Ezechiël 36

Versie door Kees Langeveld (overleg | bijdragen) op 9 mei 2024 om 08:49 (Nieuwe pagina aangemaakt met '{{Bijbelhoofdstukcommentaar|Bijbelboektitel=Ezechiël|Bijbelboekpagina=Ezechiël (boek)|Bijbelboek=Ezechiël|Aantalhoofdstukken=48|Aantalverzen=38}} == Samenvatting == ''1-9'' Ezechiël moet aan het gebergte Seïr, bergland van de Edomieten, verwoesting aanzeggen en vulling met verslagenen, omdat zij Israël steeds vijandig waren en het op de dag van zijn ondergang aan zijn vijanden overgeleverd hebben. ''10-15'' Omdat zij zich van Israëls en Juda’s land he...')
(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)

Ezechiël 36 is een hoofdstuk van Ezechiël, een geschrift in de Bijbel, en telt 38 verzen.

Hoofdstukken van Ezechiël samengevat en/of becommentarieerd: · 1 · 2 · 3 · 4 · 5 · 6 · 7 · 8 · 9 · 10 · 11 · 12 · 13 · 14 · 15 · 16 · 17 · 18 · 19 · 20 · 21 · 22 · 23 · 24 · 25 · 26 · 27 · 28 · 29 · 30 · 31 · 32 · 33 · 34 · 35 · 36 · 38
Verzen van Ezechiël 36 becommentarieerd: · 1 · 2

Samenvatting

1-9 Ezechiël moet aan het gebergte Seïr, bergland van de Edomieten, verwoesting aanzeggen en vulling met verslagenen, omdat zij Israël steeds vijandig waren en het op de dag van zijn ondergang aan zijn vijanden overgeleverd hebben. 10-15 Omdat zij zich van Israëls en Juda’s land hebben willen meester maken, zal God hen straffen. Hij heeft hun honen gehoord en zal de Seïr aandoen wat Edom met blijdschap zag dat Israël overkwam.

1

  36: 1 En u, mensenkind! profeteer tot de bergen Israëls, en zeg: U bergen Israëls! hoort een woord van Jhwh. 

Tot de bergen Israëls. De vorige profetie, van Ezechiël 25, was ook gericht tot bergen, tegen het gebergte Seïr.

2

  36: 2 Zo zegt mijn Heer Jhwh: Omdat de vijand van u zegt: Haha! zelfs de eeuwige hoogten zijn ons ten erve geworden! 

De vijand. In het bijzonder de bewoners van Seïr, Edomieten; zie vorige hoofdstuk.

Ons ten erve geworden.

  Ezechiël 35: 10 Omdat gij zegt: Die twee volken en die twee landen zullen mij geworden, en wij zullen ze erfelijk bezitten, ofschoon de HEERE daar ware;