Ezechiël 7 is een hoofdstuk van Ezechiël, een geschrift in de Bijbel, en telt 27 verzen.

Hoofdstukken van Ezechiël samengevat en/of becommentarieerd: · 1 · 2 · 3 · 4 · 5 · 6 · 7 · 8 · 9 · 10 · 11 · 12 · 13 · 14 · 15 · 16 · 17 · 18 · 19 · 20 · 21 · 22 · 23 · 24 · 25 · 26 · 27 · 28 · 29 · 30 · 31 · 32 · 33 · 34 · 35 · 36 · 38
Verzen van Ezechiël 7 becommentarieerd: · 2 · 3 · 4 · 5 · 6 · 7 · 8 · 9 · 10 · 11 · 12 · 14 · 15

Samenvatting

1- Onheilsprofetie over het land Israël, waarover het einde is gekomen, om de gruwelen van zijn inwoners.

2

2 Verder, gij mensenkind, zo zegt de Heere HEERE, van het land Israëls: Het einde is er, het einde is gekomen over de vier hoeken des lands. (SV) 

Het einde is er. Zie vs. 3, 6.

3

3 Nu is het einde over u; want Ik zal Mijn toorn tegen u zenden, en Ik zal u richten naar uw wegen, en Ik zal op u brengen al uw gruwelen. (SV) 

Nu is het einde over u. Vs. 2, 6.

Ik zal Mijn toorn tegen u zenden. Vs. 8, 12, 14.

En Ik zal u richten naar uw wegen. Vs. 8, 9.

Ik zal op u brengen al uw gruwelen. Vs. 8, 9. Vs. 4: "Ik zal uw wegen op u brengen".

4

4 En Mijn oog zal u niet verschonen, en Ik zal niet sparen; maar Ik zal uw wegen op u brengen, en uw gruwelen zullen in het midden van u zijn, en ulieden zult weten dat Ik Jahweh ben. (CP[1]) 

Mijn oog zal u niet verschonen. Vs. 9.

Ik zal niet sparen. Vs. 9.

Ik zal uw wegen op u brengen. Vs. 3: 'Ik zal op u brengen al uw gruwelen".

Uw gruwelen. Zie vs. 3, 8, 9.

En ulieden zult weten dat Ik Jahweh ben. Vs. 9.

Eze 6:7  En de verslagenen zullen in het midden van u liggen, opdat gij weet, dat Ik de HEERE ben. (SV)

5

5 Zo zegt de Heere HEERE: Een kwaad, een enig kwaad, ziet, is gekomen; (SV)

Een kwaad, een enig kwaad, is gekomen. Zie vs. 6

6

6 Een einde is er gekomen, dat einde is gekomen, het is opgewaakt tegen u; ziet, het is gekomen! (CP[1]) 

Een einde is er gekomen. Vs. 2, 3.

7

7 De morgenstond is tot u gekomen, o inwoner des lands, de tijd is gekomen, de dag der beroerte is nabij, en er is geen vreugdekreet der bergen. (CP[1]) 

De morgenstond is tot u gekomen. Die van "de dag der beroerte". Vs. 10.

De tijd is gekomen. Vs. 12.

De dag der beroerte is nabij. Vs. 12.

8

8 Nu zal Ik in kort Mijn grimmigheid over u uitgieten, en Mijn toorn tegen u volbrengen, en u richten naar uw wegen, en zal op u brengen al uw gruwelen. (SV) 

Mijn toorn tegen u volbrengen. "Ik zal mijn toorn tegen u zenden" (3). Vs. 12, 14.

En u richten naar uw wegen. Vs. 3.

En zal op u brengen al uw gruwelen. Vs. 3.

9

9 En Mijn oog zal niet verschonen, en Ik zal niet sparen; Ik zal u geven naar uw wegen, en uw gruwelen zullen in het midden van u zijn; en ulieden zult weten dat Ik Jahweh ben, Die slaat. (CP[1]) 

Mijn oog zal u niet verschonen. Vs. 4.

Ik zal niet sparen. Vs. 4.

Ik zal u geven naar uw wegen. Vs. 4

Uw gruwelen zullen in het midden van u zijn. Vs. 3, 4, 8.

Ulieden zult weten dat Ik Jahweh ben. Vs. 4.

10

10 Ziet, de dag, ziet, is gekomen, de morgenstond is voortgekomen, de roede heeft gebloeid, de hovaardij heeft gegroend. (CP[1]) 

De dag ... is gekomen. Vs. 7: "de dag der beroerte".

De morgenstond is voortgekomen. Vs. 7.

De roede. Of 'stam' (meestal) , 'staf', 'scepter'. Zie vs. 11.

11

11 Het geweld is opgerezen tot een roede der goddeloosheid; niets van hen zal [overblijven], noch van hun menigte, noch van hun gedruis, en geen klage zal over hen zijn. (SV) 

Een roede. Zie vs. 10.

12

12 De tijd is gekomen, de dag is genaderd; de koper zij niet blijde, en de verkoper bedrijve geen rouw; want een brandende toorn is over zijn gehele menigte. (CP[1]) 

De tijd is gekomen. Vs. 7.

De dag is genaderd. Vs. 7.

Een brandende toorn. Vs. 14, 3, 8.

14

14 Zij hebben met de trompet getrompet, en hebben alles bereid, maar niemand trekt ten strijde; want Mijn brandende toorn is over de gehele menigte van het [land]. (SV) 

Mijn brandende toorn. Vs. 12, 3, 8.

15

15 Het zwaard is buiten, en de pest, en de honger van binnen; die op het veld is, zal door het zwaard sterven, en die in de stad is, dien zal de honger en de pest verteren. (SV) 

Zwaard ... pest ... honger.

Eze 5:12  Een derde deel van u zal van de pestilentie sterven, en zal door honger in het midden van u te niet worden; en een derde deel zal in het zwaard vallen rondom u; en een derde deel zal Ik in alle winden verstrooien, en Ik zal het zwaard achter hen uittrekken. (...) Eze 5:17  Ja, honger en boos gedierte, die u van kinderen beroven zullen, zal Ik over u zenden; ook zal pestilentie en bloed onder u omgaan; en het zwaard zal Ik over u brengen; Ik, de HEERE, heb [het] gesproken! (SV)

Eze 6:11  Zo zegt de Heere HEERE: Sla met uw hand, en stamp met uw voet, en zeg: Ach, over alle gruwelen der boosheden van het huis Israëls; want zij zullen door het zwaard, door den honger en door de pestilentie vallen. Eze 6:12  Die verre af is, zal door de pest sterven, en die nabij is, zal door het zwaard vallen; maar die overgebleven en belegerd is, zal door honger sterven; alzo zal Ik Mijn grimmigheid tegen hen volbrengen. (SV)

Eze 12:16  Doch Ik zal van hen weinige lieden doen overblijven van het zwaard, van den honger en van de pestilentie; opdat zij al hun gruwelen vertellen onder de heidenen, waarhenen zij komen zullen, en zij zullen weten, dat Ik de HEERE ben. (SV)

Eze 14:21  Want alzo zegt de Heere HEERE: Hoeveel te meer als Ik mijn vier boze gerichten, het zwaard, en den honger, en het boze gedierte, en de pestilentie gezonden zal hebben tegen Jeruzalem, om daaruit mensen en beesten uit te roeien! (SV)

Het zwaard is buiten. Buiten de stad.

De honger van binnen. Binnen in de stad.

Voetnoot

  1. 1,0 1,1 1,2 1,3 1,4 1,5 Hertaling of vertaling door Christipedia, uitgaande van de Statenvertaling.