Openbaring 18

Uit Christipedia

Openbaring 18 van de Openbaring van Johannes wordt hieronder samengevat en/of becommentarieerd. De volgende hoofdstukken zijn samengevat en/of passages ervan becommentarieerd:

Openbaring van Johannes:

Samenvatting

1-3 Een andere engel verkondigt nu de val van de stad Babylon. 4-5 Een andere stem roept uit de hemel Zijn volk toe om uit Babylon te gaan. 6-8 Babylon zal worden vergolden naar haar werken. Ze zal worden verwoest. 9-10 De koningen van de aarde zullen over haar wenen. 11-16 Alsmede de kooplieden van de aarde, omdat hun handel verloren gaat. 17-19 Ook de zeelieden bedrijve. 20 Daarentegen worden de hemelbewoners en de heiligen en apostelen en profeten opgewekt tot vreugde over haar oordeel. 21-24 Een engel symboliseert de ondergang van de stad en beschrijft haar verlies en haar zonde.

1

Opb 18:1 Hierna zag ik een andere engel uit de hemel neerdalen, die grote macht had; en de aarde werd verlicht door zijn heerlijkheid. (Telos)

Een andere engel. Dit is niet de Heer Jezus, want (1) "een andere engel" duidt erop dat het een van de engelen was, en (2) deze engel wordt onderscheiden van Hem, die met een andere stem die uit de hemel spreekt van "mijn volk". God, de Heer Jezus, heeft dan een volk op aarde.

2

Opb 18:2 En hij riep met krachtige stem de woorden: Gevallen, gevallen is het grote Babylon, en het is een woonplaats van demonen en een bewaarplaats van elke onreine geest en een bewaarplaats van elke onreine en gehate vogel geworden. (TELOS)

Gevallen, gevallen is het grote Babylon. Vergelijk de eerdere verkondiging in hoofdstuk 14:

Opb 14:8 En een andere, een tweede engel volgde en zei: Gevallen, gevallen is het grote Babylon, dat van de wijn van de grimmigheid van haar hoererij alle naties heeft laten drinken. (TELOS)

Het oordeel van Babylon wordt meermalen beschreven in hoofdstuk 17 en 18.

Opb 17:16 En de tien horens die u hebt gezien en het beest, dezen zullen de hoer haten en haar eenzaam en naakt maken, en haar vlees eten en haar met vuur verbranden.

Opb 18:21 En een sterke engel hief een steen op als een grote molensteen en wierp die in de zee en zei: Zo zal de grote stad Babylon met geweld neergeworpen worden en zij zal geenszins meer gevonden worden. (TELOS)

De stad is gevallen. Zij wordt voorgesteld als een vrouw, een hoer. Ze was, geestelijk en zedelijk gezien, al gevallen, en nu zal zij stoffelijk ten val komen. Van de val van een stad kan men spreken bij de inneming of verwoesting ervan.

Woonplaats ... geworden. Onduidelijk is of zij een dergelijke duistere plaats was geworden, voordat de stad viel, of nàdat zij gevallen was. Demonen immers huizen immers van nature in plaatsen van de dood, doch ook in plaatsen van zonde; zonde doodt. Het is denkbaar dat haar lot te wijten is aan de toenemende infiltratie van boze geestelijke invloeden.

Elke onreine en gehate vogel. Men kan dit figuurlijk verstaan van onreine geesten, doch ook letterlijk (zie Reine en onreine dieren).

3

Opb 18:3 Want van de wijn van de grimmigheid van haar hoererij hebben alle naties gedronken en de koningen van de aarde hebben met haar gehoereerd en de kooplieden van de aarde zijn rijk geworden door de macht van haar weelde. (TELOS)

Grimmigheid van haar hoererij. Vergelijk:

Opb 14:8 En een andere, een tweede engel volgde en zei: Gevallen, gevallen is het grote Babylon, dat van de wijn van de grimmigheid van haar hoererij alle naties heeft laten drinken. (TELOS)

Vreemde uitdrukking. Een hoer doet zich gewoonlijk lief en aardig voor. Doch deze hoer, Babylon, heeft een grimmig hart.

Alle naties. Zie ook het aangehaalde vers 14:8 ("alle naties"). De "vele wateren" (17:1) waarop zij zit, zijn "volken en menigten en naties en talen" (17:15).

Gedronken. De vrouw heeft immers een drinkbeker in haar hand, waaruit zij te drinken geeft. Vergelijk:

Opb 17:4 En de vrouw was bekleed met purper en scharlaken en versierd met goud en edelgesteente en parels, en had een gouden drinkbeker in haar hand, vol gruwelen en de onreinheden van haar hoererij. (TELOS)

Opb 14:8 En een andere, een tweede engel volgde en zei: Gevallen, gevallen is het grote Babylon, dat van de wijn van de grimmigheid van haar hoererij alle naties heeft laten drinken. (TELOS)

Opb. 17:2 ... zij die de aarde bewonen zijn dronken geworden van de wijn van haar hoererij. (TELOS)

De koningen van de aarde. Vergelijk:

Opb 17:2 met wie de koningen van de aarde gehoereerd hebben, (TELOS)

Kooplieden van de aarde. De grote stad Babylon neemt veel goederen af. De kooplieden van de aarde verdienen veel aan de grote afnemer Babylon. Babylon heeft invloed op de politiek ("koningen") en de economie ("kooplieden"). Weelde. Haar weelde werd al getoond door haar verschijning:

Opb 17:4 En de vrouw was bekleed met purper en scharlaken en versierd met goud en edelgesteente en parels, en had een gouden drinkbeker in haar hand, vol gruwelen en de onreinheden van haar hoererij. (TELOS)

4

Opb 18:4 En ik hoorde een andere stem uit de hemel zeggen: Gaat uit van haar, mijn volk, opdat u met haar zonden geen gemeenschap hebt en opdat u van haar plagen niet ontvangt; (TELOS)

Andere stem. Van Jezus waarschijnlijk, want de stem spreekt tot "mijn volk" en van "God heeft Zich".

Gaat uit van haar. Er zijn dan blijkbaar nog heiligen, leden van Gods volk in de grote stad Babylon. De oproep heeft een toepassing vandaag de dag: gaat weg uit een groep mensen als je serieus gevaar loopt gemeenschap met hun zonden te hebben. Denk bijvoorbeeld aan zuipfeestjes van jongeren.

Mijn volk. Dat is niet de gemeente, want die vinden wij niet meer op aarde. Althans op het standpunt van het pretribulationisme. De gemeente is eerder opgenomen in de hemel. "Mijn volk" verwijst hier naar dat deel van de gelovigen die in de stad Babylon wonen.

Opdat ... en opdat. Tweeërlei doel van de afzondering, het vertrek: geen gemeenschap met haar zonden, geen plagen vanwege haar zonden. God wil zijn volk behoeden! Door deel te hebben aan zonden, maken wij ons mede verantwoordelijk en strafbaar.

5

Opb 18:5 want haar zonden zijn opgestapeld tot aan de hemel en God heeft Zich haar ongerechtigheden herinnerd. (Telos)

Zonden zijn opgestapeld tot aan de hemel. Een grote berg zonden. De maat van haar zonden is vol.

Herinnerd. God heeft kennelijk een herinneringsvermogen. Niet alles wat Hij weet, staat Hem voor ogen; maar Hij kan zich feilloos alles herinneren.

Opb 16:19  En de grote stad werd tot drie delen en de steden van de naties vielen. En het grote Babylon werd voor God in herinnering gebracht om haar de drinkbeker van de wijn van de grimmigheid van zijn toorn te geven. (Telos)

6

Opb 18:6 Vergeldt haar zoals ook zij vergolden heeft, en verdubbelt haar dubbel naar haar werken; mengt haar dubbel in de drinkbeker die zij gemengd heeft. (TELOS)

Hier hebben wij de toepassing van Gods strafrecht. Een belangrijk beginsel daarvan is wedervergelding. "Vergeldt haar zoals ook zij vergolden heeft".

Aan wie wordt de wedervergelding opgedragen? Waarschijnlijk aan de engelen, die het oordeel uitvoeren. Want in het boek Openbaring zijn het engelen die de oordelen uitvoeren. Mogelijk voeren de heiligen oordelen uit wanneer zij in het leger van Christus in deze wereld verschijnen.

Ro 16:20 De God nu van de vrede zal de satan spoedig onder uw voeten verpletteren. De genade van onze Heer Jezus Christus zij met u! (TELOS)

Mengt haar dubbel in de drinkbeker die zij gemengd heeft. Zij heeft uit haar drinkbeker te drinken gegeven. Nu gaat zij de drinkbeker van de wijn van de grimmigheid van Gods toorn drinken.

Opb 16:19  En de grote stad werd tot drie delen en de steden van de naties vielen. En het grote Babylon werd voor God in herinnering gebracht om haar de drinkbeker van de wijn van de grimmigheid van zijn toorn te geven. (Telos)

7

Opb 18:7 Naarmate zij zichzelf verheerlijkt heeft en weelderig geleefd heeft, geeft haar zoveel pijniging en rouw. Want zij zegt in haar hart: Ik zit als koningin en ben geen weduwe en zal helemaal geen rouw zien.

Zichzelf verheerlijkt. Zij heeft zichzelf gezocht, zichzelf welgedaan, zichzelf rijk gemaakt.

Weelderig geleefd heeft. Vs. 3: "de macht van haar weelde".

Opb 17:4 En de vrouw was bekleed met purper en scharlaken en versierd met goud en edelgesteente en parels, en had een gouden drinkbeker in haar hand, vol gruwelen en de onreinheden van haar hoererij. (TELOS)

Vs. 9 van ons hoofdstuk spreekt van "de koningen van de aarde die met haar gehoereerd en weelderig geleefd hebben".

Zij heeft schatten verzameld op de aarde.

Geeft haar zoveel pijniging en rouw. Een passende vergelding die bestaat in het tegendeel van weelde, vrolijkheid (vs. 20) en heerlijkheid: ellende en rouw.

Ik zit als koningin. Zelfroem. Ze "zit op vele wateren"

Opb 17:1  En een van de zeven engelen die de zeven schalen hadden, kwam en sprak met mij en zei: Kom, ik zal u tonen het oordeel over de grote hoer die op vele wateren zit, (...) Opb 17:15  En hij zei tot mij: de wateren die u hebt gezien, waarop de hoer zit, zijn volken en menigten en naties en talen. (Telos)

Ben geen weduwe. Vermoedelijk zegt zij dit, omdat zij in feite een weduwe is, maar zich niet zo voelt en evenmin als weduwe leeft. Er is een grote afval van God geweest, maar zij voelt niet dat zij van God weg is, dat zij van Hem los is, dat zij zonder Hem leeft. In Laodicea staat de Heer buiten. Blijkbaar missen zij Hem niet. Of is er een indruk van weduwschap ontstaan doordat het Beest, dat haar draagt of droeg, haar heeft verlaten? Door het Beest en de tien koningen zal zij "eenzaam" worden gemaakt.

Opb 17:16  En de tien horens die u hebt gezien en het beest, dezen zullen de hoer haten en haar eenzaam en naakt maken, en haar vlees eten en haar met vuur verbranden. (Telos)

Misschien dat zij zichzelf voorhoudt dat er nog vele andere koningen en naties zijn met wie zij contact heeft.

Geen rouw zien. Een weduwe draagt rouw over het verlies van haar man. Zij draagt geen rouw. Zij heeft (nog) zoveel om van te genieten, zij krijgt zoveel aandacht en bezoek!

8

Opb 18:8 Daarom zullen haar plagen op één dag komen: dood en rouw en honger, en met vuur zal zij verbrand worden; want sterk is [de] Heer, God, die haar geoordeeld heeft. (TELOS)

Op één dag. In een kort tijdsbestek, ja, "in één uur" is haar oordeel gekomen (vs. 10)

Dood. Zal over haar komen, die zegt geen weduwe te zijn (7). De dood zal een verschrikkelijke realiteit voor haar worden.

Rouw. "Ik zal helemaal geen rouw zien," had zij gezegd (7). Nu overvalt de rouw haar.

Honger. Een van Gods zware gerichten (zie Strafrecht van God). Zij, die weelderig geleefd, een gouden drinkbeker in haar hand hield en aan geen ding gebrek had, zal honger lijden.

Sterk is de Heer, God. Hij heeft de macht om Babylon in één dag ten onder te brengen.

God, die haar geoordeeld heeft.

Opb 19:2 Want waarachtig en rechtvaardig zijn zijn oordelen, want Hij heeft de grote hoer geoordeeld, die de aarde heeft verdorven met haar hoererij, en Hij heeft het bloed van zijn slaven van haar hand gewroken. (TELOS)

Reactie van de koningen (9-10)

9

Opb 18:9  En de koningen van de aarde die met haar gehoereerd en weelderig geleefd hebben, zullen over haar wenen en weeklagen, wanneer zij de rook van haar brand zien,  (TELOS)

De koningen der aarde die met haar gehoereerd hebben. Zie vs. 3. Vergelijk:

Opb 17:2 met wie de koningen van de aarde gehoereerd hebben, ... (TELOS)

De koningen van de aarde zijn niet gelijk aan de tien koningen van het Beest.

Weelderig geleefd. De koningen hebben gedeeld in haar weelde. Over haar weelde en weelderig leven, zie vs. 7.

Rook van haar brand. Met vuur zou "zij verbrand worden" (18:8). Zij zien dat de stad Babylon in vlammen opgaat.

10

Opb 18:10 terwijl zij uit vrees voor haar pijniging in de verte blijven staan en zeggen: Wee, wee de grote stad, Babylon, de sterke stad; want in één uur is uw oordeel gekomen. (TELOS)

Haar pijniging. Vergelijk vs. 7, waar haar pijniging wordt bevolen.

De grote stad. Zie ook vs. 19. Meerdere malen wordt zij zo genoemd, zie Babylon.

In één uur. In een zeer kort tijdsbestek. Ook de mensen op zee spreken van "in één uur is zij verwoest" (18:19). Dat uur valt binnen "één dag": op één dag zullen haar plagen (dood, rouw, honger, brand) komen (8).

Op één dag en, zo schijnt het, binnen die dag in één uur. Zo zijn de gelovigen voordien weggenomen en veranderd op een dag, op een uur van die dag, in een oogwenk van dat uur (opname van de gemeente).

Sterke stad. Behalve groot is de stad sterk. Maar God is sterker (vs. 8): "wat sterk is [de] Heer, God, die haar geoordeeld heeft" (8)

Reactie van de kooplieden (11-16)

11

Opb 18:11 En de kooplieden van de aarde wenen en treuren over haar, omdat niemand hun koopwaar meer koopt: (TELOS)

De kooplieden van de aarde. Behalve door de koningen van de aarde wordt de getroffen stad ook beweend door de kooplieden van de aarde.

Wenen en treuren over haar. Zie ook vs. 15. Niet uit mededogen, maar om het verlies dat zijzelf lijden.

12

Opb 18:12 koopwaar van goud, van zilver, van edelgesteente en van parels; van fijn linnen, van purper, van zijde en van scharlaken; allerlei welriekend hout, allerlei ivoren voorwerpen en allerlei voorwerpen van zeer kostbaar hout; van koper, van ijzer en van marmer; (Telos)

Goud. De vrouw was versierd met goud (16) en had een gouden drinkbeker in haar hand.

Opb 17:4 En de vrouw was bekleed met purper en scharlaken en versierd met goud en edelgesteente en parels, en had een gouden drinkbeker in haar hand, vol gruwelen en de onreinheden van haar hoererij. (TELOS)

Edelgesteente. De vrouw zelf was versierd met edelgesteente (16; 17:4, zie aanhaling):

Parels. De vrouw zelf was versierd met parels (17:4, zie aanhaling):

Fijn linnen. De vrouw zelf was bekleed met fijn linnen (16).

Purper. De vrouw zelf was bekleed met purper (16; 17:4, zie aanhaling):

Scharlaken. De vrouw zelf was bekleerd met scharlaken (16; 17:4, zie aanhaling).

13

Opb 18:13 kaneel, specerij, reukwerken, balsem, wierook, wijn, olie, meelbloem en tarwe; lastdieren en schapen; van paarden en wagens; van lichamen en zielen van mensen. (TELOS)

Lichamen en zielen van mensen. Dode koopwaar wordt in de opsomming gevolgd door levende koopwaar van dieren en mensen. "Lichamen en zielen van mensen" duidt misschien op slavenhandel, mensenhandel. Misschien mogen we zelfs denken aan handel in organen of andere lichaamsdelen.

14

Opb 18:14 En de vruchten die de begeerte van uw ziel waren, zijn van u geweken en al het glansrijke en blinkende is voor u verloren en men zal het geenszins meer vinden. (TELOS)

Vruchten. De goederen die zij lustte, begeerde te hebben.

Geweken... verloren. Zij is in één klap verarmd, beroofd van haar goederen. Vergelijk:

Opb 17:16 En de tien horens die u hebt gezien en het beest, dezen zullen de hoer haten en haar eenzaam en naakt maken, en haar vlees eten en haar met vuur verbranden. (TELOS)

Al het glansrijke en blinkende. Zij was versierd met goud en edelgesteente en parels, glansrijke en blinkende kostbaarheden. In haar hand had ze een gouden drinkbeker.

Opb 17:4 En de vrouw was bekleed met purper en scharlaken en versierd met goud en edelgesteente en parels, en had een gouden drinkbeker in haar hand, vol gruwelen en de onreinheden van haar hoererij. (TELOS)

Haar heerlijkheid is verdwenen.

15

Opb 18:15 De kooplieden in deze dingen, die door haar rijk geworden zijn, zullen uit vrees voor haar pijniging in de verte blijven staan, terwijl zij wenen en treuren (TELOS)

Door haar rijk geworden. "Rijk geworden door de macht van haar weelde" (3). Doordat zij hun goederen kocht.

In de verte blijven staan. Dat doen ook de koningen der aarde, uit dezelfde vrees (10).

Wenen en treuren. Zie vs. 11. De kooplieden wenen en treuren om het verlies van een grote afnemer, ze zullen grote inkomsten derven. Ook de koningen der aarde zullen wenen en treuren (9). Ook zij hebben missen het deelgenootschap van haar heerlijkheid.

16

Opb 18:16 en zeggen: Wee, wee, de grote stad, die bekleed was met fijn linnen, purper en scharlaken en versierd met goud, edelgesteente en parels; want in één uur is die zo grote rijkdom verwoest. (TELOS)

Wee, wee. Ook de koningen van de aarde hieven zo hun weeklacht aan (10):

De grote stad. De koningen voegen in hun weeklacht bij: "de sterke stad" (10). Koningen hebben meer oog voor macht en kracht.

Bekleed .... versierd. De kooplieden hebben meer oog voor de goederen waarmee zij zich bekleedt en versiert. Ook Johannes zag haar in de eerste plaats als een heerlijk beklede en versierde vrouw:

Opb 17:4 En de vrouw was bekleed met purper en scharlaken en versierd met goud en edelgesteente en parels, en had een gouden drinkbeker in haar hand, vol gruwelen en de onreinheden van haar hoererij. (TELOS)

De kooplieden spreken van een stad, die heerlijk bekleed en versierd was; Johannes spreekt van een vrouw. De vrouw symboliseert een stad. Haar heerlijkheid is die van de stad Babylon.

In één uur. Ook de koningen van de aarde constateren dat (10):

Reactie van de zeelieden (17-19)

17

Opb 18:17 En iedere stuurman en iedere zeereiziger en de zeelieden en allen die op zee hun werk hebben, bleven in de verte staan 

Bleven in de verste staan. Dat deden ook de koningen (10) en de kooplieden (15).

18

Opb 18:18 en terwijl zij de rook van haar brand zagen, riepen zij de woorden: Welke stad was aan die grote stad gelijk? (TELOS)

Rook van haar brand. Ze is met vuur verbrand (8). Ook de koningen zien "de rook van haar brand" (9)

Welke stad. Welke andere stad. Ook deze woorden tonen aan dat Babylon in de eerste plaats een stad is.

Grote stad. Ook de koningen van de aarde spreken van "de grote stad, Babylon" (10), ook de kooplieden noemen haar "de grote stad" (15). Over de grootheid van Babylon, zie Babylon.

19

Opb 18:19 En zij wierpen stof op hun hoofden en terwijl zij weenden en treurden, riepen zij de woorden: Wee, wee de grote stad, waarin allen die hun schepen op zee hadden, door haar kostbaarheid rijk werden; want in een uur is zij verwoest. (TELOS)

Weenden en treurden. De koningen "wenen en weeklagen" (18:9), de kooplieden "wenen en treuren" (18:11, 15).

Wee, wee. Ook de koningen van de aarde (18:10) en de kooplieden (18:16) roepen een dubbel "wee".

De grote stad. Vgl. vers 18.

In een uur is zij verwoest. In een zeer kort tijdsbestek. Ook de kooplieden spraken van "in één uur is uw oordeel gekomen" (18:10).

Opb 18:10 terwijl zij uit vrees voor haar pijniging in de verte blijven staan en zeggen: Wee, wee de grote stad, Babylon, de sterke stad; want in een uur is uw oordeel gekomen.

Dat uur valt binnen "één dag":

Opb 18:8 Daarom zullen haar plagen op één dag komen: dood en rouw en honger, en met vuur zal zij verbrand worden; want sterk is de Heer, God, die haar geoordeeld heeft. (TELOS)

20

Opb 18:20 Wees vrolijk over haar, hemel, en u, heiligen en apostelen en profeten, omdat God uw rechtszaak tegen haar berecht heeft. (TELOS)

Wees vrolijk over haar. Dit staat in contrast met het wenen, weeklagen en treuren bij de koningen van de aarde, de kooplieden en de zeelieden.

Hemel. Hemelbewoners.

En u. In het bijzonder u. De heiligen en apostelen en profeten hebben geleden door Babylon. Volgens de overlevering is Petrus te Rome te kruisdood gestorven. Heiligen werden onder keizer Nero te Rome als fakkels aangestoken. Johannes was een heilige, apostel en profeet die verbannen was naar het eiland Patmos.

21

Opb 18:21 En een sterke engel hief een steen op als een grote molensteen en wierp die in de zee en zei: Zo zal de grote stad Babylon met geweld neergeworpen worden en zij zal geenszins meer gevonden worden. (TELOS)

In de zee. De zee is mogelijk een zinnebeeld van de volkerenmassa. Misschien hier gebruikt om aan de geven dat de mensen haar zullen verwoesten. Het zijn immers de tien koningen die haar verwoesten.

Opb 17:16 En de tien horens die u hebt gezien en het beest, dezen zullen de hoer haten en haar eenzaam en naakt maken, en haar vlees eten en haar met vuur verbranden. Opb 17:17 Want God heeft in hun harten gegeven zijn bedoeling uit te voeren en het met enerlei bedoeling uit te voeren en hun koninkrijk aan het beest te geven, totdat de woorden van God vervuld zullen zijn. (TELOS)

Geenszins meer gevonden worden. De molensteen verdwijnt onder water, zinkt naar de bodem, verdwijnt uit beeld, is weg.

22

Opb 18:22 En geluid van harpspelers, toonkunstenaars, fluitspelers en bazuinblazers zal geenszins meer in u gehoord worden, en geen enkele beoefenaar van enige kunst zal meer in u gevonden worden, en geluid van een molen zal geenszins meer in u gehoord worden, (Telos)

De stad was rijk in gezang en muziek. Haar ondergang eindigt in doodse stilte.

En geluid van harpspelers, toonkunstenaars, fluitspelers en bazuinblazers zal geenszins meer in u gehoord worden. Wat het einde van de muziek betreft, vergelijk:

Eze 26:13 Zo zal Ik het gedeun uwer liederen doen ophouden, en het geklank uwer harpen zal niet meer gehoord worden. (SV)

Jes 24:8 De vreugde der trommelen rust; het geluid der vrolijk huppelenden houdt op, de vreugde der harp rust. (SV)

Kunst. Of ‘handwerk”[1]. De stad Rome is beroemd geworden om haar kunstwerken. Geluid van een molen zal geenszins meer in u gehoord worden. De over elkaar draaiende stenen van de molen voor koren geven veel geruis[2].

Jer 25:10 En Ik zal van hen doen vergaan de stem der vrolijkheid en de stem der vreugde, de stem des bruidegoms en de stem der bruid, het geluid der molens en het licht der lamp. (SV)

23

Opb 18:23 en lamplicht zal geenszins meer in u schijnen, en de stem van bruidegom en bruid zal geenszins meer in u gehoord worden. Want uw kooplieden waren de groten der aarde, want door uw toverij zijn alle naties misleid. (Telos)

Lamplicht zal geenszins meer in u schijnen. Behalve doodse stilte (22) heerst er ook duisternis. In het nieuwe Jeruzalem daarentegen is er licht, afkomstig van het Lam.

Opb 21:23  En de stad heeft de zon of de maan niet nodig om haar te beschijnen, want de heerlijkheid van God verlichtte haar en haar lamp is het Lam. (Telos)

Toverij. Het Griekse woord is φαρμακεια, pharmakeia, afgeleid van φαρμακευς, pharmakeus, afgeleid van pharmakon (= verdovend middel). Een pharmakeus is iemand die tovermiddelen klaarmaakt of gebruikt, een tovenaar[3]. Pharmakeia, hier vertaald door 'toverij', heeft deze betekenissen[3]: 1. het gebruik en toedienen van verdovende middelen; 2. vergiftiging; 3. tovenarij, magische kunsten, vaak gevonden in verband met dienst aan afgoden en daardoor aangemoedigd; 4. metaforisch: het bedrog en de verleidingen van afgodendienst. De toverij misleid, zelfs alle naties. De tekenen door de Valse Profeet gedaan misleiden eveneens op grote schaal (Opb. 13:14; 19:20). Mogelijk staat die toverij in verband met de wonderen van de Valse Profeet, die "grote tekenen" doet (Opb. 13:13).

Opb 13:13  En het doet grote tekenen, zodat het zelfs vuur uit de hemel laat neerdalen op de aarde ten aanschouwen van de mensen. Opb 13:14  En het misleidt hen die op de aarde wonen, door de tekenen die hem gegeven zijn te doen in tegenwoordigheid van het beest, en het zegt tot hen die op de aarde wonen, dat zij voor het beest dat de wond van het zwaard had en weer leefde, een beeld moesten maken. (Telos)

2Th 2:8  En dan zal de wetteloze geopenbaard worden, die de Heer Jezus zal verteren door de adem van zijn mond en ten niet doen door de verschijning van zijn komst; 2Th 2:9  hem, wiens komst naar de werking van de satan is met allerlei kracht en tekenen en wonderen van de leugen, 2Th 2:10  en met allerlei bedrog van de ongerechtigheid voor hen die verloren gaan, omdat zij de liefde tot de waarheid niet hebben aangenomen om behouden te worden. (Telos)

Opb 19:20  En het beest werd gegrepen en met hem de valse profeet die de tekenen in diens tegenwoordigheid had gedaan, waardoor hij hen misleidde die het merkteken van het beest ontvingen en die zijn beeld aanbaden. Levend werden deze twee geworpen in de poel van vuur die van zwavel brandt. (Telos)

24

Opb 18:24 En in haar werd gevonden het bloed van profeten en heiligen en van allen die op de aarde geslacht zijn. (Telos)

In haar. Die een stad is.

Bloed van enz.

Opb 17:6 En ik zag de vrouw dronken van het bloed van de heiligen en van het bloed van de getuigen van Jezus. En toen ik haar zag, verwonderde ik mij met grote verwondering. (TELOS)

Opb 19:2 Want waarachtig en rechtvaardig zijn zijn oordelen, want Hij heeft de grote hoer geoordeeld, die de aarde heeft verdorven met haar hoererij, en Hij heeft het bloed van zijn slaven van haar hand gewroken. (Telos)

Profeten en heiligen. Zie vs. 20. Allen die op de aarde geslacht zijn.

Opb 6:9  En toen het Lam het vijfde zegel opende, zag ik onder het altaar de zielen van hen die geslacht waren om het woord van God en om het getuigenis dat zij hadden. (Telos)

Nabeschouwing

In het vorige hoofdstuk 17 wordt Babylon voorgesteld als een overspelige vrouw. Dit is Babylon in haar godsdienstig overspelig karakter. Aan het eind van dat hoofdstuk wordt verklaard dat Babylon een grote stad is. In hoofdstuk 18 zien wij Babylon als stad.

Voetnoten

  1. Aldus een aantekening in de Telos-vertaling.
  2. Dr. ir. J. de Graaf e.a. (red.), Tekst voor Tekst; de Heilige Schrift kort verklaard en toegelicht (Boekencentrum, 1987).
  3. 3,0 3,1 Hebreeuws-Nederlands Lexicon; op basis van Strong-coderingen. Onderdeel van de Online Bible, een uitgave van Importantia. Het is gebaseerd op het Engelstalige Online Bible Hebrew-Englisch Lexicon van Larry Pierce.