Sin
Sin, ook geschreven Zin, is de naam van twee, mogelijk drie plaatsen genoemd in het Oude Testament.
Naam. De naam Sin betekent ‘doorn’ of ‘klei’[1].
Woestijn Sin tussen Elim en Sinaï
De woestijn van Sin tussen Elim en de Sinaï is de woestijn waar zich de Israëlieten legerden, een maand nadat ze uit Egypteland waren vertrokken.
De route van het volk Israël van Egypte naar Kanaän.
Rameses (vertrek 15e dag van 1e mnd) → Soekkoth → Etham → Pi-Hachiroth → door de Schelfzee → woestijn Etham of Sur → Mara → Elim → aan de Schelfzee → Woestijn Sin (aankomst 15e van 2e mnd) → Dofka → Aloesj → Rafidim → woestijn Sinaï (aankomst in de 3e mnd) → Tabera → Kibroth-Thaäva → Hazeroth → woestijn Paran, Kades → omzwerving gedurende 38 jaren → Rithma → Rimmon-pereze → Libna → Rissa → Kehelatha → gebergte van Safer → Harada → Makheloth → Tachath → Tharah → Mithka → Hasmona → Moseroth → Bene-jaäkan → Hor-gidgad → Jotbatha → Abrona → Ezeon-geber → woestijn Paran, woestijn Zin, Kades → berg Hor, dood van Aäron (in 40e jaar na uittocht, 1e van de 5e maand) → Zalmona → Funon → Oboth → Ijje-Abarim, in Moab → beek Zered, overgetrokken 38 jaar na vertrek uit Kades → rivier Arnon → Beër → Mattana → Nahaliël, Dibon-Gad → Bamoth, Almon-Diblathaïm → bergen Abarim, Pisga, tegen Nebo → Hesbon → vlakke velden van Moab → ... → Kanaän (aankomst 40 jaar na uittocht). |
De woestijn Sin wordt in vier Schriftplaatsen genoemd: Ex. 16:1; 17:1; Num. 33:11-12.
Ex 16:1 Zij braken op uit Elim en heel de gemeenschap van de Israëlieten kwam in de woestijn Sin, die tussen Elim en de Sinaï ligt. [Dat was] op de vijftiende dag van de tweede maand nadat zij uit het land Egypte waren vertrokken. (HSV)
Ex 17:1 Daarna toog de ganse vergadering van de kinderen Israëls, naar hun dagreizen, uit de woestijn Sin, op het bevel des HEEREN, en zij legerden zich te Rafidim. Daar nu was geen water voor het volk om te drinken. (SV)
Nu 33:11 En zij verreisden van de Schelfzee, en legerden zich in de woestijn Sin. Nu 33:12 En zij verreisden uit de woestijn Sin, en zij legerden zich in Dofka. (SV)
In deze woestijn werden de Israëlieten verzadigd met kwartels en manna.
Ligging. De ligging is onbekend en hangt, gezien de aangegeven ligging tussen Elim en de Sinaï, af van de eveneens onzekere ligging van Sinaï.
Woestijn Zin aan de grens met Kanaän
De woestijn Zin ligt ten zuiden van Kanaän, vanwaar de twaalf verspieders het beloofde land verkenden.
Nu 13:21 Zij gingen op weg en verkenden het land, van de woestijn Zin tot Rehob, bij Lebo-Hamath. (HSV)
Grensgebied beloofde land. De woestijn Zin is het grensgebied van het beloofde land van Israël:
Joz 1:4 Van de woestijn en deze Libanon af tot aan de grote rivier, de rivier de Eufraat, heel het land van de Hethieten, en tot de Grote Zee, waar de zon ondergaat, zal uw gebied zijn. (HSV)
Hoedanigheid. De hoedanigheid van de woestijn wordt getekend door het gemor van de Israëlieten tegen Mozes en Aäron:
Nu 20:1 De Israëlieten kwamen in de woestijn Zin, heel de gemeenschap, in de eerste maand, en het volk bleef in Kades. Daar stierf Mirjam, en zij werd er begraven. Nu 20:2 Maar er was voor de gemeenschap geen water. Toen kwamen zij bijeen tegen Mozes en tegen Aäron. (...) Nu 20:4 En waarom hebt u de gemeente van de HEERE in deze woestijn gebracht? Om hier te sterven, wij en ons vee? (HSV)
Sin, een stad in Egypte
Sin, ook geschreven Sien[2], was een stad in het Noord-Egypte. De Egyptische naam is sun = 'vesting'. Ze is identiek met het tegenwoordige el-Farama en het vroegere Pelasium (zie kaart).
Sin wordt genoemd in Ez. 30:15-16.
Eze 30:14 En Ik zal Pathros verwoesten, en een vuur leggen in Zoan; en Ik zal gerichten oefenen in No. Eze 30:15 En Ik zal Mijn grimmigheid uitgieten over Sin, de sterkte van Egypte; en Ik zal de menigte van No uitroeien. Eze 30:16 En Ik zal een vuur in Egypte leggen; Sin zal zeer grote pijn hebben, en No zal gespleten worden, en Nof zal dagelijks zeer bang zijn. (SV)
De NBV'04-vertaling heeft in vs. 16 'Pelusium'.
Eze 30:16 Ik zal Egypte aan de vlammen prijsgeven, Pelusium zal sidderen van angst, Thebe zal worden opengereten en Memfis wordt op klaarlichte dag door de vijand ingenomen. (NBV'04)