Openbaring 10

Uit Christipedia

Openbaring 10 van de Openbaring van Johannes wordt hieronder samengevat en/of becommentarieerd. De volgende hoofdstukken zijn samengevat en/of passages ervan becommentarieerd:

Openbaring van Johannes:

Samenvatting

Een engel zet zijn voeten op de aarde en de zee. Hij roept en de zeven donderslagen spreken. Johannes neemt boekje uit diens hand en eet het op: opnieuw bittere woorden profeteren.

De engel met zijn voeten op de zee en de aarde (1-7)

1

Opb 10:1 En ik zag een andere sterke engel neerdalen uit de hemel, bekleed met een wolk, en de regenboog op zijn hoofd en zijn gezicht als de zon en zijn voeten als vuurzuilen; (TELOS)

Een andere sterke engel (10:1). Johannes had eerder een sterke engel gezien:

Opb 5:2 En ik zag een sterke engel, die met luider stem uitriep: Wie is waard het boek te openen en zijn zegels te verbreken? (TELOS)

Bekleed met een wolk (10:1). De Heer Jezus komt met de wolken (Dan. 7:13; Lu 21:27; Opb. 1:7). God hult zich soms in een wolk (Kla 3:44). God verschijnt soms in een wolk (Ex. 16:10; Lev. 16:2). Rondom Hem zijn donkere wolken (Ps. 97:2). Hij maakt van de wolken zijn wagen (Ps. 104:3). Hij kan rijden op een snelle wolk (Jes. 19:1). Dat deze engel bekleed is met een wolk, betekent niet noodzakelijk dat hij God of de Heer Jezus is. De regenboog op zijn hoofd (10:1). Een regenboog is rondom de troon van God in Opb. 4:3. Regenboog en wolken horen bij elkaar.

Ge 9:13 Mijn boog heb Ik gegeven in de wolken; die zal zijn tot een teken des verbonds tussen Mij en tussen de aarde. Ge 9:14 En het zal geschieden, als Ik wolken over de aarde brenge, dat deze boog zal gezien worden in de wolken; Ge 9:15 Dan zal Ik gedenken Mijn verbond, hetwelk is tussen Mij en tussen u, en tussen alle levende ziel van alle vlees; en de wateren zullen niet meer wezen tot een vloed, om alle vlees te verderven. Ge 9:16 Als deze boog in de wolken zal zijn, zo zal Ik hem aanzien, om te gedenken aan het eeuwig verbond tussen God en tussen alle levende ziel, van alle vlees, dat op de aarde is. (SV)

Zijn gezicht als de zon (10:1). Een (goede) engel is een lichtwezen, omdat hij hoort bij God, die het Licht is.

Hnd 12:7 En zie, een engel van de Heer kwam bij hem staan en een licht scheen in de cel;... (TELOS)

Het aangezicht van de (verheerlijkte) Heer Jezus straalt als de zon.

Mt 17:2 En Hij werd in hun bijzijn van gedaante veranderd; en zijn gezicht straalde als de zon en zijn kleren werden wit als het licht. (TELOS)

Opb 1:16 En Hij had in zijn rechterhand zeven sterren en uit zijn mond kwam een scherp, tweesnijdend zwaard, en zijn gezicht was zoals de zon schijnt in haar kracht. (TELOS)

De rechtvaardigen zullen stralen als de zon:

Mt 13:43 Dan zullen de rechtvaardigen stralen als de zon in het koninkrijk van hun Vader. Wie oren heeft om te horen, laat hij horen. (TELOS)

Dat het gezicht van de engel is als de zon, betekent niet noodzakelijk dat hij God of Jezus is. Zijn voeten als vuurzuilen (10:1). De voeten van de Heer Jezus zagen er uit als blinkend gloeiend koper.

Opb 1:15 en zijn voeten aan blinkend koper gelijk, als gloeiden zij in een oven, en zijn stem als een gedruis van vele wateren. (TELOS)

2

Opb 10:2 en hij had in zijn hand een geopend boekje. En hij zette zijn rechtervoet op de zee en zijn linker op de aarde. (TELOS)

Voeten op de zee en de aarde (10:2). Alsof hij macht heeft over de zee en de aarde. Alsof hij er aanspraak op maakt.

Opb 10:8 En de stem die ik uit de hemel had gehoord, sprak opnieuw met mij en zei: Ga heen, neem het boek dat geopend is in de hand van de engel die op de zee en de aarde staat. (TELOS)

3

Opb 10:3 En hij riep met luider stem, zoals een leeuw brult; en toen hij riep, lieten de zeven donderslagen hun stemmen horen. (TELOS)

Het brullen van een leeuw boezemt ontzag en vrees in. Zo is het roepen van de engel.

Spr 19:12 De toorn van een koning is als het brullen van een jonge leeuw, maar zijn welgevallen is als dauw op het gras. (HSV)

Am 3:8 De leeuw heeft gebruld. Wie zou niet bevreesd zijn? De Heere HEERE heeft gesproken. Wie zou niet profeteren? (HSV)

De zeven donderslagen. Vergelijk:

Opb 8:5 En de engel nam het wierookvat en vulde het met het vuur van het altaar en wierp dat op de aarde; en er kwamen donderslagen, stemmen, bliksemstralen en een aardbeving. (TELOS)

6

Opb 10:6 en zwoer bij Hem die leeft tot in alle eeuwigheid, die de hemel heeft geschapen en wat daarin is en de aarde en wat daarop is en de zee en wat daarin is, dat er geen uitstel meer zal zijn; (Telos)

Zwoer bij Hem. Dat is God of de Heer Jezus, beschouwd als de Levende en de Schepper.

Die leeft tot in alle eeuwigheid. Wordt gezegd van God en door de Heer Jezus van Zichzelf.

Opb 1:18  en de levende; en Ik ben dood geweest, en zie, Ik ben levend tot in alle eeuwigheid, en Ik heb de sleutels van de dood en de hades. (Telos)

Opb 4:9  En wanneer de levende wezens heerlijkheid en eer en dankzegging zullen geven aan Hem die op de troon zit, die leeft tot in alle eeuwigheid, (Telos)

Opb 4:10  dan zullen de vierentwintig oudsten neervallen voor Hem die op de troon zit en Hem aanbidden die leeft tot in alle eeuwigheid, en hun kronen neerwerpen voor de troon en zeggen: (Telos)

Opb 15:7  En een van de vier levende wezens gaf aan de zeven engelen zeven gouden schalen, vol met de grimmigheid van God die leeft tot in alle eeuwigheid. (Telos)

7

Opb 10:7 maar in de dagen van de stem van de zevende engel, wanneer hij zal bazuinen, zal ook de verborgenheid van God voleindigd worden, zoals Hij aan zijn slaven, de profeten, heeft verkondigd. (Telos)

In de dagen van. Ook deze tijdsaanduiding wijst erop dat de plagen elkaar in de tijd opvolgen.

Wie is deze engel? (1-7)

Sommigen zien in hem de Heer Jezus, omdat hij hoedanigheden heeft die ook van de Heer zijn gezegd:

  • bekleed met een wolk;
  • de regenboog op zijn hoofd (vgl. God op de troon);
  • zijn gezicht als de zon;
  • zijn voeten als vuurzuilen.

Bezwaren tegen deze uitleg:

1. Johannes had eerder een 'sterke engel' gezien:

Opb 5:2 En ik zag een sterke engel, die met luider stem uitriep: Wie is waard het boek te openen en zijn zegels te verbreken? (TELOS).

Ook had hij eerder een 'andere engel' gezien.

Opb 7:2 En Ik zag een andere engel opkomen van de opgang van de zon, die het zegel van de levende God had; en hij riep met luider stem tot de vier engelen wie gegeven was aan de aarde en de zee schade toe te brengen, (TELOS)

2. Engelen worden onderscheiden van de Zoon des mensen, de Heer Jezus (zie ook Hebr. 1).

Opb 14:14 En ik zag en zie, een witte wolk, en op de wolk zat iemand, de Zoon des mensen gelijk, die op zijn hoofd een gouden kroon en in zijn hand een scherpe sikkel had. Opb 14:15 En een andere engel kwam uit de tempel en riep met luider stem tot Hem die op de wolk zat: Zend uw sikkel en maai, want het uur om te maaien is gekomen, want de oogst van de aarde is overrijp geworden. (TELOS)

3. De engel zweert bij de Levende en de Schepper. Dat is een hoedanigheid van de Heer Jezus en van God. De engel heeft niet zelf die hoedanigheid.

Anderen zien in de engel dezelfde engel die in Opb. 7:2 (hierboven aangehaald) wordt genoemd. Maar deze verklaring is onvoldoende zeker.

Eten van het boek (8-10)

Opb 10:8 En de stem die ik uit de hemel had gehoord, sprak opnieuw met mij en zei: Ga heen, neem het boek dat geopend is in de hand van de engel die op de zee en de aarde staat. Opb 10:9 En ik ging tot de engel en zei tot hem mij het boekje te geven. En hij zei tot mij: Neem het en eet het op, en het zal uw buik bitter maken, maar in uw mond zal het zoet zijn als honing. Opb 10:10 En ik nam het boekje uit de hand van de engel en at het op; en het was in mijn mond zoet als honing, en toen ik het gegeten had, werd mijn buik bitter. (TELOS)

Bitter. De verwerkelijking van de woorden van God zijn bitter: de uitvoering van het oordeel, dat de wereld treft, is smartelijk.

11

Opb 10:11 En men zei tot mij: U moet opnieuw profeteren over volken en naties en talen en vele koningen. (TELOS)

Een profeet geeft de woorden van God door die hem zijn meegedeeld. Het boek bevat kennelijk de woorden van God. Want nadat Johannes het gegeten had, wordt hem opgedragen te profeteren: de woorden van God te verkondigen.