Etham
Etham, ook gespeld Etam, verwijst in de Bijbel naar 1. een legerplaats van de Israëlieten in de woestijn; 2. de grot waarin Simson verbleef; 3. een dorp in Simeon; 4. een stad in Juda.
Legerplaats
Etham was de tweede rustplaats van de Israëlieten tijdens of na hun vertrek uit Egypte. Het lag ‘aan de rand van de woestijn’ (Ex. 13:20; Num. 33:6-8). Na Etham keerden zij terug naar Pi-Hachiroth (Ex. 14:2; Num. 33:7). Na de doortocht door de Schelfzee ging het volk ‘drie dagreizen de woestijn Etham in’. De locatie van Etham is onbekend.
Ex 13:20 Zo braken zij op uit Sukkoth en sloegen hun kamp op in Etham, aan de rand van de woestijn. (HSV)
Nu 33:6 Zij braken op van Sukkoth en sloegen hun kamp op in Etham, dat aan de rand van de woestijn ligt. Nu 33:7 Zij braken op van Etham en keerden terug naar Pi-Hachiroth, dat tegenover Baäl-Sefon ligt, en sloegen hun kamp op voor Migdol. Nu 33:8 Zij braken op van Pi-Hachiroth en staken over, midden door de zee, naar de woestijn; zij gingen drie dagreizen de woestijn Etham in, en sloegen hun kamp op in Mara. (HSV)
De woestijn van Etham is vermoedelijk een deel van de woestijn Sur:
Ex 15:22 Hierna deed Mozes de Israëlieten voortreizen van de Schelfzee af; en zij trokken uit tot in de woestijn Sur, en zij gingen drie dagen in de woestijn, en vonden geen water. (HSV)
De route van het volk Israël van Egypte naar Kanaän.
Rameses (vertrek 15e dag van 1e mnd) → Soekkoth → Etham → Pi-Hachiroth → door de Schelfzee → woestijn Etham of Sur → Mara → Elim → aan de Schelfzee → Woestijn Sin (aankomst 15e van 2e mnd) → Dofka → Aloesj → Rafidim → woestijn Sinaï (aankomst in de 3e mnd) → Tabera → Kibroth-Taäva → Hazeroth → woestijn Paran, Kades → omzwerving gedurende 38 jaren → Rithma → Rimmon-pereze → Libna → Rissa → Kehelatha → gebergte van Safer → Harada → Makheloth → Tachath → Tharah → Mithka → Hasmona → Moseroth → Bene-jaäkan → Hor-gidgad → Jotbatha → Abrona → Ezeon-geber → woestijn Paran, woestijn Zin, Kades → berg Hor, dood van Aäron (in 40e jaar na uittocht, 1e van de 5e maand) → Zalmona → Funon → Oboth → Ijje-Abarim, in Moab → beek Zered, overgetrokken 38 jaar na vertrek uit Kades → rivier Arnon → Beër → Mattana → Nahaliël, Dibon-Gad → Bamoth, Almon-Diblathaïm → bergen Abarim, Pisga, tegen Nebo → Hesbon → vlakke velden van Moab → ... → Kanaän (aankomst 40 jaar na uittocht). |
Rotskloof Etam
In de rotskloof van Etam vertoefde Simson, toen de Filistijnen hem gevangen wilden nemen (Richt. 15:8, 11). De plek is onbekend, maar moet ergens in het westen van Juda liggen[1]. Sommigen menen dat de rotskloof bij de stad Etam in Juda was[2].
Etam in Juda
Etam was een stad in Juda, ten zuiden van Bethlehem. Wegens haar mooie ligging was zij een geliefkoosd verblijf van Salomo. Tegelijk met Bethlehem en Tekoa werd zij door koning Rehabeam versterkt. Daar haar omstreken rijk in bronnen waren, kon een waterleiding uit de bron Etam Jeruzalem van water voorzien.
Etam in Simeon
In het erfdeel van Simeon was een stad genaamd Etam, wellicht dezelfde als Ether[3].
Bron
P.J. Gouda Quint, Woordenboek des Bijbels, inzonderheid ten gebruike bij de Statenvertaling. Haarlem: De erven F. Bohn, 1866. Tekst van het lemma 'Etam' is op 27 juli 2021 onder wijziging verwerkt.
Voetnoten
- ↑ J.J. Bimson, Encyclopedie van Bijbelse plaatsen (Kampen: Kok, 2007), s.v. Etam.
- ↑ Zo kennelijk P.J. Gouda Quint, Woordenboek des Bijbels, inzonderheid ten gebruike bij de Statenvertaling. Haarlem: De erven F. Bohn, 1866.
- ↑ P.J. Gouda Quint, Woordenboek des Bijbels, inzonderheid ten gebruike bij de Statenvertaling. Haarlem: De erven F. Bohn, 1866. S.v. Etam.