Haggaï (boek)
Haggaï is een bijbelboek in het Oude Testament en ontleent zijn naam aan de profeet Haggaï, tot wie de woorden van God geschiedden in de dagen van koning Darius van Perzie (522-c.485 v.Chr.). Door de dienst van Haggaï wekt God het volk tot hervatting van de tempelbouw op en spreekt Hij van toekomstige heerlijkheid.
De profeet Haggai wordt genoemd ‘de bode des HEEREN’, de man die met een boodschap van God tot het volk en zijn leiders werd gezonden.
Hag 1:13 Toen sprak Haggai, de bode des HEEREN, in de boodschap des HEEREN, tot het volk, zeggende:...
De naam Haggaï betekent “de feestelijke”. Misschien drukt de naam iets uit van het heerlijke vooruitzicht dat Haggai geeft. Na een tijd van tegenspoed, gevolg van de nagelaten tempelbouw, wekt Haggai het volk op tot hervatting van de tempelbouw en kondigt hij Gods zegen en nabijheid aan. Hij geeft uitzicht op de toekomstige heerlijkheid van de tempel, de vrede die God te Jeruzalem zal geven, de messias, tot wie de heidenen zullen komen en de verhoging van de landvoogd Zerubbabel, een nakomeling van David en een voorvader van Jezus Christus.
Inhoud
Door de dienst van de profeet Haggaï wekt God de landvoogd Zerubbabel, de hogepriester Jozua en het uit de Babylonische ballingschap teruggekeerde overblijfsel van het volk op tot de nagelaten bouw van Zijn huis, de tempel. Hij zal met hen zijn en hen zegenen.
Ook kondigt God het oordeel van alle heidense koninkrijken aan. Hij geeft uitzicht op een heerlijke toekomst, waarin de tempel met heerlijkheid vervuld zal worden en de heidenen zullen komen tot ‘de Wens aller heidenen’ (d.i. de Heiland Jezus Christus).
Indeling
Het boekje kan worden ingedeeld naar de vier woorden van de HEER die tot Haggaï geschiedden.
Hagg. 1:1-2:1 Eerste woord van Jhwh door Haggai tot Zerubbabel, de vorst (landvoogd) van Juda, en tot Jozua, de hogepriester. Het volk laat de bouw van de tempel na. God spoort het volk aan tot bezinning. De opbrengst van hun arbeid is gering. Er is een droogte. De HEER onthoudt zijn aardse zegen, omdat de Joden wel werken aan hun eigen huis, maar Gods huis woest laten. God verwekt de geest van Zerubbabel en de geest van Jozua en de geest van het volk, zodat zij het huis van Jwhw bouwen.
Hag 2:2-10 Tweede woord van Jhwh. God vermaant hen sterk te zijn en te werken, want Hij is met hen, met Zijn Woord en Zijn Geest. Hij bemoedigt de Joden, die vinden dat de tweede tempel niets voorstelt, door een messiaans toekomstbeeld (beving der volkeren, heerschappij van de messias, huis van God met heerlijkheid vervuld, vrede)
Hag 2:11-20 Derde woord van Jhwh. God verklaart het volk, hun werk en hun offer onrein. Maar vanaf nu, na de eerdere tegenspoed, nu vanaf de fundering van de tempel, zal God zegenen.
Hag 2:21- einde. Vierde woord van Jhwh door Haggai tot Zerubbabel. De koninkrijken der heidenen zullen omgekeerd worden. Zerubbabel zal te dien dage als een zegelring Gods gesteld worden.
Geschiedenis
Het woord van Jhwh geschiedde tot de profeet Haggai in de dagen van koning Darius van Perzie (522-c.485 v.Chr.) en wel in het tweede jaar van diens regering (520 v.Chr). God sprak in dat jaar vier maal tot Haggai.
Haggaï behoort tot de laatste drie profeten van het Oude Testament (Haggaï, Zacharia, Maleachi), die optraden in de tijd nadat een overblijfsel der Israelieten was teruggekeerd uit de ballingschap. Haggaï en Zacharia spoorden het volk aan om door te gaan en de tempel te herbouwen.
We zullen eerst de voorgeschiedenis doornemen, dan de tijd dat de woorden van de HEER tot Haggaï kwamen en tenslotte enige feiten na Haggaï vermelden.
605 v. Chr.
In 605 v. Chr. wordt Egypte door de Babyloniers onder leiding van kroonprins Nebukadnezar II verslagen bij de Eufraat. Kort daarna wordt Nebukadnezar II koning (605-562).
In het 1e jaar van Nebukadnezar geschiedt het woord van Jhwh tot Jeremia. God voorzegt de verbanning en verwoesting van Juda, de zeventigjarige onderhorigheid aan de koning van Babel en de ondergang van het rijk van Babel.
Jer 25:8 Daarom, zo zegt de HEERE der heirscharen: Omdat gij Mijn woorden niet hebt gehoord; Jer 25:9 Ziet, Ik zal zenden, en nemen alle geslachten van het noorden, spreekt de HEERE; en tot Nebukadnezar, den koning van Babel, Mijn knecht; en zal ze brengen over dit land, en over de inwoners van hetzelve, en over al deze volken rondom; en Ik zal ze verbannen, en zal ze stellen tot een ontzetting, en tot een aanfluiting, en tot eeuwige woestheden. Jer 25:10 En Ik zal van hen doen vergaan de stem der vrolijkheid en de stem der vreugde, de stem des bruidegoms en de stem der bruid, het geluid der molens en het licht der lamp. Jer 25:11 En dit ganse land zal worden tot een woestheid, tot een ontzetting; en deze volken zullen den koning van Babel dienen zeventig jaren. Jer 25:12 Maar het zal geschieden, als de zeventig jaren vervuld zijn, [dan] zal Ik over den koning van Babel, en over dat volk, spreekt de HEERE, hun ongerechtigheid bezoeken, mitsgaders over het land der Chaldeen, en zal dat stellen tot eeuwige verwoestingen. (SV)
587/586 v. Chr.
Verwoesting van Jeruzalem en de tempel door de legers van Babel. De meeste inwoners van Jeruzalem worden weggevoerd. De 'tijden der heidenen" breken aan. Ze duren voort tot de verschijning van Jezus Christus, de Koning der koningen, in heerlijkheid.
539 v. Chr.
Val van Babylon, hoofdstad van het Babylonische rijk.
538 v. Chr,
Cyrus (Kores) de Grote, koning van Perzië, geeft, op Gods bevel, de Joden toestemming om van Babel naar Jeruzalem terug te keren en beveelt hen het huis van God (de tempel) te herbouwen.
Ezr 1:1 In het eerste jaar nu van Kores, koning van Perzie, opdat volbracht wierd het woord des HEEREN, uit den mond van Jeremia, verwekte de HEERE den geest van Kores, koning van Perzie, dat hij een stem liet doorgaan door zijn ganse koninkrijk, zelfs ook in geschrift, zeggende: Ezr 1:2 Zo zegt Kores, koning van Perzie: De HEERE, de God des hemels, heeft mij alle koninkrijken der aarde gegeven; en Hij heeft mij bevolen Hem een huis te bouwen te Jeruzalem, hetwelk in Juda is. Ezr 1:3 Wie is onder ulieden van al Zijn volk? Zijn God zij met hem, en hij trekke op naar Jeruzalem, dat in Juda is, en hij bouwe het huis des HEEREN, des Gods van Israel; Hij is de God, Die te Jeruzalem [woont]. (SV)
Cyrus verleent de meeste volken de mogelijkheid om terug te keren en hun godsdienst te beoefenen. Een geringe groep Joden, zo’n 50.000 in getal, keert terug, onder wie Haggai en Zacharia. Dit ‘overblijfsel van het volk’ (Hagg. 1:12, 2:3) richt in Jeruzalem een altaar op.
Ezr 3:2 En Jesua, de zoon van Jozadak, maakte zich op, en zijn broederen, de priesters en Zerubbabel, de zoon van Sealthiel, en zijn broederen, en zij bouwden het altaar des Gods van Israel, om daarop brandofferen te offeren, gelijk geschreven is in de wet van Mozes, den man Gods. Ezr 3:3 En zij vestigden het altaar op zijn stelling, maar met verschrikking, [die] over hen was, vanwege de volken der landen; en zij offerden daarop brandofferen den HEERE, brandofferen des morgens en des avonds. (SV)
In het tweede jaar van de terugkeer wordt het fundament van de tempel gelegd. Echter, de Joden ontmoeten tegenstand, raken ontmoedigt en de herbouw van de tempel blijft gedurende zo’n 16 jaren stilliggen.
522 v. Chr.
Darius I (Darius de Grote) wordt koning van Perzië. Hij regeert tot 485.
520 v. Chr.
In het tweede regeringsjaar van Darius I van Perzië, in de 6e maand, op de 1e dag der maand, geschiedt het woord van Jhwh tot Haggai (Hag 1:1). De boodschap is een vermaning tot Juda's vorst Zerubbabel, de hogepriester Jozua en het volk om de tempelbouw voort te zetten.
23 dagen later, in dezelfde maand (de zesde maand) van datzelfde jaar, op de 24e dag, wordt de bouw van de tempel hervat (Hag. 1:15).
Een maand na de hervatting van de nagelaten tempelbouw, in de 7e maand, op de 21e dag, geschiedt voor de tweede keer het woord van Jhwh door de dienst van Haggai (Hag 2:2) tot Zerubbabel, Jozua en het volk. God vermaant hen sterk te zijn en te werken, want Hij is met hen, met Zijn Woord en Zijn Geest. Hij bemoedigt de Joden, die vinden dat de tweede tempel niets voorstelt, door een messiaans toekomstbeeld (oordeel, heerschappij van de messias, huis van God met heerlijkheid vervuld, vrede)
In de 8e maand, geschiedt het woord van Jhwh tot Zacharia, dat de Joden tot ware bekering vermaant.
In de 9e maand, op de 24e dag, in het tweede regeringsjaar van Darius I van Perzië, is het fundament van de tempel gelegd (Hag. 2:19) en geschiedt voor de derde keer het woord van Jhwh door de dienst van Haggai (Hag. 2:11). God verklaart het volk en hun werk onrein. Maar vanaf nu, na de fundering van de tempel, zal God zegenen (Hag. 2:20).
Op dezelfde dag geschiedt het woord van God voor de vierde keer tot Haggai. Aan Zerubbabel, de vorst van Juda, wordt gezegd dat God de koninkrijken der heidenen zal tenietdoen. Te dien dage zal God Zerubbabel, dien Hij verkoren heeft, stellen als een zegelring.
In de 11e maand, op de 24e dag, geschiedt wederom het woord van Jhwh tot Zacharia en de profeet ziet gezichten. God betuigt zijn grote ijver en ontferming over Jeruzalem en over Sion. “Mijn huis zal daarin gebouwd worden” (Zach. 1:16) Jeruzalem zal talrijk worden, God zal haar beschermen en “tot heerlijkheid wezen in het midden van haar” (Zach 2:5). God roept de achtergebleven Joden in Babel om terug te keren (Zach 2:6v). In een ander gezicht ziet Zacharia de hogepriester Jozua, wiens ongerechtigheid wordt weggenomen (Zach. 3). God voorzegt ook dat zijn Knecht, de Spruit, zal komen. Op één dag zal de onrechtigheid van het land worden weggenomen (Zach 3:9). Door Zacharia spreekt God ook tot Zerubbabel, die Gods huis zal voleindigen.
515 / 516 v. Chr.
Bouw van de Tweede tempel voltooid.
458 v. Chr.
Nogmaals keert een groep Joden naar Juda terug, ditmaal onder leiding van de Schriftgeleerde Ezra.
445 v. Chr.
Nehemia krijgt verlof om Jeruzalems muren te gaan herbouwen. Ook tegen deze herbouw ontstaat tegenstand.
Jezus Christus in Haggaï
In al de Schriften van Mozes en de profeten staat iets over Jezus Christus.
Lu 24:27 En te beginnen met Mozes en alle profeten legde Hij hun uit wat in al de Schriften over Hem stond. (TELOS)
In Haggaï wordt de Heer Jezus voorgesteld als ‘de Wens van alle heidenen’ voorgesteld:
Hag 2:6 (2–7) Want alzo zegt de HEERE der heirscharen: Nog eens, een weinig [tijds] zal het zijn; en Ik zal de hemelen, en de aarde, en de zee, en het droge doen beven. Hag 2:7 (2–8) Ja, Ik zal al de heidenen doen beven, en zij zullen komen [tot] den Wens aller heidenen, en Ik zal, dit huis met heerlijkheid vervullen, zegt de HEERE der heirscharen. (SV)
Meer informatie
Johannes de Heer, Beschouwingen over de profetieën van Habakuk en Haggai.
Ger de Koning, Haggaï, Zacharia, Maleachi – Toegelicht & Toegepast 37, 38, 39. Uitgeverij Daniel, 2019, 3e druk. Pagina's: 242. Nu lezen op kingcomments.com. Download pdf van oudesporen.nl. E-book ePub-formaat. E-book Mobi-formaat. Productinfo over de papieren versie.
Engels
Ger de Koning, Haggai, Explained & Applied 37. Read now on kingcomments.com. Download pdf from oudesporen.nl. Pages: 40. E-book ePub Format. E-book Mobi Format.
Bijbelboeken | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
|
Voetnoten
- ↑ De jaartallen zijn merendeels ontleend aan Bijbels ontstaansmodel; tijdbalk Masoreten (Stichting De Oude Wereld, 2009).
- ↑ De jaartallen zijn merendeels ontleend aan Bijbels ontstaansmodel; tijdbalk Masoreten (Stichting De Oude Wereld, 2009).
- ↑ De jaartallen zijn deels ontleend aan Bijbels ontstaansmodel; tijdbalk Masoreten (Stichting De Oude Wereld, 2009).