Ezechiël 6

Uit Christipedia

Ezechiël 6 is een hoofdstuk van Ezechiël, een geschrift in de Bijbel, en telt 14 verzen.

Hoofdstukken van Ezechiël samengevat en/of becommentarieerd: · 1 · 2 · 3 · 4 · 5 · 6 · 7 · 8 · 9 · 10 · 11 · 12 · 13 · 14 · 15 · 16 · 17 · 18 · 19 · 20 · 21 · 22 · 23 · 24 · 25 · 26 · 27 · 28 · 29 · 30 · 31 · 32 · 33 · 34 · 38
Verzen van Ezechiël 6 becommentarieerd: · 2 · 3 · 4 · 5 · 6 · 7 · 8 · 9 · 10 · 11 · 12 · 13 · 14

Samenvatting

Onheilsprofetie tegen de bergen van Israël, waar gruwelijke afgoderij wordt bedreven. Het land en zijn bewoners zullen getroffen worden door verwoesting, zwaard, honger en pest.

2

2 Mensenkind, zet uw aangezicht tegen de bergen Israëls, en profeteer tegen dezelve;  (SV) 

Tegen de bergen Israëls. Zie ook vs. 3, 13. Bergen zijn gewilde plaatsen om afgodendienst te oefenen.

3

3  En zeg: bergen Israëls, hoort het woord des Heeren HEEREN! Zo zegt de Heere HEERE tot de bergen en tot de heuvels, tot de beken en tot de dalen: Ziet, Ik, Ik breng over u het zwaard, en Ik zal uw hoogten verderven. (CP[1]) 

Bergen Israëls. Zie vs. 2, 13.

De heuvels. Ook op hoge heuvels waren afgodische altaren (13).

Ik breng over u het zwaard. zie vs. 8

Uw hoogten. Zie vs. 6.

4

4 En uw altaren zullen verwoest, en uw zonnezuilen verbroken worden; en Ik zal uw verslagenen neervellen voor het aangezicht van uw drekgoden. (CP[1]) 

Uw altaren. Vs 5, 13.

Uw zonnezuilen. Zie ook vs. 6. Het waren zuilen gewijd aan de zonnegod Baäl.[2]

Uw verslagen. Vs. 7.

Neervellen voor het aangezicht van uw drekgoden. Zie ook vs. 5. Zowel de altaren als de zuilen zouden verwoest en verbrand worden, ja ook degenen die bij die altaren offerden en zich voor die afgoden neerbogen.[2]

Uw drekgoden. Vs. 5, 6, 13.

5

5 En Ik zal de dode lichamen der kinderen Israëls voor het aangezicht hunner drekgoden leggen, en Ik zal uw beenderen rondom uw altaren strooien. (SV) 

Zie ook vs. 4.

Drekgoden. Vs. 4, 6, 13.

Uw altaren. Vs. 4, 6, 13.

6

6 In al uw woongebieden zullen de steden verwoest en de hoogten tot wildernis worden, opdat uw altaren woest en eenzaam zijn, en uw drekgoden verbroken worden en ophouden, en uw zonnezuilen afgehouwen, en uw werken uitgedelgd worden. (CP[1]) 

Verwoest... woest. Zie ook vs. 14.

De hoogten. Zie vs. 3.

Uw altaren. Vs. 4, 5.

Drekgoden. Vs. 4, 5, 13.

Zonnezuilen. Zie commentaar bij vs. 4.

7

7 En de verslagenen zullen in het midden van u liggen, opdat u weet dat Ik Jahweh ben. (CP[1]) 

De verslagenen. Vs. 4.

Opdat u weet dat Ik Jahweh ben. Zie vs. 10, 13 ,14.

8

8 Ik zal dan nog een overblijfsel laten, als gij [enigen] zult hebben, die het zwaard ontkomen onder de heidenen, wanneer gij in de landen zult verstrooid worden. (SV) 

Het zwaard. Zie vs. 2, 11.

9

9 Dan zullen uw ontkomenen Mijner gedenken onder de heidenen, waar zij gevankelijk zullen geworden zijn, omdat Ik verbroken ben door hun hoerachtig hart, dat van Mij afgeweken is, en door hun ogen, die hun drekgoden nahoereren; en zij zullen een walging aan zichzelven hebben over de boosheden, die zij in al hun gruwelen gedaan hebben. (SV) 

Omdat Ik verbroken ben. Het hebreeuwse werkwoord is שׁבר, sjabar. De werkwoordsvorm is niphal. De betekenissen zijn: 1. gebroken worden, verminkt worden, kreupel worden, vernietigd worden; 2. verpletterd worden, verdelgd worden (fig)[3].

10

10 En zij zullen weten, dat Ik de HEERE ben; Ik heb niet tevergeefs gesproken, van hun dit kwaad aan te doen. (SV) 

En zij zullen weten, dat Ik de HEERE ben. Zie vs. 7, 13, 14.

11

11 Zo zegt de Heer Jahweh: Sla met uw hand, en stamp met uw voet, en zeg: Ach, over alle gruwelen der boosheden van het huis Israëls; want zij zullen door het zwaard, door de honger en door de pest vallen. (CP[1]) 

Het zwaard. Zie vs. 2, 8.

De honger. Vs. 12.

De pest. Vs. 12.

12

12 Die verre af is, zal door de pest sterven, en die nabij is, zal door het zwaard vallen; maar die overgebleven en belegerd is, zal door honger sterven; alzo zal Ik Mijn grimmigheid tegen hen volbrengen. (SV) 

De pest. Vs. 11.

Het zwaard. Vs. 2, 8, 11.

De honger. Vs. 11.

13

13 Dan zult u weten dat Ik Jahweh ben, als hun verslagenen in het midden van hun drekgoden rondom hun altaren wezen zullen op alle hoge heuvelen, op alle toppen der bergen, en onder alle groene boom, en onder alle dichte eiken, de plaats, waar zij al hun drekgoden liefelijke reuk maakten. (CP[1]) 

Dan zult u weten dat Ik Jahweh ben. Zie vs. 7, 10, 14.

Drekgoden. zie vs. 4, 5, 6.

Hun altaren. Zie vs. 4, 5, 6.

Hoge heuvelen. Zie vs. 3.

Op alle toppen der bergen. Zie vs. 2, 3.

14

14 Daarom zal Ik Mijn hand over hen uitstrekken, en zal het land woest maken, ja, woester dan de woestijn naar Diblah heen, in al hun woongebieden; en zij zullen bevinden dat Ik Jahweh ben. (CP[1]) 

Het land woest maken. Zie ook vs. 6.

Diblah. Wordt alleen hier genoemd in de Bijbel. De naam betekent "plaats van de vijgenkoek"[3]. Sommigen denken dat de plaatsnaam fout (over)geschreven is en Riblah moet luiden. De NBG51-vertaling heeft dan ook "Ribla".

Zij zullen bevinden dat Ik Jahweh ben. Zie 7, 10, 13.

Voetnoten

  1. 1,0 1,1 1,2 1,3 1,4 1,5 1,6 Hertaling of vertaling door Christipedia, uitgaande van de Statenvertaling.
  2. 2,0 2,1 Karl August Dächsel; F. P. L. C. van Lingen; H. van Griethuijsen, Antz. et al, Bijbel, of De geheele Heilige Schrift, bevattende al de kanonieke boeken van het Oude en Nieuwe Testament (volgens de Staten-overzetting): met in den tekst ingelaschte verklaringen en aanmerkingen van de beroemdste godgeleerden uit alle tijden (Kampen: Bos, 1893-1901).  Enige tekst van het commentaar is onder wijziging verwerkt op 29 juni 2023.
  3. 3,0 3,1 Hebreeuws-Nederlands Lexicon; op basis van Strong-coderingen. Onderdeel van de Online Bible, een uitgave van Importantia. Het is gebaseerd op het Engelstalige Online Bible Hebrew-Englisch Lexicon van Larry Pierce.