.

Daarmee ging een profetie in vervulling:

Zacharia 11:12 En ik heb tot hen gezegd: Indien het goed is in uw ogen, geeft mijn loon, maar indien niet, laat het. Toen wogen zij mijn loon af: dertig zilverstukken. Zacharia 11:13 Maar de HERE zeide tot mij: Werp dat de pottenbakker toe; een heerlijke prijs waarop Ik hunnerzijds geschat ben! En ik heb de dertig zilverstukken genomen en die in het huis des HEREN de pottenbakker toegeworpen. (NBG51)

17

17 Op de eerste dag nu van de ongezuurde broden kwamen de discipelen bij Jezus en zeiden: Waar wilt U dat wij U toebereidselen maken om het pascha te eten? (Telos) 

Parallelplaatsen:

Mr 14:12 En op de eerste dag van de ongezuurde broden, waarop men het pascha slachtte, zeiden zijn discipelen tot Hem: Waar wilt U dat wij heengaan en toebereidselen maken dat U het pascha eet? (Telos)

De eerste dag nu van de ongezuurde broden. Op die dag slachtte men het paaslam (Mr. 14:12; Luk. 22:7).

Lu 22:7 De dag nu van de ongezuurde broden kwam, waarop het pascha moest worden geslacht. (Telos)

18

18  Hij nu zei: Gaat de stad in naar die-en-die en zegt tot hem: De Meester zegt: Mijn tijd is nabij; bij u zal Ik het pascha houden met mijn discipelen. (Telos) 

Mijn tijd is nabij. Het einde van zijn aardse leven stond hem zo helder voor ogen. Zie ook vs. 21, 24.

20

20 Toen het nu avond was geworden, lag Hij aan met de twaalf discipelen. (Telos) 

Toen het nu avond was geworden. Het is duidelijk dat de Heer het pascha in de avond gegeten heeft (Mark. 14:14).

21

21 En terwijl zij aten, zei Hij: Voorwaar, Ik zeg u, dat een van u Mij zal overleveren. (Telos) 

En terwijl zij aten. De paasmaaltijd gebruikten. Zie vs. 26.

Voorwaar, Ik zeg u, dat een van u Mij zal overleveren. Het avondmaal, dat hij aanstonds gaat instellen, spreekt van zijn sterven. De woorden die Hij nu uitspreekt laten zien dat hij duidelijk wist wat aan zijn dood zou voorafgaan: de overlevering door Judas Iskariot. Zijn dood was aanstaande (vs. 18: "Mijn tijd is nabij"). Zie ook vs. 24.

23

23 Hij nu antwoordde en zei: Hij die zijn hand met Mij in de schotel indoopt, die zal Mij overleveren. (Telos) 

Hij die zijn hand met Mij in de schotel indoopt. Men at toen zonder vork en lepel. Een stukje brood of een beetje kruiden werd met de hand in de saus gedoopt en dan in de mond gestopt.

"Hij die zijn hand met Mij in de schotel indoopt" is waarschijnlijk een gewone omschrijving van een tafelgenoot. De Statenvertalers verklaren: "een, die met Mij dagelijks eet, die Mijn huis- en tafelgenoot is. Niet dat Christus juist toen met hem tezamen indoopte, want zo zouden de discipelen zeker hebben kunnen weten wie hij was." De Heer antwoordde dus: een van mijn disgenoten (een van jullie) zal mij overleveren. Tegen deze verklaring kan men opwerpen dat zij niets toevoegt aan Zijn eerder woord "een van u".

Ps 41:9 (10) Zelfs de man met wie ik [in] vrede [leefde], op wie ik vertrouwde, die mijn brood at, heeft zich tegen mij gekeerd. (HSV)

De schotel. Velen zijn van mening dat er verscheidene schotels op tafel zullen gestaan hebben en de Heer een halve aanwijzing zal hebben gegeven, namelijk dat het iemand, in Zijn nabijheid gezeten, zou zijn. Een bezwaar tegen deze mening is dat ze strijdt met de tekst, waarin van de bepaalde schotel, "de schotel", gesproken wordt.[1]

Indoopt. Volgens Karl August Dächsel[2] is "indoopte" nauwkeuriger vertaling. Gijs van den Brink[3] heeft "heeft ingedoopt".

26

26 Terwijl zij nu aten, nam Jezus brood en nadat Hij had gezegend, brak Hij het en gaf het aan de discipelen en zei: Neemt, eet, dit is mijn lichaam. (Telos) 

Terwijl zij nu aten. De paasmaaltijd gebruikten; zie ook vs. 21.

Gezegend. Of 'geloofd', 'een lofzegging gesproken'[4].

31

31 Toen zei Jezus tot hen: U zult allen over Mij ten val komen in deze nacht; want er staat geschreven: ‘Ik zal de herder slaan en de schapen van de kudde zullen verstrooid worden’. (Telos) 

Parallelplaats:

Mr 14:27 En Jezus zei tot hen: Allen zult u ten val komen, want er staat geschreven: ‘Ik zal de herder slaan en de schapen zullen verstrooid worden’. (TELOS)

U zult allen over Mij ten val komen. Vs. 33. Hun val houdt verband met hun verstrooiing. De leerlingen verlieten Hem toen hij werd gearresteerd (56). En ze werden verstrooid 'ieder naar het zijne'.

Joh 16:32 Zie, er komt een uur en het is gekomen, dat u verstrooid zult worden, ieder naar het zijne, en u Mij alleen zult laten; en toch ben Ik niet alleen, omdat de Vader met Mij is. (TELOS)

Lu 22:31 Simon, Simon, zie, de satan heeft dringend verlangd u allen te mogen ziften als de tarwe; Lu 22:32 Ik heb echter voor jou gebeden dat je geloof niet zou ophouden; en jij, als je eens bekeerd bent, versterk je broeders. (TELOS)

De val kan bestaan in het weglopen en de teleurstelling, de twijfel over Jezus' messiasschap, misschien zelfs schaamte. Wanneer zij zouden zien dat hun Meester verraden werd door een uit hen en de hoofdmannen Hem bonden en wegleidden als een kwaaddoener, wil onze Heer zeggen, dat zij met zo’n schrik en vreze zullen aangedaan worden, dat elk van hen Hem zou verlaten en weglopen, om voor eigen veiligheid te zorgen, ja, dat zij zich aan dat onverwacht voorval zodanig zouden ergeren, dat zij bij zichzelf in twijfel zouden geraken of Hij de Messias was, zoals de twee discipelen, die naar Emmaüs gingen, te kennen schijnen te geven ("Wij echter hoopten dat Hij Degene was die Israel zou verlossen; maar al met al is het nu al de derde dag sinds dit is gebeurd." - Luc 24:21); en dat hun geloof in Hem zou gewankeld hebben, als Hij niet voor hen had gebeden, zoals Hij voor Petrus gedaan had. Want de leerlingen dachten tot nog toe aan niets anders dan aan een aards koninkrijk, dat zij nu meenden dat in korte tijd opgericht zou worden; maar toen de zaken zo’n keer namen, kon dat niet anders dan grote verbijstering in hen teweeg brengen. En dit zou het geval zijn, niet alleen bij een of twee van hen, maar bij allen.[1] Petrus, die beweerde nooit ten val te zullen komen en de Heer geenszins te zullen verloochenen (26:33-35), zou hem drie maal verloochenen. De discipelen geloofden de vrouwen niet die kwam getuigen dat Jezus was opgestaan. Thomas geloofde pas aan de opstanding van zijn Heer toen hij de Heer zelf zag en aanraakte. Toen stond de 'ongelovige Thomas' na zijn val zelf weer op:

Joh 20:28 Thomas antwoordde en zei tot Hem: Mijn Heer en mijn God! (TELOS)

Joh 16:20 Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u dat u zult wenen en weeklagen, maar de wereld zal zich verblijden; u zult bedroefd zijn, maar uw droefheid zal tot blijdschap worden. (TELOS)

37

Mt 26:37 En Hij nam Petrus en de twee zonen van Zebedeus mee en begon bedroefd en zeer beangst te worden. (TELOS)

Parallelplaats:

Mr 14:33  En Hij nam Petrus, Jakobus en Johannes met Zich mee. En Hij begon ontsteld en zeer beangst te worden, (Telos)

Bedroefd. Vs. 38: "zeer bedroefd". Diezelfde avond was er nog blijdschap in Hem geweest:

Joh 15:11 Dit heb Ik tot u gesproken, opdat mijn blijdschap in u is en uw blijdschap volkomen wordt. (TELOS)

Joh 17:13 Maar nu kom Ik tot U en spreek dit in de wereld, opdat zij mijn blijdschap volkomen hebben in zichzelf. (TELOS)

Zijn blijdschap werd verdrongen door droefheid, ja, grote droefheid.

Joh 12:27 Nu is mijn ziel ontroerd, en wat zal Ik zeggen? Vader, verlos Mij uit dit uur? Maar daarom ben Ik in dit uur gekomen. (Telos)

Ondanks zijn droefheid zag de Heer op de toekomstige vreugde:

Heb 12:2 terwijl wij zien op Jezus, de overste leidsman en de voleinder van het geloof, die om de vreugde die voor Hem lag, het kruis heeft verdragen, terwijl Hij de schande heeft veracht, en die is gaan zitten aan de rechterzijde van de troon van God. (TELOS)

En David zei van de Messias en zijn opstanding:

Hnd 2:28 U hebt mij de wegen van het leven bekend gemaakt; U zult mij met blijdschap vervullen bij uw aangezicht’. (TELOS)

Dat uitzicht op die vreugde, dat grote loon in de hemel, heeft Hem nooit verlaten.

Lu 6:22 Gelukkig bent u wanneer de mensen u haten en wanneer zij u uitstoten en smaden en uw naam als slecht verwerpen ter wille van de Zoon des mensen. Lu 6:23 Verblijdt u op die dag en springt op van vreugde, want zie, uw loon is groot in de hemel; want op dezelfde wijze deden hun vaderen met de profeten. (TELOS)

Ook de leerlingen zouden bedroefd worden en later weer blij:

Joh 16:20 Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u dat u zult wenen en weeklagen, maar de wereld zal zich verblijden; u zult bedroefd zijn, maar uw droefheid zal tot blijdschap worden. (...) Joh 16:22 Ook u hebt dan nu wel droefheid; maar Ik zal u weerzien en uw hart zal zich verblijden en niemand neemt uw blijdschap van u weg. (TELOS)

Zeer beangst. Vanwege de dingen die over Hem zouden komen. Zijn ontzag voor God de Vader, zijn zender, en de vreugde die vóór hem lag, deden hem echter voortgaan naar het kruis in plaats van te vluchten.

Mt 10:28 En weest niet bang voor hen die het lichaam doden maar de ziel niet kunnen doden, maar weest veeleer bang voor Hem die zowel ziel als lichaam kan verderven in de hel. (TELOS)

Zijn angst was groot, zijn droefheid ook. Want Hij begon 'zeer bedroefd' te worden, getuige het volgende vers.

38

38 Toen zei Hij tot hen: Mijn ziel is zeer bedroefd tot de dood toe; blijft hier en waakt met Mij. (Telos)  

Mijn ziel is zeer bedroefd tot de dood toe. Vs. 37, "bedroefd" . "Zeer bedroefd" en (vs. 37) "zeer beangst".

44

Mt 26:44 En Hij verliet hen, ging opnieuw weg en bad voor de derde keer, terwijl Hij opnieuw hetzelfde woord sprak. (TELOS)

De derde keer. Drie keer uitte Hij zijn benauwdheid en telkens onderwierp hij zich aan Gods wil. Hoe groot moet zijn innerlijke worsteling zijn geweest! Grote droefheid ('zeer bedroefd tot de dood toe', vs. 38), grote angst ('zeer beangst', vs. 37). Maar daarbij een grote ijver voor Gods huis.

Joh 2:17 Zijn discipelen herinnerden zich dat er geschreven staat’: De ijver voor uw huis zal mij verteren’. (TELOS)

Het was Zijn voedsel om de wil van de Vader te doen.

Joh 4:34 Jezus zei tot hen: Mijn voedsel is, dat Ik de wil doe van Hem die Mij heeft gezonden en zijn werk volbreng. (TELOS)

Voetnoot

  1. 1,0 1,1 Karl August Dächsel; F. P. L. C. van Lingen; H. van Griethuijsen, Antz. et al, Bijbel, of De geheele Heilige Schrift, bevattende al de kanonieke boeken van het Oude en Nieuwe Testament (volgens de Staten-overzetting) : met in den tekst ingelaschte verklaringen en aanmerkingen van de beroemdste godgeleerden uit alle tijden (Kampen: Bos, 1893-1901). Tekst van het is deels, onder wijziging, verwerkt.
  2. Karl August Dächsel; F. P. L. C. van Lingen; H. van Griethuijsen, Antz. et al, Bijbel, of De geheele Heilige Schrift, bevattende al de kanonieke boeken van het Oude en Nieuwe Testament (volgens de Staten-overzetting): met in den tekst ingelaschte verklaringen en aanmerkingen van de beroemdste godgeleerden uit alle tijden (Kampen: Bos, 1893-1901).
  3. Gijs van den Brink, The Gospel according to Matthew (1997).
  4. Aantekening van de Telos-vertaling.